ADVERTENTIËN. C A R G A L IJ S T. EENIGE KENNISGEVING. ALGEMEENE KENNISGEVING. „Zijn die dan gekomen?" vroeg onze doctor. „Met den heer Leblanc." „Dien ouden, wegens opligterij veroordeelden notaris?" „Pas op! hij kan u gemakkelijk verstaan." „De hemel beware ons!" riep Fournier, een blik naar binnen slaande en ziende, dat Tricot en zijne vrouw bezig waren, om al de kasten te ledigen, onthutst uit, „zij nemen alles weg!" „Daar hebben zij immers ook regt toe," hernam Roosje, zachtjes. „Dat zal nog te bezien staan," antwoordde Tournier, de deur openstootende en binnentredende. De ex-notaris, die juist met het uitzoeken der papieren in cenc groote brieventasch van deu overledene, die men in eciie kas had gevonden, bezig was, keerde zich om. „Houd op, mijnbeer!" riep de doctor hem toe, „dat is uw zaak niet, die stukken te onderzoeken." „Waarom niet?" vroeg de heer Leblanc. „Omdat zij de nalatenschap van deu overledene kunnen aangaan." „Welnu, voor den drommel, de nalatenschap komt ons immers toebeet Tricot hem toe. „Hoe weet gij dat?" hernam Fournier, „vader Duret kou wel eens een tes tament nagelaten hebben „Een testament!" herbaalde de boer en boerin, elkauder ontdaan aankijkende. „Is mijnbeer daar welligt houder van?" vroeg Leblanc, op een geveinsd beleefden toon. „Dat zeg ik niet," hernam de doctor, „maar de overledene beeft mij op dat punt zijne bedoeling ten stelligste verklaard." „En dan moest mijnbeer zonder twijfel zijn erfgenaam worden, niet waar?" vroeg Leblanc, niet dezelfde ironische wellevendheid. „Ik spreek van mijzelven niot, ging de doctor, wien bet rood naar de wangen vloog, voort, „maar van bet petekind van vader Duret." „Aba, ja.,., voor Roosje dus?...." viel Perrine Tricot hem vrij scherp in de rede, „de burger is dus misschien een bloedverwant van baar, of misschien wel baar zaakwaarnemer „Ik ben baar vriend, madame!" Dit hoorende, barstten de beide Tricot's in een schaterend lagchen uit. „Dan heeft mijnbeer zonder twijfel ook wel eene procuratie?" vroeg Leblanc. „Wat ik heb of niet heb, mijnbeer!" ging doctor Fournier, een regtstreeksch antwoord ontwijkende, voort, „ik heb mij vast voorgenomen, hare regten door al de mij ter hand staande middelen te doen eerbiedigen. Ofschoon een vreem deling in de wetten zijnde, zoo weet ik toch zeer goed, mijnheerdat zij in de gegevene omstandigheden eene en andere formaliteiten voorschrijven, van welke niemand zich mag ontslaan. Voor en aleer in bet bezit der erfenis van den overledene te kunnen treden, moet men eerst weten wien zij toebehoort." „En als wij ons de nalatenschap dan maar voorloopig toeeigenden," hernam de beer Leblanc, steeds met bet onderzoeken der papieren 111 de brieventasch voortgaande. „Dan zou men u rekenschap kunnen vragen wegens schending der wet." „Door middel van een pro9es, niet waar?.... maar procederen kost geld, veel geld, mijnheer de doctor! en uwe protegée zou veel moeite hebben, om de kosten van zegel—, leges- en registratie-gelden te kunnen betalen?" „Dat wil dus zeggen, dat gij van bare armoede misbruik zoudt durven te maken, om bare regten te verkrachtenriep Fournier, hoogst verontwaardigd, uit. „Wij maken er allen gebruik van, ten einde de onze te waarborgen," ant woordde Leblanc, zeer bedaard. „Welnu, dan vorder ik de uitvoering der wethernam de doctor, met geestdrift en kracht. De overledene beeft van mij medicijnen, verpleging en hulp van allerlei aard genotenals schuldeischer vau zijne nalatenschap verlang ik, dat mij de betaling van dat alles gewaarborgd worde, en eiscb tot dat einde verzegeling." Hier stiettcn de Tricot's, die hem wel al twintig maal in de rede hadden willen vallen, luide kreten uit.... „Dat zij zoo!" antwoordde Leblanc, zich met een glimlach tot den doctor wendende en aan de Tricot's een wenk gevende, om zich bedaard te houden „mijnbeer de doctor zal zich dan zeker wel in staat gesteld hebben, om ons de wettigheid van zijne pretentie te bewijzen? Eu bij zal ons ook met zijn boek voor de visites, de recu's voor zijne verplegingskosten en de schriftelijke bewijzen voor zijne medicijnen weten te leveren!" „Zulke voorzorgen neemt een geneesheer nooit bij zijne zieken, mijnheer!', hernam Fournier, verlegen; maar gij kunt 't aan mejufvrouw Roosje vragen." „Daar hebt gij gelijk in," antwoordde Leblanc, glimlagchcndegij getuigt voor hem, en zij zal voor u getuigen, dit is niet meer dan wederzijdsche bil lijkheid. Jammer maar, dat de regtbanlc zieh met die uitingen van deelneming of dankbaarheid niet zal laten om den tuin leidenMijnheer de doctor zal ons wel gelieven te vergunnen, de regten, die wij, uit kraebte van bloedverwant schap, bezitten, uit te oefenen, tot zoolang als bij ons de zijne wettiglijk zal hebben doen blijken." „Ja, ja!" schreeuwde Tricot, wiens tot biertoe onderdrukte woede niet weinig toegenomen was, „eu omdat den burger een liefhebber van processen is, zal men hem daartoe overvloedige stof toe leveren." „Hem en zijne protegée!" liet Perrine er op volgen. „Men zal bun b. v. beiden vragen, waar neef Duret zijne spaarpenningen geborgen heeft...." „Wat bij met zijn zilverwerk beeft gedaan; want ik heb gezien, dat bij dat heeft." „En daar zij alleen in huis waren, toen onze neef zijne oogen gesloten heeft, zullen zij hetgeen er gemist wordt wel moeten teruggeven." „Ellendigenriep Fournier, buiten zichzelven van woede bij die infame beschuldiging, en liep met gebalde vuist op Tricot toe. Roosje, die juist in de kamer kwam, wierp zich tusschenbeidc. „Laat hem maar!.... laat hem begaan!" schreeuwde Tricot, die inmiddels een bij toeval daar staanden asschop gegrepen liad. ,,'t Is wel eens pleizierig, een burger de huid bont en blaauw te slaan en zijn fijnen lakenschen rok eens lrisch uit te kloppen. Men moet hem niet tegenhouden." „En gij, indringster! pas gij voor uzclven maar op!" voegde Perrine, het jonge meisje met bare vuisten dreigende, toe„als gij onder mijne knuisten komt, zult gij er van lusten, dat verzeker ik u." „Och kom, in Gods naam!" mompelde Roosje en trachtte den geneesheer met geweld met zich mcê te slepen. Een oogenblik aarzelde hij, maar wierp, na ten laatste zichzelven meester geworden te zijn, een blik vau diepe verachting op zijne belecdigcrs en volgde het meisje buiten do woning. Aan de deur van het paviljoen bleven zij eerst stilstaan. „Ach, mijnheer!" zeide Roosje toen, bare banden vouwende cu bare rood geschreide oogen naar Fournier opheffende, „vergeef mij, hetgeen gij om mij hebt moeten en willen uitstaanvergeef mij en ontvang mijn dankEen arm meisje, zoo als ik, heeft nooit kans de haar bewezen diensten te vergelden. Houd u echter ver zekerd, dat ik ze ten minste zoo lang als ik leef zal gedenken." „En wat zult gij nu doen, wat zal er in 't vervolg van u worden, Roosje?" vroeg de jongman, aangedaan. „Dat weet ik nog niet, mijnbeer!" gaf zij hem ten antwoord; van daag ben ik zoo bedroefd, dat ik nergens aan kan denken. Ik wil wachten tot morgen, om wat moed te scheppenonze winkelierster zal mij dezen nacht w el opne men en dan.... welnu, dan.... blijft God mij altoos nog over!" Fournier drukte haar stilzwijgend dc band, welke handdruk zij fiaauwtjes beantwoordde, hem een welmeenend „goeden avond!" toclispelcnde en vertrok. Zijn hart was vervuld van verontwaardiging. Te buis gekomen, begon bij met versnelde treden zijne kamer op en lieer te loopen en vroeg zichzelven te vergeefs, door welk middel hij die arme wceze, die hem zoo even bad ver laten, te hulp kou komen. Als vader Duret werkelijk een testament nagelaten had, viel er wel geeuszius aan te twijfelen, of Leblanc en de Tricots zouden dit wel uit den weg geruimd hebben. Maar, hoe dit bedrog te bewijzen? au een anderen kant weer kon dat testament de aandacht der belanghebbenden tot dusverre ook nog wel zijn ontgaan, want de woorden van den overledene ver oorloofden hem, te gelooven, dat bij 't verborgen had. Ilij had er op gepocht, Roosje haar deel te hebben gemaakt, en aanbevolen, bet te zoeken.... Maar daar waren zijne ontdekkingen en inlichtingen ook bij geblevende dood bad hem belet er meer van te zeggen. Door eene koortsachtige spanning verbit, verloor onze jongman zich zelve in allerlei gissingen. De avondschemering was reeds gevallen, en hij bad, even als in den aanvang van dit verhaal, met zijn voorhoofd tegen de glasruiten leu nende, den neef en nicht van den overledene, benevens bun raadsman, met de papieren en de kostbaarste voorwerpen ter deur zien uitgaan. Bij toeval zijne blikken op de verlaten woning, de ledige binnenplaats eu deu baveloozen tuin werpende, viel zijn oog eensklaps op een aan bet eind van den tuin tegen een met de bouwvallen van een kruis prijkendeu vervallen pnt. Dit gezigt bragt hem onmiddellijk de laatste door vader Duret uitgesproken woorden: in een tuin.... achter den put.... bij de kolom!.... te binnen, 't Was alsof er eene lichtstraal voor liem opging. Daar moest bet geheim van den overledene te vinden zijn Door een dier plotselinge invallen, die veel van eene ingeving hebben, aan gemoedigd, begaf hij zich in allerijl naar buiten, liep de binnenplaats over, w ist met eenige inspanning de tuindeur open te krijgen, en kwam bij den put. Do half ingestortte mond vertoonde bier en daar groote, met stukken pleister kalk opgevulde scheuren, welke bij in den beginne naauwkeurig onderzocht en trachtte te peilen; maar nergens kon bij iets ontdekken. Het achterste ge deelte van den put, onder het overblijfsel van den kolom, die voorheen de kornis gedragen bad, was juist de eenige plek, die geen enkel ledig vak ver toonde: daar scheen de zorgvuldig bestreken steen nog niets van zijne oor spronkelijke vastheid verloren te hebben. Na twee of drie malen den mond te zijn rondgegaan, en de uiterste pogingen te hebben aangewend, om den put van binnen en van buiten naauwkeurig te onderzoeken, begou Fournier zich over zijne ligtgeloovigheid te schamen. Hoe bad hij zich ook aan dat roma neske denkbeeld van een in een ouden muur verborgen schat kunnen hechten, en de laatste door een stervende gestamelde woorden voor eene deugdelijke aanwijzing kunnen houden? Hij wierp dus, zijne schouders ophalende, een laat- sten blik vau teleurstelling op den put, eu nam den terugtogt naar zijn pavil joen weêr aan. (Vervolg en slot hierna MARKTBERIGTEN. ALKMAAR, 27 Julij. Aangevoerd: 1 Koe, f 180. 106 KalvereD, f 22 a 58. 172 Schapen, f 10 a f 24. 45 Varkens, 34 a 40 c. per N. p. PURMERENDE, 28 Julij. Aangevoerd: 77 Runderen. 162 vette Kalveren, 40 a 60 c. per N. p. 25 nuchtere dito, f 3 a 10 per stuk. 71 vette Varkens, 38 a 42 c. per Ned. p. alles met vlugge handel. 5 mag. dito, f 10 a 17 en 113 Biggen, f 3 a 6 per stuk, handel stug. 786 Schapen en Lamineren, handel zeer flaauw. Boter 85 c. a f 1 per N. p. Kaas, 130 stapels Kleine en 5 Middelbare, hoogste markt: kleine Gras f 25, 2 stap. f 25,25, middelb. f 24,50. Kip-Eijercn f 2,50, Eend- Eijeren f 2,75 per 100 stuks. ROTTERDAM, 27 Jnlij. Witte Tarwe 10 c. hooger, beste f 10,50 a 10,75, mind. f 9 a 10, gem. f 8 a f 8,50. Rogge als voren f 6,S0 a 7,30. Winter Garst 10 c. lager, beste f 6 a f 6,25, mind. f 4,90 a 5,80. Inl. Haver als voren, lange f 3 a 3,80, korte f 4 a 4,60. Noordbr. Boekweit f 5 hooger f 225. Kanariezaad prijsh. f 7 a f 10,50. Koolzaad, Zeeuwscb gest. f 72 a 73, zakm. f 69 a 73, Overm. f 76 a f 71, VI. gest. f 73, Flakk. f 65 a 71. Meekrap tot vaste prijs verhandeld. SCHIEDAM, 28 Julij. Jenever f 18,Amst. proef f 19.25. Moutwijn f 12.50. LONDEN, 27 Julij. Heden waren ter VEE-markt aangevoerd: 5130 Runderen, 28760 Schapen. 381 Kalveren en 360 Varkens. De prijs der Runderen was 4 sh. 10 d., van Schapen 5 sh. 0 d., van Kalveren 4 sb. 6 d. en van Varkens 4 sh. 6 d. De prijzen der laatste markt waren; Runderen 5 sb. 0 d., Seliapeu 5 sh. 6 d., Kalveren 4 sh. C d. en Varkens 4 sh. 6 d. AFLOOP DER VEILITvQ, gehouden op Maandag 27 Julij 1863, in het lokaal Tivoli. Galjootschip Geschcistervarende onder Hamburger vlag, 1675. Van Veen van der Meulen. Aangekomen van 2529 Julij ter losplaats HELDER, om aldaar te lossen, de volgende schepen, gekomen van: DANZÏG. Jacoba Lucretia, H.A.Maas. Lading Hout. HubertJaus&C., teHarlingen. CHRISTIANIA. Durango, Th. Astrup. Lading Hout. HubertJans&C., teHarlingen. Ondertrouwd FRANCOIS HAVERSCI1MIDT, Predikant aan den Helder, EN JACOBA JOHANNA MARIA OSTI. Utrecht, 23 Julij 1863. Getrouwd Mr. IvAREL NICOLAAS ZUR MUHLEN EN JOHANNA MAGDALENA LOÜISE BREVET. Nieuwediep, 29 Julij 1863. Heden heeft het den Almagtige behaagd onze derde O o C? Lieveling, FREDERIKA, in welks bezit wij or.s slechts 45 dagen raogten verheugen, van onze zijde weg te rukken. Alleen de hoop op een zalig wederzien, doet ons in Gods wijzen wil berusten. Nieuwediep, 28 Julij 1863. P. VAN TWISK. A. VAN TWISK, gel). VAN DlJKHORST

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1863 | | pagina 3