bepaald tegen a. a. Maandag. Een telegram uit Kopen hagen meldt echter, dat Denemarken de voorwaarden niet wil aannemen. Het Duitsch eskader, dat voor de monding der Elve is verschenen, bestaat uit twee Oostenrijksche fregatten en drie Pruissische kanon- neerbooten. Dit zullen de schepen zijn, die jl. Dingsdag van hier vertrokken zijn. Een gerucht was hier verspreid, dat twee der Pruissische kanonneerbooten door de Denen genomen waren en een der Oostenrijksche schepen deerlijk gehavend was. Aan het stuk getiteld: „De Denen," voorkomende in de Purm. CL, ontleenen wij het volgende: ,/t Is een derde van een eeuw geleden, dat de citadel van Ant werpen en de rest van het troepje Nederlanders, dat die sterkte zoo hardnekkig en dapper verdedigde, in handen viel van den maar schalk Gérard, met zijn 30 a 40,000 Eranschen. De Duppeler schansen, de dappere Denen en hun lot, zij doen ons met weemoed terugdenken aan ons verleden, en stemmen ons tot warme belang stelling in de rampen, die de gruwel des oorlogs bragt over het kleine heldenvolk en een stem spreekt in ons binnenste.- zij hebben gedaan wat ook wij zouden gedaan hebben, uit liefde tot regt en billijkheid, uit liefde tot koning en vaderland, uit trouw en ge hechtheid aan huis en haard. Voor dat beginsel zijn omstreeks 5500 Denen gevallen of krijgsgevangen' weggevoerd; 5500 Denen bezweken onder de overmagt van den tienmaal sterkere; huizen en bezittingen, vrouwen en kinderen zijn de offers geworden van de oorlogswetenschap, die in onze verlichtte dagen precies wil weten, hoeveel vernielende kracht het getrokken en andere kanonnen van de nieuwste vinding uitoefenen op - onverschillig waarop^ Eu zoo spelende voort, ten koste van een duizendtal eigen krijgers, die door den stormmarseh vooruitgedreven, niet wetende dat ze vechten om een gril v tn den minister, zoo spelende voort heeft men het grove menschouteerende spel op geheel middeneeuwsche wijze, doch altijd naar de nieuwste uitvindingen, gewonnen. Twee reuzen hebben een kleinen wakkeren knaap geslagen, totdat hij bebloed aan hunne voeten nederligt en ze zien wel toe, of hij misschien nog pogingen doet, om met handen en voeten voor 't minst een blaauwe scheen te bezorgen aan zijn wreede overweldigers, want nog leeft hij! En rondom dien kleinen groep, die afgrijzen verwekt bij de kleinen, staat nevens dezen een kring van groote lummels werkeloos dien walgelijken kampstrijd aan te staren, alsof't het leven goldt van een... De Deeusche koning heeft aan zijn leger eene proclamatie gerigt, waarin hij zegt, dat de rampen van deze dagen niet vruchteloos geleden zullen zijn, noch de strijd tegen geweld en onregt, die van de Deensche zijde geen ander doel had dan de onafhankelijkheid van het lieve vaderland. Nederland behoort onder de toeschouwers van den ongelijken en onregtvaardigen strijd, als een der kleine knapen tusschen de reuzen. Het Nederland van voorheen had er zijn de Ruijter op afgezonden, maar nu! Menige Hollandsche vuist heeft zich wel gebald, meuigen mond zal er een ,,'t is verschrikkelijk," menigen ronden zeerob een „wel verdoemd!" ontsnapt zijn, maar wat zal de knaap met zulk een grooten lobbes, wien uit elke zak, uit ieder knoopsgat een Armstrongs-kanon of revolver hem aankijkt; een kerel, die hem met zijn hakken te pletter kan stampen, wat zal hij?... Ja, er is iets wat hij doen kan, terwijl hem 't wee om 't harte slaat bij het verschrikkelijk bloedbad en 't besef zijner onmagt, - daarom, al wendt hij zich af van weemoed bevangen: zoodra hij ziet dat het beulenwerk is afgeloopen en de beul met van bloed druipende vin gers zich nederzet om zich in de uitwerking zijner vernieliugswoede te verlustigen, nu ziet hij om, en - hij herinnert zich, dat hij om meer dan om hunne magt en dapperheid trotseh is op zijn voor geslacht, Dat voorgeslacht van den Nederlander muntte uit door eene deugd bij uitnemendheid: de deugd der liefdadigheid en hulpvaardigheid." Als eene proeve van den verhaaltrant der Vlaamsche bladen deelt men het volgend nieuwsberigt mede: „Madame P. ging dezer dagen een vader onske in de kerk lezen, terwijl zij in god vruchtige gepeinzen gezonken was, en aan niets dacht dan aan den Heer waren er twee kareis met heel ander gepeinzen bezield, schoon zij ook maar één gedacht hadden, cu dat was madame P. haar kleerkas en de schuuf waar haar juweelen in lagen. Toen zij te huis kwam ontbrak zij haren besten mantel, en een paar oor bellen. Wat belieft u?" In een gemeente der provincie Luik liep een jong kind een haan na en tergde het beest zoodanig, dat het plotseling zich om draaide en den kleine zulk een geduchten slag met zijne sporen tegen de slapen van het hoofd toebragt, dat het kind eenige uren daarna bezweek. Bij de laatste schitterende wedren te Nozay Frankrijkhad een voorval plaats, dat in de kringen der wedrenners groot opzien baarde. Een jonge boer uit de omstreken dier stad meldde zich aan als mededinger naar den uitgeloofden prijs, betaalde den aan zienlijken inzet en ontzag zich niet om met zijn klein paard, van Bretanje's ras, de beroemdste rijders den prijs te betwisten. Nadat men hem zijn plan ontraden en hem gezegd had, dat hij voor dat kleine dier in ieder geval veel te zwaar was, terwijl ook die andere prachtige, krachtvolle rossen nog door slanke, ongemeen ligte jockey's werden bereden, liet men hem, daar hij van zijn besluit niet wilde afzien, zijn gang gaan. Bij de „Steeple-Chase besteeg hij zijn paardje, dat, zonder zadel of tuig, slechts van een ligten halster voorzien was en vloog als een bliksemschicht tusschen de talrijke moedige mededingers voort. Bij de eerste barrière stort de berijder van het paardje, verliest daarom den moed niet, maar springt even snel weder op als hij viel en, ofschoon het halster gebroken was, bestijgt hij op nieuw zijn klein ros en vervolgt zijne vaart met vernieuwden ijver. Gelukkig komt hij over verschillende barrières en hindernissen heen, maar, aan de laatste aangekomen, weigeit op eens zijn paardje er over te gaan. Elkeen gaf hem verloren, maar onze boer gaf het dier een ligten slag, legde zijne armen om zijn kop en bragt er hem toe den sprong te wagen. Het paardje kwam gelukkig ook over deze hindernis heen en was het eerst van allen voor de tent, waarin zich de prijsregters bevonden en waar ruiter en ros, onder donderende hoera's en niet eindigende bijvalsbetuigingen, ontvangen werden. Twee Japauezeu kregen dezer dagen te Marseille verschil. Een duel volgde. Twee papiertjes, waarop dood en leven, werden in een hoed gedaan. Hij, wien liet lot niet gelukkig was, nam hartroerend afscheid van zijn vriend en opende zich, om zoogenaamd zijn eer te handhaven, den buik. Den 29 April jl. is aldaar een in die stad overleden Japansch officier begraven. Het lijk werd gebalsemd. Een achttal personen, meest Japansche officieren, geleidde het naar het kerkhof. Toen de kist in den grond was, werd op de aarde, die haar dekte, een kom foor met vuur geplaatst, waarna beurtelings allen op het graf knielden en, na een kort gebed, een korrel parfum 111 het vuur wierpen. Na deze eenvoudige plegtigheid hebben de Japauezeu het kerkhof verlaten, een kenteeken op het graf makende waar hun makker rust, die tot een der aanzienlijkste Japansche geslachten behoort. Aan een schrijven uit Hyères ontleenen wij het volgende: „Zoudt gij meenen, dat een Fransch daglooner of ambachtsman er mede tevreden was, zooals zijn broeders bij ons, om in een slijterij met houten banken, voor een grove toonbank, uit een dik glaasje, zijn borreltje te gebruiken? Zie de casino's en koffijhuizen te Nimes, te Lyon en vooral te Marseille eensDe prachtigste worden juist door de arbeidende klasse bezocht, wier opvatting van de waardigheid des menscben en dergelijke maatschappelijke regten niet duldt, het iets minder te hebben dan de gegoede standen. Te huis, dat is iets anders, daar kan de arbeider als het moet en het moet veelal onder het dak op stroo slapen, met brood zijn maal doen en tevreden wezen. Maar, bij den Franschman is het huis niet het middenpunt van het leven. Zoo hij daar de ellende voor lief neemt, ginds verlangt hij weelde. Die koffijhuizen, welke hem tot verzamelplaatsen strekken, zijn met fabelachtige pracht ingerigt. De Marseillaansche sjouwerlieden zitten op fluweelen divans, voor marmeren tafels, in hooge zalen, die met verguldsel, reusachtige spiegels, bronzen beelden, kristallen kroonen en mythologische fres co's versierd zijn, hun koftij of cognac te slorpen uit porceleinen koppen en kristallen bekertjes. Baas of goede vriend, kameraad of andere van die vocatieven, bij ons in zwang voor personen, tot wien wij ongaarne „mijnheer" zeggen, gaan hier niet op. Er was laatst iets aan een ladetafel in mijn salie d mangtr te herstellen; onze femme de chamhre zeide, dat zij monsieur l'ébéniste zou ont bieden, en er kwam een kastenmakersknecht! Met de groote revolutie werden voor een tijd lang alle titels afgeschaft, ook die van monsieur. Ieder Franschman was toen citoyen en werd als zoodanig aangesproken. Die dwaasheid is van zelve uitgesleten, maar de gelijkheid in de titulatuur, welke zij moest invoeren, is blijven bestaan. Iedereen is thans monsieur. Al die messieurs nu, welke van hun handenarbeid leven en dikwijls noch lezen noch schrijven kunnen, zijn met dit woord alleen niet tevreden, maar willen genieten wat aan zulk een verheven rang toekomt. Daarom, zoodra de taak is afgewerkt, naar de weelderige paleizen, waarvan ik zoo even sprak, en zich volop aan de schitterende pracht te goed gedaan, die er straalt. Yoor de vijf sous (12 cents Nederl.), die een kop koffij met toebehooren kost, zijn zij gereed. Bij ons zou een werkman, door al dit goud, kristal en fluweel ver blind worden, er zich unheimlich bij gevoelen, en niet op zijn gemak zijn. De Franschman daarentegen is juist te midden van dat alles te huis. Op zijne beurt zou hij niet kunnen aarden in een vertrek met gewitte wanden en matten stoelen. Daar zou hij het nu on- pleizierig vinden. Gelijkheid, deze is de hartstogt der Franschen, en het grond denkbeeld hunner politieke wensohen. Natuurlijk zijn zij groote voorstanders van de vrijheid, op elk gebied en bepaaldelijk op het staatkundige. La liberté avant tout, dat spreekt van zelf. Maar ga nu eens met hem spreken over de beteekenis van het woord vrijheid. Het blijkt al spoedig, dat zij er door verstaan, dat de een niet meer mag zijn dan de ander, dat allen dezelfde regten moeten genieten, dat de zoon van een burgerman evenzeer aanspraak heeft op onder scheiding als die van een minister, enz. In één woord, als zij vrij heid zeggen, bedoelen zij gelijkheid. Hierdoor valt het dan ook te verklaren dat zulk een groot aantal zegt en ineent, dat de Franschen een der vrijste volken van Europa zijn, en zoovele officiële redenaars de vrijheid den breeden grondslag noemen, waarop het keiztrrijk is gebouwd. Nooit was in Frankrijk de gelijkheid grooter dan thans, want elkeen staat in dezelfde mate bloot aan de willekeurige maat regelen eener alvermogende centralisatie. De keizer kan zich dus voor een liberaal en zijn regeringsstelsel voor een régime van vrij heid uitgeven, zonder eenige vrees dat dit den Franschen als een ongerijmdheid in de ooren zal klinken. Geloof mij, gij moogt tegen den keizer ingenomen zijn zooveel gij wilt, hij kent de Fransche natie en haar eigenaardigheden goed; dat verzeker ik u." In Engeland zijn thans proeven genomen, en voorloopig met goeden uitslag, om op korte afstanden, onder water, vernielende schoten op pantserplaten te lossen en deze te doorboren of te ver nielen. Op 't strand geplaatste kanonnen, waarvan de lading zorg vuldig voor nat worden was bewaard, liet men met vloed geheel onder water zetten en daarna op vooraf gestelde schijven losbranden. De bekomen resultaten, welke men hoopt voort te zetten en te verbeteren, zouden een grooten slag toebrengen aan de onkwetsbaarheid der pantserschepen, omdat deze slechts op een kleinen afstand beneden den waterspiegel kunnen gepantserd worden en onderzeesche schepen door een onderzeesch schot eene geheele drijvende batterij kunnen doen zinken. Gedurende de verloopene week hebben te Londen 1307 sterf gevallen en 1946 geboorten plaats gehad. Op den 9den e. k. zal het. stoffelijk overschot van wijlen Meijer Beer, alias Giacomo Meijerbeer, te Berlijn op plegtige wijze ter laatste rustplaats worden gebragt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1864 | | pagina 2