ÏUTIENLAXI).
mozaïfc 7. een globe met beugaalsch en gekleurd vuur zamengesteld
8. qen girandole; 9. een caprice; 10. een decoratie, voorstellende
eeije uit bengaalsch vuur zamengestelde locomotief, omgeven door
v 'J een mozaïk van brillant vuur, versierd met rosetten van gekleurd vuur.
Tot afwisseling der stukken luchtballen, zwermpotten en vuurpijlen
met witte en gekleurde sterren en gouden regens.
Een boerenknaapje in de gemeente Oosterwijk had de laakbare
gewoonte den hond, die op zijns vaders erf lag, dikwerf te plagen.
Maandag namiddag speelde het kind in de nabijheid der ouderlijke
woning met andere kinderen, toen de kort te voren op nieuw ge
plaagde hond plotseling de ketting, waaraan hij vastlag, verbrak en
zich met onstuimige woede op het jongske wierp, het in de armen
en beenen beet en zeer belangrijke wonden toebragt. De op het
hulpgeschrei toegesnelde moeder maakte zich met moeite meester van
haar kind, en ontving zelve daarbij een beet; het anders goedaardige
dier was thans zoodanig door wraaklust bezield, dat het herhaalde
pogingen deed om zijn prooi weder magtig te worden. Hoe belang
rijk de wonde, het kind toegebragt, ook zij, bestaat er toch veel
hoop op herstel, maar in elk geval strekke dit voorval tot waarschuwing.
- Jl. Dingsdag namiddag gebeurde te Zalt-Bommel een treffend
ongeval. Drie jongelieden van volwassen leeftijd gingen in de rivier
de Waal zwemmen, met het ongelukkig gevolg, dat twee van hen
verdronken en de lijkeu nog niet opgevischt zijn.
Jl. Donderdag is de zaak van den heer J. G. van Rijn, te
Zwolle, betreffende de poging tot omkooping van den gevangen
bewaarder Lengton, behandeld; drie getuigen zijn in deze zaak ge
hoord. Het O. M. betoogde in eeue breedvoerige rede de straf
baarheid van het feit en requireerde de schuldigverklaring van den
beklaagde en zijne veroordeeling tot de straf van eenzame opsluiting
voor den tijd van 45 dagen, tot betaling eener boete van 50 en
der proceskosten. Uitspraak over 8 dagen.
In de Friesche Courant leest men het volgende:
„Wij schromen niet, het belangrijkste nieuws van de week te
noemen, de aanneming van de herziene wet der Maatschappij Tot
Nut van 't Algemeenin de algemeene vergadering, Dingsdag 9
dezer. Toen vóór tien jaar de wet herzien werd, mogt het niet
gebeuren, dat art. 1, gelijk het was voorgesteld, de goedkeuring
van het meerendeel der vergadering wegdroeg. Door de afstemming
van dat artikel liet men Israëlitische nutsgezinde burgers aan de
deur staan en niet onaardig zeide een nutspreker in 1854, dat hij
gaarne zou gesprokeu hebben over Mordechai, - maar dat het hem
niet geoorloofd was een Israëliet in de vergadering van uitverko
renen te brengen, - en ziet, Mordechai was een Jood.
Het eeuwig opposante Leiden en het ouderwetsche Dordrecht
zochten wel het onchristelijk—christelijk beginsel der uitsluiting aan
te bevelen met al hun vermogen, - menig departement werd wankel
moedig gestemd, toen het vernam, dat de commissie tot wetsher
ziening geen amendement gedoogde, (met andere woorden: gave
aanneming of verwerping vorderde), vruchtbaar waren de debat
ten in het produceren van wonderlijke exceptiën en vreemde gevallen, -
maar de stemming deed de deur digt en openbaarde als het gevoelen
der meerderheid, dat de Israëlieten óók nuttig zijn, óók de edele
bedoelingen der maatschappij kunuen huldigen."
Bij gelegenheid der kermis te Buitenpost, zijn een tiental
paarden te zamen verkocht voor honderd gulden.
In den morgen van 16 dezer kwam een korvée, van ruim 50
man van Zr. Ms. wachtschip de Samhre, liggende te Vlissingen, van
's Rijks werf, om zich aan boord te begeven. Bijna allen waren op
de loopplank van de valreep, toen die loopplank eensklaps brak, en
al de zeelieden in het dok vielen; oogenblikkelijk werden maatregelen
tot redding genomen, die met een gunstig gevolg zijn bekroond.
Slechts een zeer braaf jong mensch, Josiassen genaamd, wiens ouders
ter dier plaatse wonen, moest het ongeluk met zijn leven betalen
zijn lijk werd kort daarna opgevischt.
Door den kerkeraad der Christ. Afg. Geref. Gemeente alhier is, ter
vervulling der vacature, ontstaande door het vertrek van den wel-
eerw. heer H. op 't Holt, het volgende drietal geformeerd A. S.
Entingh, predikant te Amsterdam, N. H. Doske, predikant te Har-
lingen, D. Y. Wielinga, theol. cand. te Kampen.
Nog bij voorduring blijven de Deensch-Duitsche aangelegenheden
een ruime plaats eischen in de geschiedenis van den dag. Het
ontbreekt ook thans niet aan mededeelingen en geruchten, die nu
eens de zaak als zooverre gevorderd, dat de vrede nabij is, voor
stellen, dan weder aan gevaar voor Duitschland of voor Denemarken
doen gelooven. Onder andere berigten treft óns deze vermelding
van eene fraaije tegenstelling: de definitieve vredesonderhandelingen
zijn voor eer.ige dagen uitgesteld, omdat de beheerschers van Pruissen
en Oostenrijk het vooraf kunnen eens worden over de vcrdeeling van
den buit, terwijl de koning van Denemarken het met de volksver
tegenwoordiging moet zien eens te worden over het te brengen offer.
Dit laatste is, wie begrijpt dit niet? een onaangename zaak en
reeds toonen de volksvertegenwoordigers te Kopenhagen, dat zij
tegen de vredesvoorwaarden krachtig willen protesteren. Met meer
derheid van stemmen toch hebben zij verklaard te benoemen eene
commissie, die over de inlichtingen van het bewind een rapport zal
uitbrengen. De ambitie om aan Denemarken tot het ministerie te
behooren zal uit dien hoofde niet groot zijn; de ministers toch
worden door niets minder bedreigd dan door den aandrang der
Duitsehers, door den blaam van natie en vertegenwoordiging, door
den inspraak van pligt en geweten, eindelijk door de wet der nood
zakelijkheid, die hare harde voorschriften, met ijzeren ongevoeligheid,
den Denen treffen doet.
Het Deensche volk poogt zich thans rijk te maken met de bekende
sympathie van Frankrijk voor zijn alouden bondgenoot Denemarken,
en houdt het daarom voor zeker, dat er wel gunstiger voorwaarden
voor het tot stand komen van den vrede zullen vastgesteld worden.
Berigten uit JFeentn doen vermoeden, dat er nog altijd eenigea
twijfel wordt gekoesterd omtrent de bedoelingen van den koning van
Denemarken, die, met eenig vertrouwen op de ondersteuning van
Engeland en Frankrijk, ter eeniger tijd zijne gedane beloften ver
breken zou. Van welonderrigte zijde, wordt echter op die bedenking
geantwoord, dat er in deze geen aanleiding hoegenaamd bestaat om
de goede trouw van het Deensche bewind te verdenken; dat de
handen van Denemarken zoozeer gebonden zijn, dat er niet aan valt
te denken dat het zou kunnen, wat men het toeschrijft te willen
eindelijk dat Frankrijk en Engeland, die zich tijdens de conferentie
te Londen, ter vermijding van een Europeschen oorlog, niet voor
Denemarken hebben in de bres gesteld, dit thans vooral niet zullen
doen, nu de minste inbreuk op de vastgestelde vredes-preliminairen
een aanranding zou zijn van der geallieerden eer.
Onder de teruggekeerde militairen te Kopenhagen telt men de over
gebleven manschappen van het 22ste reg. Infanterie, ten getale van
700 man; de overige 1600 liggen hier en daar op het slagveld begraven.
Terwijl uit Frankrijk de gunstigste berigten komen over de vie
ring van den Napaleonsdag en de blijken van gehechtheid aan den
keizer en zijne weldadige regering, verneemt men uit Noord-Amerika
dat daar de jongste dagen weder eenige bijdragen hebben geleverd
tot eene geschiedenis des oorlogs, die voor de partij van het Noorden
gansch niet voorspoedig mogen heeten.
De clericale partij in België schikt zich niet gewillig in de
geledene nederlaag. Dit kan men o. a. opmaken uit een artikel van
la Patrie, te Brugge verschijnende, waarin dit voorkomt
„Leopold is in zijn hoofdstad teruggekeerd op den oogenblik, dat
het ministerie van den opstand" eene walgelijke, verachtelijke over
winning heeft behaald, eene overwinning, bevochten door middel van
de hoogst opgedreven pressie, van de gruwelijkste onbeschaamdheid,
van de allergemeenste corruptie, 't Is werkelijk une loyeuse ren
tree!" Wij hebben alle aanleiding om „leve de koning/" te roepen.
In 1827 toen Karei X zich naar het kamp van St. Omer
begaf, riep men ook „leve de koning! Weg met de jezuiten!" Drie
jaren later ging Karei X in ballingschap."
Men leest in het dagblad de Stad Gent
„De dochter vau een welgekend persoon te Brugge had voor eenige
jaren, nog zeer jong zynde, het ouderlijke huisgezin verlaten, ten
gevolge van omstandigheden die een gedurigen twist veroorzaekten,
en ging zich hier als dienstmeid, daar als naeister plaotsen. Intus-
schentyd geraekte zij in kennis met eenen gendarm der brigade van
Brugge, met wien zij liefdebetrekkingen aenknoopte. Haer gedrag
was berispelyk en welhaest stortte zij gansch in het verderf. Yoor
eenige weken beging zij eenen diefstal van gouden ringen bij zekeren
Eng;elschen heer te Brugge, alhier woonachtig; het feit werd bij de
justitie aengegeven, en het toeval wilde dat liaer minnaer, de gen
darm, een mandaet ontving om haer aen te houden. Die ambtenaer
der openbare magt was daerdoor in wanhoop gebragt, en liever
dan zijne minnares in de boeijen te slaen, maekte hij een einde aen
zijn leven; hij laedde een pistool en schoot zich door het hoofd.
Vrydag a. s. moest de zaek van den diefstal van gouden ringen
voor de regtbank gebragt worden. De daderes moest by verstek
verwezen worden, want ze was eenige dagen na het plegen der
misdaed naer Byssel gevlugt. Het tribunael zal niet te vonnissen
hebben; zij ook heeft een einde aen haer leven gesteld; na eenen brief
aen hare ouders geschreven te hebben, heeft zij zich te Byssel verdronken!
In eene Brusselsche correspondentie wordt het volgende gezegd,
omtrent Napoleon: „Het gaat in de politiek als in den handel.
Indien de fortuin een koopman toelacht, ziet deze zijn kapitaal
vertiendubbelen. Dan gaat alles voor de hand. Hij heeft zich
maar met eenige zaak in te laten, om dadelijk het armzalig koper
in blinkend goud te zien veranderen. Maar.... eindelijk komt toch
ook eens de eerste tegenspoed. Onze koopman kan echter aan dien
tegenspoed maar niet gelooven. Maar eene tweede en derde en
vierde wisseling volgt de eerste op den voet. Zonder nog hopeloos
te zijn, wordt zijn toestand toch gevaarlijk. Hij ziet dit in, zet
alle zeilen bij en steekt zich in gevaarlijke spekulatiën, terwijl hij
de goê gemeente om hem heen blinddoekt door een praalvertoon
als nooit te voren door hem was ten toon gespreid. Napoleon III
is dit standpunt genaderd. Nog altijd matig, maar reeds geïsoleerd,
ducht hij een vlieg zelfs. Hij zal het onmogelijke beproeven om
zich staande te houden. Zal hij het kunnen? That is the question
De Monteur de V Armeedie heden eene beschouwing levert
over de strijdkrachten der Europesche staten van den tweeden en
derden rang, schat de gezamenlijke sterkte van alle staande legers
van Europa op 3 millioen man.
De heer Moreau-Christophe, voormalig inspekteur-generaal der
gevangenissen in Frankrijk, heeft opgemerkt, dat het getal dieven toeneemt
naarmate dat der inbrekers vermindert. De aanslagen op het leven
verminderen eveneens, maar het getal zakkenrollers vermeerdert in
diezelfde mate. Het getal der laatsten, dat vroeger slechts 9000
per jaar bedroeg, is thans tot 40,000 geklommen. Het getal der
dieven wordt door den heer Moreau-Christophe op bijna 60,000 geschat.
Den 20 dezer zal de reglstreeksche spoorweg van Parijs naar
Madrid voor het publiek worden opengesteld.
Keizer Napoleon, die daartoe opzettelijk van St. Cloud terug
gekeerd was, heeft op verschillende plaatsen van Parijs aan de
feestelijkheden, ter gelegenheid van HDs. naamdag, incognito deel
genomen. Overal was een zeer talrijke volksmenigte verzameld, voor
een zeer groot deel uit vreemdelingen zamengesteld, die door de
van alle streken georganiseerde pleiziertreinen waren aangebragt.
Yooral de prachtige tuin, die op de Place de la Concorde met de
meest zeldzame planten en palmen aangelegd was, maakte veler
bewondering gaande. De obelisk van Luxor maakte, om zoo te
zeggen, een geheel met het gebouw in Moorschen stijl uit, dat aan
haar voet was opgerigt en het geheel door gas en groene en witte
ballons verlicht werd. Boven op het gebouw prijkte het naamcijfer
des keizers, op palmtakken rustende en door een gouden adelaar
gekroond. Boven dit alles, de driekleurige vlaggen en het keizerlijke