DE JAMMEREN DER FRANSCHE 0YERHEERSCH1NG. DE VREK. MARKTBERIGTEN. Nederland was gewisclit uit de rij der staten van Europa. In den jare 1810 had Lodevvijk Napoleon zijn scepter als koning van Hol land moeten nederleggen en was ons vaderland bij Frankrijk inge lijfd. De keizer had gesproken, dat Holland reeds door de natuur werd aangewezen als eene provincie van Frankrijk en zijne woorden werden onvoorwaardelijk gehoorzaamd. Wie zal ze opnoemen al de jammeren, door de uitvaardiging van dit keizerlijk besluit teweeg gebragtWie zal ze allen vermelden, de nadeelen aan het land, aan de instellingen onder ons bestaande, aan de huisgezinnen be rokkend Ons bestek laat het niet toe hierover breedvoerig uit te weiden, wij stippen daarom slechts enkele bijzonderheden aan. Zoo worden in de eerste plaats vermeld de tiercering der staatsschuld, de toepassing van het continentaal stelsel, de invoering der con scriptie en de gehate policie en censuur. Ontzettend was de schuldenlast, waaronder het koningrijk Holland gebukt ging. Toch toonde zich koning Lodewijk ongezind, om tot den uitersten maatregel, een staatsbankroet, over te gaan. Men had mogen verwachten, dat de keizer, die Nederland voor een natuurlijk deel van Frankrijk verklaarde, terwijl hij de lusten van die vereeni- ging wilde genieten, ook de lasten daaruit voortvloeiende, zich getroosten zou. Bij het decreet der inlijving werd eenvoudig be paald: dat de interest van de publieke schuld niet dan voor een derde over het jaar 1810 zou worden in uitgaaf gebragt. Dit be sluit werd later, in October 1810, voor de toekomst verbindend verklaard. Verschrikkelijk waren de gevolgen, die hieruit voor een groot deel, ja, voor het gansche Nederlandsche volk voortvloeiden, daar menige fatsoenlijke familie letterlijk tot den bedelstaf werd gebragt. Des te verschrikkelijker was deze maatregel der keizerlijke rege ring bij den snellen voortgang van het verval des handels en der scheepvaart, tengevolge van het continentaal stelsel. De handel met het buitenland werd, zoowel door den oorlog met Engeland, als door het keizerlijk verbod, onmogelijk gemaakt. De keizer meende Engeland te fnuiken, .door de Europesche markten te sluiten voor de koloniale waren, door de Engelsehen aangevoerd en scheen blind te zijn voor de armoede en ellende, door het opdroogen van de voornaamste bronnen van bestaan hier te lande. De groote steden werden verlaten en vele prachtige gebou wen, in dagen van voorspoed gesticht, gesloopt. In Haarlem 500; in den Haag 644. Amsterdam alleen verloor een zevende der be volking. Hoe kan het anders, dan dat de inlijving bij Frankrijk door onze vaderen werd beschouwd als een vloek des Hemels Zwaar drukten deze rampen de bevolking ter neer, die daaren boven nog met de zoozeer gevreesde conscriptie, opschrijving voor de dienst der Eransche wapenen, werd getergd. Niemand vergelijke die dienstpligtigheid bij hetgeen thans nog onder ons als nationale militie bestaat. Onze jongelingen dragen de wapenen, ter verdedi ging van den vaderlandschen grond; te dier tijde werden ze inge lijfd bij het groote leger van Frankrijk, dat slechts dienen moest tot uitbreiding van het gebied eens dwingelands, tot voldoening aan zijne onverzadelijke eer- en beërschzucht. De pen des geschied schrijvers is niet in staat te beschrijven, hetgeen er in de familie kringen voorviel, waar een jongeling als uit den kring werd weggesleurd naar het leger -of wat wel hetzelfde mogt heeten ter slagtbank. Hoog, verbazend hoog was in dien tijd de som, die voor een remplacement werd geëischt; slechts weinigen waren in staat, op die wijze zich van de dienst vrij te koopen. Maar toch kon de dwingeland niet dulden, dat de jongelingen der aanzienlijksten in den lande, op die kostbare wijze, zich buiten de gelederen zijns legers bleven houden. Hij bedacht dus een middel, om hen daartoe te dwingen, ten einde op die wijze ook de ouders aan zijne dynastie te verbinden. Dat middel vond zijne behendige sluwheid in de oprigting der garde d'honneur, uit de jongelieden der aanzienlijkste klassen bestaande. Maar op die wijze werd de geest van tegenstand zóó algemeen, de afkeer van het Eransch bewind zóó groot, dat de overmagt des dwingelands alleen in staat kon zijn, om de uitbarsting van 's volks woede tegen te houden. Die ontevredenheid mogt zich echter niet naar buiten openbaren, want eene den keizer getrouwe policie was daar, om iedere uiting van den volksgeest gewelddadig te smoren. Eransche spionnen waarden rond in allerlei gedaanten; gemeenzame gesprekken werden afgeluisterd; het gebruik van een dubbelzinnig woord, ten kwade uitgelegd, als bedoelde men het Eransch bestuur. Terwijl de open hartige gemeenzaamheid in het verkeer hierdoor ten eenenmale vreemdeling werd, moest ook hetgeen men als lectuur in handen wilde nemen, vooraf de goedkeuring van de gehate censuur onder gaan. Elk boek moest, voor de uitgave, te Parijs worden onder zocht; de nieuwsbladen stonden onder een regtstreeksch toezigt. En, om nu tegelijk de nationaliteit des volks met wortel en tak uit te roeijen, werd de Eransche taal op alle scholen onderwezen en werden alle staatsstukken met eene Eransche vertaling er nevens vervaardigd. Volledigheid der onderwerping scheen het eenig middel om het vaster aanhalen van den reeds prangenden keten te ontgaan. Op weinige uitzonderingen na, was echter dit willig en onwillig buigen met geen gedienstig en baatzuchtig kruipen gepaard. Er was waar digheid in het lijdelijk verduren van den onvermijdelijken dwang. Het bleek, dat de nationaliteit, op wier uitroeijing men bedacht was, te dieper wortelen schoot. Het volksgevoel verhief zich, naar mate het bedreigd en aangerand werd. Vernedering, geen verlaging was er; het verlies van den volksnaam was winst voor het volks karakter, door opwekking van den vaderlandschen zin. De minister van Policie verklaarde, ten jare 1811, in zijn rapport aan den keizer: Holland is met Frankrijk niet vereenigd, noch in zeden, noch in gewoonten, noch in meeningen, noch in gevoelens." Steeds strenger werd evenwel de afsluiting van bijkans elke bron van welvaart en bestaan. De laatste levensvonken van den handel werden als verraderlijk heulen met den vijand beschouwd; de vader - landsche zeden verguisd, het land aan stelselmatige uitplundering I overgeleverdeen aanmerkelijk deel der natie tot den bedelstaf ge bragt; de kinderen aan der ouderen liefde ontrukt, om naar vreemde slagvelden te worden gesleurd. Aller goed en leven was in de hand i van den geweldenaar; en deze gaf geen uitzigt dan op een vrede van Europa, bewijs en zegel van het voltooijen der algemeene sla vernij, rampzaliger te achten dan alle rampzaligheden van den krijg. Maar -nog een weinig tijds, en een bittere ervaring zou den werelddwinger het bewijs leveren, dat er boven de hoogste magt der aarde nog een magt is, hooger en regtvaardiger dan de zijne! Ei' is geen hatelijker voorwerp op Goils aardbodem dan een vrek: ik kan dit zeggen, zonder te vreezen één enkele mijner lezers te kwetsen, want een vrek zal dit verhaaltje niet lezen, daar ben ik zeker van. Immers een vrek geeft geen geld voor het lezen uit, dat zou zondige weelde zijn. Er zijn vrekken in soorten. De echte vrek wordt als vrek geboren. Hij begint te sparen van het oogenhlik af, dat hij ter wereld komt.Vandaar, dat hij dan niet schreeuwt, gelijk andere kinderen, alleen om zijne stem te sparen. Hij neemt veel minder voedsel dan andere zuigelingen, omdat hij alle overdaad schuwt. Pap lust hij niet anders dan zonder suiker, daar dit gespaard kan worden. Als hij wat grooter wordt, toont hij eene sterke liefde voor een jasje of een hoedje van goedkoopc kwaliteit, en verkiest het hoven een dat duurder en te weelderig is. In speelgoed schept hij geen behagen, omdat dit geene noodwendige behoefte is. Snoepen doet hij nooit. Als hij van vader of moeder, van oom of tante geld krijgt, gaat het in den spaarpot en dat is het begin van het bijeenschrapen van schatten, waaraan zijn leven gewijd is. De echte vrek is matig en gierig in alles. Hij eet zijn brood droog, omdat de boter bespaard kan worden, 's Middags eet hij niet half genoeg, om nog wat voor den volgenden dag over te houden en avondmalen doet hij in het geheel niet, omdat hij vroeg naar bed gaat, om vuur en licht uit te winnen. Wordt hij eens ergens ten eten gevraagd, dan eet hij hij zijn gastheer voor twee dagen genoeg, opdat hij den volgenden dag zou kunnen vasten. Do vrek is een geboren afschaffer van sterkeu drank, niet omdat hij in den sterken drank een kwaad ziet, maar alleen, omdat die geld kost. Wijn lust hij niet, behalve wanneer hij dien voor niet kan krijgen. De vrek is de grootste bewonderaar van de spreuk: „kleed u volgens uwen staat," en daarom is hij altijd slecht gekleed en loopt hij met een gelapte broek, een kalen jas en een ouden hoed. Daarom ook draagt hij altijd een vest, dat tot aan den hals digtgeknoopt is, om geen overhemd noodig te hebben Hij kan er nooit toe besluiten, om een nieuw kleedingstuk te koopen, maar koopt ze altijd halfslect. Merkt hij, dat zijn rok al te kaal geworden is, dan laat hij dien keeren en later verwen en nog eens verwen. De echte vrek huwt zelden, omdat de vrouw op kosten van den man moet leven. W il hij er echter toe overgaan, dan neemt hij eene vrouw met geld en weet het vooraf zoo uit te rekenen, dat het hem geen geld kosten kan, al werd zijne vrouw ook nog zoo oud. De echte vrek leeft zooveel mogelijk in geheele afzondering van de wereld. Hij ontvangt nooit bezoeken, omdat die geld kosten. Schouwburgen of andere publieke vermakelijkheden bezoekt hij nooit, tenzij hij een vrij-kaartje krijgt. Op Nieuwjaarsdag en op den eersten dag der kermis is hij nooit t'huis, om geen drinkgeld te moeten geven. Als de wenschers rondkomen, dan houdt hij zich niet t'huis. Een vrek is bijna nooit ziek. Dat is, oppervlakkig beschouwd, zeer zonder ling, maar werkelijk heel natuurlijk. De vrek toch wordt, als hij onpasselijk is, door zijne gierigheid weerhouden, om een geneesheer te nemen en medicijnen te slikken; daardoor wordt zijne onpasselijkheid zelden eene ernstige ziekte. Er zijn vrekken, die zich daardoor van den echten vrek onderscheiden, dat zij in de wereld verkeeren en soms zelfs een zekeren staat voeren, maar toch in alles als gierigaards te herkennen zijn. Zij gaan vrij goed gekleed, maar besteden aan hun opschik niet meer dan hoog noodig is. Zij dragen hun zakuurwerk aan een lint, behalve dan, wan neer zij een kettingje als geschenk gekregen hebben. Zelfs als het mooi helder weder is, loopen zij over do straat met eene parapluie onder den arm, omdat hunne kleêren bederven zouden, als er een druppeltje regen op viel. Zij koopen wijnglazen van de kleinste soort en wijn van de minste kwaliteit, dien zij alleen dan drinken, als zij bezoek hebben. Als zij gasten bij zich aan tafel hebben, zetten zij hun nnehteren kalfsvleesch voor en roepen er over, dat het kalfsvleesch zoo malsch is. De soep is altijd heel waterig, groenten worden droog gestoofd en onder het gehakt is een buitengewoon groot stuk brood of beschuit en wat leverworst gekneed. Krijgt de vrek 's avonds menschcu hij zich, die blijven avondmalen, dan laat hij broodjes van twee centen bakken, om een halve cent op elk broodje te besparen. Een ander soort van vrekken zijn die, welke hunne gierigheid économie noe men en een wetenschappelijk of ook wel een wijsgeerig karakter trachten te geven aan hunne verfoeijelijke eigenschap. Zij eten uiterst weinig, omdat gulzigheid eene ondeugd is en zij drinken water, omdat dit de gezondste drank is. Zij slikken hun brood bijna droog, omdat boter galachtig is en avondmalen nooit, omdat het nadeelig is tegen den nacht te eten. Zij gaan armzalig gekleed, omdat de mensch zichzelven niet mag vergoden en nemen geene enkele uitspanning die geld kost, omdat de wijsgeer boven de ij dele vermaken der wereld verheven moet zijn. Aalmoezen geven zij nooit, omdat zij de spreuk huldigenC/iarité Ken ordonnéecommence por soi-même. ALKMAAR, 8 Junij. Aangevoerd: 1S3 Kalveren f 30 a 72, 12 Schapen f 12 a 38, 35 Varkens 36 a 42 c. per N. p. PURMERENDE, 9 Junij. Aangevoerd179 Runderen, handel iets vlugger. 135 vette Kalveren, 40 a 60 c. per N. p., handel stug. 90 nucht. Kalveren f 3 a 7, handel vlug. 73 vette Varkens, 34 a 39 c. per N. p., handel minder vlug. 2 magere Varkens, f 11 a 20, en 246 Biggen, f 3,50 a 6, handel stug. 730 Schapen en Lamme ren, handel iets vlugger. Boter S25 a 928 c. per N. p. Kaas. Aangevoerd: 195 stap. Kleine, 17 stap. Middelbare. Hoogste markt: Kleine Gras- f 29, Middelb. Hooi- f 25 per 50 N. p. Kip-Eijercu f 2,40, Eend-Eijercn f 2,60 per 100 stuks. ROTTERDAM, S Jnnij. De aanvoer van Granen was klein. Witte Tarwe 20 c. hooger vrij wel af gaande, beste f 10 a 10,40, miud. f 9 a 10, gem. f S a S,75. Rogge 10 c. hooger, f 0,60 a 7,30. Zomer- en Wiuter-Garst f 5 a 6,20. Inl. Haver 10 c. hooger, lange f 3 a 3,75, dikke f 3,90 a 4,50. Paardeb. 20 c. hooger, f G a f 6.75. Boekweit f 15 hooger, Noordbr. f 225 a 230. Blaanwe Erwten 25 e. hooger, kleine f 7,50 a 8,50, groote f 8,75 a 11,75. Witte cn Bruine Boouen 25 c. lager, Witte Zeeuwr. f 7,75 a 9, Walch. f 9 a 9,50, Bruine Zeeuws, f S a f 9,75, Walch. f 10 a 10,50. Kanariezaad pvijsh.. f S a 9,50. Meekrap met onbeduidenden handel cn geringe kooplust.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1863 | | pagina 3