waren. Voor dit toezigt eu beheer wordt jaarlijks niet minder clan 250,000 uitgegeven. Afzonderlijke ambtenaren zijn met dat beheer belast, die volkomen met de zaak bekend zijn. Het duin- beheer is over de Fransche kust verdeeld in 59 districten of conser- vatious, allen onder het opperbestuur van een inspecteur, die zijn verblijf houdt te la Roebelle. Overigens heeft men een onder inspecteur, een hoofdveldwachter, vijf cantonnementshoofden, 13 brigadiers, 13 veld-en 38 bosehwachters. Ten blijke van de kunde en den ijver door deze ambtenaren in het vervullen hunner betrek king aan den dag gelegd, wordt gemeld, dat ten vorigen jare twee veldwachters met gouden eereprijzen werden begiftigd, voor hunne diensten, in het aanleggen van bosschen bewezen en dat door den keizer aan den heer Leopold Javal het grootkruis van het Legioen van Eer is geschonken, voor het ontginnen tot bosch van 2800 bunders woesteu grond in de Landes. Er zijn thans te Parijn twee winkels geopend, waar men kunstmatig geteelde vischjes kan koopen. Duizend jonge palingen kosten 20 centimes en duizend forelletjes 1 franc. Een zestigjarige tamboer der nationale garde te Parijs had zijn vader bijna niet gekend. Deze had zich langer dan eene halve eeuw geleden naar lndiè begeven en zijn vrouw en kind aan hun lot overgelaten. Dezer dagen werd de tamboer bij een notaris ontboden, die hem bekend maakte dat zijn vader was overleden, en hem 35 millioen francs nagelaten had. De tamboer werd eerst een weinig bleek, wischte daarna een paar tranen af en riep eindelijk uit: „Welnu, dan zal ik mijn kalfsvellen trommel maar tegen een effecten-trommel verruilen." Men moet een ware stoïcijn wezen, om bij zulk eene gelegenheid nog eene woordspeling te kunnen uitdenken. De gemeenteraad van Coulans Frankrijkhad 600 francs beschikbaar gesteld voor de vernietiging van meikevers. Binnen weinige dagen zijn 928 kilos meikevers aan de met de uitbetaling der premiën belaste commissie ingeleverd; men gaf 10 centimes per kilo. Wanneer het crediet van 600 frs. zal zijn uitgeput, zullen er derhalve 6000 kilo meikevers minder in de gemeente Coulans zijn. Sedert korten tijd is in eenige koffijhuizen te Londen eene machine in gebruik gebragt, om bij het kaartspelen de kaarten te schudden, hetgeen door deze machine zeer wel en doelmatig wordt verrigt. Voor eenige jaren was het in Londen, door het uitbreken der garotte hoogst gevaarlijk, en in de laatste weken is weder de wereld vol van de vreeselijke tooneelen waarvan de wereldstad getuige is. In het CornJiül Magazine staan de garotten uitvoerig beschreven, opgehelderd met duidelijke platen. De eerste garotters moeten de kunst geleerd hebben op een rooverschip. Thans sluiten zich eenigen dier kunstenaars aan bij elkander, oefenen zich onder ling, en wagen zich eindelijk op de straat. De eerste, de voor hoede, heet in de dieventaal: „the front stall," de volgende: the nasty man," en eindelijk: the back stall." De leider der bende krijgt een grooter deel van de buit. Zij bespieden iemand, en als zij merken dat hij een goed, „stake," d. is geld of kostbaarheden bezit of bij zich draagt, wordt op hem gewacht. De leider slaat hein den arm om den hals en geeft hem een harden slag op het voorhoofd. Hij wordt bedwelmd en wordt terstondin de keel geknepen. Dan laat hij hem zachtkens op den grond vallen, daar een harde val hem weer bijbrengen kon. Dat is de gewone manier, maar als het om roof alleen te doen is, verbergt zich zoo'n schurk in doorgangen en op hoeken van straten en steekt hij zijn vingers in de keel van zijn offer. Een echte garotter weet terstond: of de moeite zich loonen zal, en of er koorn is op den molen, dien hij neerslaat. Als er soms iemand voorbij komt, zegt hij„dat zijn vriend daar op den grond een beetje dronken is. Vrouwen garotteren ze zelden, wat alligt nog een enkele vonk van menschelijkheid verraadt, die zelfs gloort in het gemoed van een keel-indrukker. Uit Manchester zijn onlangs 1000 personen als landverhuizers naar Nieuw-Zeeland vertrokken. In het museum van natuurlijke historie te Hamburg zijn dezer dagen volkomen gelijkende afgietsels uit gips tentoongesteld der eijeren van den vogel Aepyornis Maximus, de grootste der be kende eijeren in de geheele wereld, vervaardigd naar de originele, die zich in het Parijsche museum bevinden. Een koopman ontdekte deze soort van eijeren het eerst in 1850 op Madagascar, en wel in handen van inwoners, die ze in de aarde gevonden hadden. Van den vogel zelve zijn slechts de beenderen bekendeen levend exem plaar heeft nog niemand gezien. De twee in de ornithologische zaal tentoongestelde eijeren zijn onderscheiden van grootte en vormhet ééne ei is 1 voet 8 strepen, het andere 1 voet 5 strepen lang. De grootste omvang van het eerste bedraagt 2 voet 10 duim en 9 str. De ruimte van binnen is zoo aanmerkelijk, dat zij den inhoud van 6 eijeren van struisvogels, of 148 hoender-eijeren, of ook 50,000 kolibri-eijeren, kan bevatten. Dezer dagen ontving een te Weetien gevestigd zijde-handelaar een' met een groot zwart lak verzegelden brief. Bij de opening las hij, tot zijne verbazing, zijn doodvonnis, uitgevaardigd door de voorloopige regering te Warschau, uit te voeren met den dolk, driemaal 24 uren na de ontvangst van bedoelde kennisgeving en wel uithoofde hij zich in den jougsten tijd had bekend gemaakt door zijne anti-Poolsche gezindheid. Moeijelijk zou het zijn, den angst en de ontsteltenis te schilderen, die den algemeen geachten handelaar bevingen. Hij ijlde onmiddelijk naar het bureau van policie en vertoonde aldaar den onheilspeilenden brief. Zonder dat de policie de vrees voor kwade gevolgen zoo ver dreef als onze zijde-hahdelaar, gaf men hem den raad, om op den bepaalden dag zijne woning niet te verlaten. De handelaar, wetende dat hij de gebeurtenissen in Polen dikwerf in het openbaar met groote hevig heid had beoordeeld, duchtte het ergste en werd eindelijk door vrees derwijze overmand, dat hij geen bevel meer behoefde, om op den dag, bepaald tot ten uitvoer legging van het zoo onregelmatig gevelde vonnis, zijne woning niet te verlaten, want meer dood dan levend zag hij in zijne ontstelde verbeelding den dolk des moorde naars reeds op zijne borst. In den vroegen ochtend van den derden dag ontving hij op nieuw een brief met zwart lak verzegeld, welks inhoud beter dan alle geneesmiddelen het herstel zijner geschokte ziel bewerkte. Er werd hem toch daarbij kennis gegeven, dat de voorloopige regering het doodvonnis niet ten uitvoer zou doen leggen, maar hem gratie had geschonken, uit aanmerking van de doorgestane angst. Er behoeft niet bijgezegd, dat uien nu begreep, dat een grappenmaker zich een scherts ten zijnen opzigte had ver oorloofd, die welligt de grenzen, daaraan gesteld, wat ver overschreed. Aan eenen brief van den heer Bomlionnel, een der beroemdste leeuwendooders van Algerie, ontlecneu wij de volgende b.jzonderheden: „Op eenen avond der vorige maand was de maan door wolkeu bedekt. Ik bevond mij in een jenever-boschje, nabij de leeuwen holen, op den post, mij door mijnen vriend Chqssaiug aangewezen, die zich eene andere plaats gekozen had. Kort daarna hoorde ik de leeuwen brullen en eensklaps wierp zich een overgroote leeuw op nnjn paard, dat zich op acht stappen afstands van mij bevond; ik mikte zoo goed ik kon en mijn kogel met stalen punt deed hem op mijn paard rollen. Ik hield mij bezig met mijn geweer te her laden, toen de leeuw, onder een verschrikkelijk gehuil, zich tot nabij mijne schuilplaats voortsleepte. Daar mijn geweer te lang was, vatte ik een pistool, die in mijn gordel stak en was op het punt dezelve op zijnen kop af te schieten, toen ik plotseling een anderen grooten leeuw voor mij ontwaarde; ik legde mijn pistool op de knieën en mikte met mijn geweer op den nieuw aankomende, terwijl hij langs alle kanten rondzag; mijn kogel met stalen punt nagelde hem aan zijne plaats. Bij die tweede ontploffing rigtte de eerstgemelde leeuw zich op en verdween in het bosch. Het overige van den nacht ging stil voorbij. Bij het aanbreken van den dag kwam mijn vriend Chassaing, die mij had hooren schieten, tot mij. Wij begonnen den eersten leeuw op te zoeken, wiens bloedig spoor wij vruchteloos den ganschen dag volgden. Dit is wel ongelukkig en gij moogt ons beklagen, daar wij 53 nachten, ik op het eene en C. op het andere punt, gewaakt hadden. Eindelijk zijn wij met onzen grooten leeuw naar Batna terugge keerd, dezelve werd met groote moeite door twee muilezels vervoerd. Eerstdaags gaan wij weer nieuwe opsporingen deen, doch hopen ditmaal gelukkiger te zullen zijn." De grootste landhoeve in Illinois is die van den heer Isaac Funk, bij Bloomington, in het graafschap Mac Lean. Zij is groot 39,000 bunders, waarvan 27,000 bouwland en 12,000 weiland. De voornaamste opbrengst is maïs, die op de hoeve zelve wordt ver bruikt. Jaarlijks zendt de heer Funk voor ruim 75,000 dollars aan vee (paarden, muilezels, varkens, kalveren, schapen en ossen) naar New-York. ALLERLEI. Tot welken graad is gedurende den slaap lucht om te ademen noodig? luidt de vraag, die Delhrück in hoofdzaak op de volgende wijze beantwoordt. De volgende feiten, die iedereen kan waarnemen en waargenomen heeft, bewijzen het tegenovergestelde van hetgeen geleerden als antwoord op de vraag hebben uitgesproken door berekening der kubieke maten lucht, die voor elk ingeslapen per soon noodig zouden zijn. Men beschouwe voor alles, zegt D., de dieren, die longen bezitten en ademen als wij. Wat doet het wilde dier (leeuw, tijger, beer, enz.), wanneer zijn slaaptijd komt? Het verlaat de open lucht, trekt zich terug in het achterste gedeelte van zijn hol en berooft zich zooveel mogelijk van lucht. Wat doet onze huishond? Hij zoekt zijn hok of eenen hoek en verschuilt zijnen snuit onder zijn buik. Alle vogels, die toch steeds in de lucht leven en zoo gemakkelijk stikken, gelijk experimenten met hen onder de luchtpomp bewijzen, wat doen zij tijdens hunnen slaap? Zij trekken zich in eenigen schuilhoek terug en allen verbergen zij, het inademen van lucht vermijdende, hunnen kop in het dons onder hunne vleugels. Deze voorbeelden zou men met vele anderen kunnen vermeerderen en zoo b. v. de marmot en andere winterslapers aan voeren, die zich allen voor hunnen langen slaap verbergen, om zich voor den gevaarlijken invloed der lucht te vrijwaren. En wat doet de mensch, wanneer hij zich aan zijn instinkt kan overgeven? De groote bedgordijnen onzer voorvaderen zijn een eerste antwoord daarop. Gaan wij de kinderen na, die in een ruim, zeer luchtig vertrek slapen. Zoodra het inslapen hun om eenige reden moeijelijk valt, verbergen zij het hoofd onder het dek of onder de armen, bijna even als de vogels doen. En eindelijk de soldaat te velde, die in de open lucht moet slapen, en dien de ontelbare kubiek- meters lucht ter beschikking staan. Zoodra hij slapen wil, bedekt hij zich het hoofd. Zijn de aangevoerde feiten niet voldoende, om tot nadenken aan te sporen? De planten ademen op den dag de zuurstof uit, die zij des nachts weder inademen. Zoude nu de analogie ons niet bren gen tot het vermoeden, dat de dieren, tijdens hunnen slaap, een gedeelte inademen moeten van de lucht, die zij in wakenden toe stand uitademen? Op dertigjarigen leeftijd stelt de mensch zich meest altijd de vraag: of hij tot dusver niet als een dwaas gehandeld en geleefd heeft. Op veertigjarigen leeftijd erlangt hij daarvan de zekerheid en vormt voor de toekomst een veel beter levensplan. De uitvoering wordt evenwel van jaar tot jaar uitgesteld. Zoo bereikt hij vijftig jaar en slaat zich zeiven in het aangezigt, tot straf voor zijne besluiteloosheid. Nu echter zal hij tonnen dat hij zelfstandigheid van karakter bezit. Ilij besluit, overdenkt de zaak nog eens, besluit andermaal en sterft, even wankelmoedig, dwaas en vol gebreken, als hij ge boren werd. Hoe zou dit toch komen Daardoor, dat ieder mensch een ander sterfelijk, maar zich zelf onsterfelijk waant.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1863 | | pagina 3