BUITENLAND.
DE ROEMRIJKE DAGEN VAN NEDERLANDS
BEVRIJDING IN NOVEMBER 1813.
Ken monument, even goed geplaatst in 's kouiugs paleis en iu de vorstelijke
woningen onzer aanzienlijken, als in. liet huis van elkeen, die de stoffelijke en
zedelijke voordcelen mag genieten onzer vrijheid onder Oranje.
Dit gegeven, zoo bezwaarlijk op te lossen, is door de Kunst en Industrie
onzer eeuw verwezenlijkt, 't Is ecne voorstelling in metaal: de aankomst van
prins Willem I te Scheceningen, naar eeuc originele teekcniug van 't jaar 1813.
Boven deze voorstelling prijkt liet Neêrlaudsche wapen, ter zijde daarvan de
wapenschilden van het vorstelijk stamhuis Oranje-Nassau, daaronder als devies
Geen Nederland zonder Oranje. De namen van van Hogendorp, van der Dtiyu
van .Maasdam, van Limburg Stirum, Fulck en Keinptr staan in 't ronde, en
het onderschrift is het 3de vers van Psalm 126: „De Deere heeft yroute din
gen bij omi gedaandies zijn wij verblijd," welk woord de tekst w as der eerste
Leerrede, die iu 'z Graven/lage, na de aankomst van prins Willem, gehouden werd.
Is deze voorstelling in metaal eene herinnering aan het verleden, zij getuigt
tevens voor het heden, van grooten vooruitgang iu de Nederlandsche volksvlijt.
Voor 50 jaar toch was het even onuitvoerbaar als oudeukboar een dergelijk ge-
denkteeken te vervaardigen, door den zeer billijken prijs verkrijgbaar voor zoo velen.
Het denkbeeld en het model zijn wij verschuldigd aan de Kouinkl. Nederl.
Fabriek van Gouden eu Zilveren werken te Doorschoten, de uitvoering aan den
heer L. J. S. van Kempen, te 'sllage, onlangs op de „Nationale Tentoonstelling
van metalen en daaruit vervaardigde voorwei pen," bekroond met de Zilveren medaille
voor zijne kunstproducten iu metaal, verkregen dooreen Electro-G'hemisch proces.
ZooJra mogelijk wordt eene Naamlijst der Inteekenaars opgemaakt, die aan
elk hunner gratis zal worden toegezonden."
Wij juichen deze nieuwe onderneming van den heer Sythoff van liarte toe en
vinden het deukheeld regt Nationaal. Aan de goede uitvoering twijfelen wij wel
niet, nu zulke bekeude namen daarvoor ten waarborg zijn; maar wij vernemen
daarenboven, dat de geleverde proeven de verwachting overtreffen. Ieder drage er
toe bij om deze gelukkige gedachte tot eene welgelukte onderneming te maken.
Men schrijft ons van Texel, dd. 12 November:
„Allerwege en vooral aan het hoofddorp, den Burg, ziet men hier
toebereidselen maken voor de feestviering op a. s. Dingsdag, ter
gelegenheid van de herdenking der 50jarige verlossing en herstelling
van Nederland.
Het laat zich aanzien, dat de feesten een regt vaderlandsch ka
rakter zullen hebben. Als inleiding zal er op Maandag in alle
scholen dezer gemeente feest gevierd wordende gemeenteraad heeft
daarvoor 150 beschikbaar gesteld. I)e jeugd zal dus voorgaan
om alles in feestelijke stemming te brengen."
Men schrijft ons van het Oude Schild op Texel, dd. 14 dezer:
„Dat dezelfde vaderlandsliefde van weleer nog in het hart zetelt
der ouden van dagen, hiervan strekt ten bewijze, dat JOHANNES
BAAS, gepensioneerd zeeloods, woonachtig te Nieuicediep, doch te
Oude Schild op Texel geboren, aan heeren kerkvoogden der Her
vormde Gemeente zijner' geboorteplaats de gunst verzocht heeft, om
op den 17 dezer c e vlag op den kerktoren aldaar te mogen plaatsen,
even als hij voor 50 jaien deed. toen de naburige Schans nog door
den algemeenen vijand was bezet en vijandelijke oorlogschepen nog
voor die plaats geankerd lagen.
Dat verzoek werd dan ook terstond aan den vaderlandslievenden
grijsaard volgaarne toegestaan."
De feestdag van den 17 dezer zal te Alkmaar op waardige
wijze worden geopend. Hannes Douwes, die in 1813, zonder per
missie van den burgemeester, de vlag op den toren heesch, zal nu,
vijftig jaren later, des morgens ten 8 ure, dat met voorkennis van
Z. E. A. doen, welke handeling door muziekuitvoering en zang zal
worden begeleid, terwijl bij die gelegenheid tevens eene hem ver
leende gratificatie zal worden uitgereikt. De heer Mr. W. van der
Kaaij zal in de Kapelkerk eene rede voor het volk houdeu, en
voorts zullen op dien dag volksvermakelijkheden en illuminatie
plaats hebben, terwijl er eene parade der schutterij en eene gecos-
tumeerde optogt, zinspelende op den feestdag, in verband met onze
geschiedenis, enz., zal gehouden worden. Overigens zullen de weezen
en schoolkinderen van stadswege worden onthaald, waartoe aan
bestuurders en onderwijzers het noodige zal worden verstrekt.
Men leest in het Nieuw Dagblad van 's Gravenhage
„Men vraagt ons van alle zijden: wat zal gebeuren als het Dings
dag regent of slecht weêr is?
Wat gebeuren zal?
De plegtiglieid in het Willemspark zal evenzeer plaats hebben.
De gansche Koninklijke familie, het corps diplomatique, de Staten-
Generaal, de Ministers: allen zullen, ondanks onverhoopt slecht
weder, geen oogenblik aarzelen de herdenking van het feit onzer
onafhankelijkheid te vieren onder Gods blooten Hemel, als onder
het onmiddellijk Oog van Hem, die de leider is van Volken en
Vorsten.
Ook buiten 's lands weerhoudt slecht weder de feestviering niet
van groote gebeurtenissen in de open lucht. Onlangs werd in
Engeland een standbeeld onthuld voor den ontslapen Prins-Gemaal.
Het regende als met emmers uit den Hemel; en toch Engelands
Koningin, hoezeer in gezondheid geschokt, het gansche Koninklijke
Huis, de Ministers het Parlement, een onafzienbare menigte volks
woonden de plegtiglieid bij, en begroetten het hoofdmoment der
feestviering met ontblooten hoofde en zonder parapluien, die strikt
verboden waren. Men kan in een der laatste nommers van de
lllustraled London News dit feit zien beschreven en in een plaat
aanschouwlijk voorgesteld.
Voorzeker, duizenden en duizenden smeeken van den Hemel
gunstig weder af voor de plegtiglieid van Dingsdag; maar indien
het anders ware, wij hopen en gelooven, dat niemand zich daardoor
zou laten weerhouden tot deelneming aan eene handeling, die be
stemd is, een altijd gedenkwaardig rustpunt in onze vaderlandsche
historie uit te maken."
„Omtrent de plegtigheid van het leggen van den eersten steen
van het in 't Willemspark op te rigten monument, gewijd aan de
herinnering der heugelijke gebeurtenissen van 1813, is in het pro
gramma o. a. het volgende vastgesteld: Ten 12 ure wordt de feest-
tribune in het Willemspark geopend. Ten half een ure ontvangt de
Hoofdcommissie haren voorzitter, Z. K. H. prins Frederik en worden
de strijders van 1813 en de nazaten van hen, die aan de vestiging
der nieuwe orde van zaken regtstrceks aandeel hadden, aan Z. K.
H. voorgesteld Z. M. de koning, de koningin en de overige leden
van het koninklijk huis komen ten 1 uur. Onmiddellijk na HDs.
j komst wordt het eerste gedeelte van de feestcantate aangeheven,
Daarna betreedt prof. van Oosterzce het spreekgestoelte. Wanneer
j dit door Z. H. Gel. verlaten is, valt het koor in met het tweede
i gedeelte der feestcantate. Daarop grijpt de plegtigheid van het leggen
van den eersten steen plaats. Prinses Maria zal Z. M. het zilveren tru
weel aanbieden. Na afloop valt het koor in met het Volkslied. De
feestredenaar, de dichter en de componist der cantate zullen aan
Z. M. voorgesteld worden. De kinderen der weeshuizen, de werk
lieden en liet garnizoen zullen voor Z. M. defileren. Een salvo
van 21 kanonschoten en fanfares verkondigen den afloop der
plegtigheid.
Den 11 dezer had aan liet Ministerie van Marine, ten behoeve
der directie der Marine te Willemsoord, plaats de aanbesteding van
200,000 pond maatkolen. Er was 1 biljet ingekomen. Inschrij
ver was de lieer C Berghuijs, te Nieuwediep, voor de som van
16.74 de 1000 Ned. <ffi.
Bij de gisteren gehouden aanbesteding op het Eaadliuis alhier
van de levering van Steenkolen, ten dienste van gemeente-inrigtin-
gen, voor liet jaar 1864, was minste inschrijver de heer C. Berghuijs,
tegen 1.59 de 100 Ned. ponden.
Bij Koninklijk Besluit van 7 Nov. 1863, No. 83, is eene bui
tengewone beloonii.g van 900 toegekend aan de verschillende per
sonen, die zich onderscheiden hebben bij de redding van het Engel-
sehe schip Lady Mary Staart en het Nederlandsclie barkschip
Amsterdam, en wel in dezer voege:
Aan den loodsschipper S. C. Visser 90, aan de zeeloodsen M.
Griek 60, J. S. Duinker en C. Bommel ieder 40, D. J. Kunst
en G. P. Kunst ieder 30, aan den kweekeling 1ste kl. J. Zwart
en den kweekeling 2de kl. J. A. Winter ieder 60 en aan den
matroos G. Schol 40; aan de manschappen, die de reddingboot
hebben bemand: K. Duit, W. Zeeman, A. Zeeuw, Joh. Boot, Joh.
Hoogerwerft', P. Muije, J. de Vries en R. la Maire ieder 45
aan de bemanning van de loodsschokker onder schipper J. Gordijn
te zamen 45, en eindelijk aan de bemanning van de particuliere
schokker, schipper A. Hakvoort, van Urk, gezamenlijk 45.
Bij het station van Havinnes Belgiëis dezer dagen een
groot ongeluk gebeurd. Twee goederentreinen geraakten in botsing;
de machinist van den eenen trein werd daardoor een eind ver weg
geslingerd, doch de stoker, die juist het vuur aanstookte, werd te
gen het fornuis aangeworpen, waar hij verpletterd en verbrand
werdeenige geheel verkalkte beenderen waren de eenige overblijf
selen, die men later van hem terugvond; de ongelukkige was een
ISjarig jongeling uit Leiden. De machinist is er met eenige onbe
duidende kneuzingen afgekomen. De stoffelijke schade, door de
botsing veroorzaakt, wordt op 40,000 francs begroot.
De Fransche prinses Mathilde is gebrouilleerd met den heer
Duruy, minister van Onderwijs. Deze, meer professor dan hoveling,
nam de vrijheid, bij 't uiteengaan van een soiree ten hove, de
prinses eens flink de hand te drukken. De vingers van der. ex-
professor nu schijnen nog al hard en beenig te zijn, ten minste, in
weerwil van 't fijne glacé, waarin 't bandje der prinses was beslo
ten, schreeuwde zij 't uit van pijn en verzocht, tamelijk driftig, den
heer Duruy, dat voor 't vervolg maar na te laten. Minister en
prinses hebben beiden daarop zich bij den keizer beklaagd. Men
gelooft echter, dat deze er geene portefeuille-qusestie van maken zal.
in.
17 IVoveinber.
De maar van het gebeurde te Amsterdam was spoedig te 's Gravenhage be
kend en bet verlevendigde aldaar de hoop op bevrijding. De omstandigheid,
die aanleiding gaf, dat de omwenteling te 's Iiage plaat9 greep, was gelegen
in de vrees, die zicli bij den prefect de Stassart openbaarde, voor eene te
wachten omkeering van den stand van zaken. Men bemerkte, dat hij zich
begon gereed te maken voor een spoedig vertrek. Reeds lang had aldaar onder
eenige aanzienlijke mannen in het geheim eene overeenstemming bestaan, om
op een gunstig teeken te wachten, ten einde eene nieuwe orde van zaken in
bet leven te roepen. Thans meende men niet langer te mogen wachten. In
den morgen van den 17 November begaf zich de heer I.copold graaf van
Limburg Stirum naar het huis van den heer Gijshert Karei van Hogendorp
en verklaarde zich gezind, om op hetzelfde oogeublik het tooneel te openen.
Met eene oranje-kokarde versierd, begaf hij zich openlijk op weg naar den
voormaligen burgemeester, de heer Slicher, ten einde deze uit te noodigen, om
thans weder het bestuur der stad te aanvaarden. Deze had echter reden, om
die noodiging op 't oogenblik van de hand te wijzen, ofschoon hij niet hart en
ziel de goede zaak was toegedaan. Ook de zonen van van Hogendorp begaven
zich op straat, met de geliefde oranjekleur versierd en werden gevolgd door
iedereen, die thans de dageraad der vrijheid meende te zien aangebroken. De
Oranjekleur prijkte voor de vensters der huizen van particulieren, zoowel als
voor die der winkels. En 't volk beantwoordde dat sein met een algemeen
geroep van „Oranje hoven!" De lucht weergalmde van het blij gejuich en
velen stortten tranen van vreugde. De adelaars en wapenschilden der Franschcn
werden afgerukt, maar nergens werd de rust verstoord. Dit alles gebeurde in
tegenwoordigheid der Fransche bezetting, die uit 400 man van het regiment
vreemde jagers ep 100 douaniers, allen goed gewapend en met twee achtponders
voorzien, bestond. Generaal Bouvier voerde daarover het hevel; doch de goede
man was, door hetgeen hij om zich heen gebeuren zag, zoozeer in de war ge
raakt, dat hij zich vergenoegde met zich op het Binnenhof te verschansen. Hij
was zoo vredelievend om toe te laten, dat de Nationale Garde uit een aldaar
aanwezig depót als onder zijn oog van wapens werd voorzien. De prefect ver
liet thans zijn zetel; toeschouwer te blijven van hetgeen hem daar omringde,
dat kon hij niet en aan het tegengaan der beweging schijnt hij zelfs niet te
l hebben gedacht.
Inmiddels hadden zich ten huize van den heer van Hogendorp eenige ver-
hondenen vereenigd. Daar werden terstond twee afkondigingen vastgesteld,
waarbij Stirum werd gemagtigd, om als gouverneur van 's Gravenhage voor