BUITENLAND.
meester. Nog zelden had men in Sehagen zulke zware donderslagen
gehoord als jl. Zondag.
In de vorige week zijn van Hoorn 25,000 manden vruchten
naar Engeland en elders verzonden.
Jl. Donderdag overleed te Amsterdam de wel-ed. gestrenge
heer H. J. van Es, gepensioneerd magazijnmeester der Marine,
ridder der orde van de Eikenkroon.
Jl. Zondag is het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam door
9702 personen bezocht geworden, zoodat het getal bezoekers, van
17 Aug. tot op dien dag, te zamen ruim 38,000 heeft bedragen;
terwijl bovendien, bij de plegtige opening op den 10 dezer, het
bezoek 's morgens en 's avonds op ruim 15,000 personen word geschat.
Zondag namiddag is kort voor de aankomst der Zierikzeesche
stoomboot te Rotterdam een koloniaal, die sints 21 jaren afwezig
was geweest, op gemelde boot in de machinekamer gevallen, met
dat ongelukkig gevolg, dat door de machine hem het hoofd letter
lijk van het ligchaam is afgesneden.
Zondag e. k. zal de heer Comelis van Kints, te Rotterdam
een zeker zeldzaam feest vieren. Hij viert namelijk voor de tweede
maal zijn zilveren bruiloftsfeest. Nadat hij 26 jaren met zijtie eerste
vrouw is getrouwd geweest, huwde hij eene tweede, en het is nu
met deze dat hij Zoudag andermaal 25 jaren door den echt zal zijn
verbonden. Voorwaar zeldzaam!
De navolgende afschuwelijke daad heeft jl. Zondag namiddag
te Helft plaats gehad. Een timmermansknecht, Westerman genaamd,
vervoegde zich ten 44 ure ten huize van den wethouder, den heer
mr. J. E. van der Mandele aldaar, en verzocht hem te spreken,
doch ontving ten antwoord, dat de heer v. d. M. juist aan tafel
zat en hij een uur later zou terugkomen: Ten 54 ure kwam hij dan
ook terug en, na alstoen met den heer v. d. M. gesproken te heb
ben, gaf hij hem bij het uitlaten der deur met een scherp snijdend
werktuig, vermoedelijk een beitel, een steek in den buik onder de
linkerborst, ter diepte van een duim, waarop v. d. M. in den gang
neerviel. Onmiddellijk werd genees- en heelkundige hulp ingeroepen
en bleek het gelukkig, dat de steek niet was doorgedrongen in de
ingewanden; waarschijnlijk werd zulks belet, doordien de heer v. d.
M. gewoon is een zoogenaamd vlaggendoek te dragen. Hoezeer hij
veel bloed daardoor verloren heeft en zeer verschrikt is, bevindt hij
zich tot heden redelijk wel en hoopt men op een spoedig herstel.
Men schrijft deze daad toe aan de meeuing, waarin de timmer
mansknecht verkeerde, dat hij in zijne belangen was te kort gedaan,
doordien zijne moeder, die eene gemeente-bediening bekleedt, met
hem en zijne vier kinderen sedert vele jaren kosteloos woonachtig
waren in een der gemeente-gebouweu en hij met zijn gezin die
woning nu moest verlaten, omdat de gemeente voor het gymnasium
daaraan behoefte had.
Tot 's avonds 11 ure heeft men vruchteloos naar hem gezocht,
■doch toen heeft hij zichzelf vrijwillig in arrest gesteld. Hij schijnt
diep berouw te gevoelen en was Maandag jl. zeer ter neer geslagen.
Op de havezathe de Hofstede, nabij Raalte, werd kort voor
Mei een aardappel (een Zalkerroode, groot van stuk) gepoot en,
toen de stam buitengewoon groeide, op eene meer vrije plaats ge
plant ia rottende bladeren, met een weinig tuinaarde vermengd.
Naarmate de plant opgroeide werd zij tegen staken opgebonden en
de stengel heeft thans de ongehoorde hoogte van 34 Ned. el bereikt.
Dit gewas, dat vroeger geene bloesems had, staat thans in vollen
bloei en mag eerder eene sierplant dan eene voedingsplant
genoemd worden.
De verhouding tusschen de geboorten en de bevolking in
verschillende streken van Europa is voor Oostenrijk, Saksen en
Pruissen 1 geboorte op 24 inwoners. In Rusland 1 op 25.
Wurtenburg 1 op 26. in Engeland 1 op 28. België, Nederland en
Noorwegen 1 op 30. Zweden 1 op 32. In Hannooer en Dene
marken 1 op 33. Griekenland 1 op 34. In Frankrijk 1 op 28.
Het meest nabij en niet het minst vervult met woelingen, die
opmerking verdienen, is België, dat daarom ook in ons overzigt
der geschiedenis van den dag de rij der staten opent. Drie ver
schillende aangelegenheden trekken daar onze aandacht. In de eerste
plaats letten wij op het Catholieken-Congres, dat dezer dagen te
Mechelen gehouden werd. De voornaamste aangelegenheden, waarin
kerk en staat elkander raken, worden daar in den geest der clerioale
partij behandeld. Zeer veel geestdrift wordt door de leden dier
zamenkomst voor de zaak, die men omhelst en dient, aan den dag
gelegd. Ofschoon nu deze vergadering bepaald regtstreeks is gerigt
tegen de rigting, waarin de Belgische regering zich beweegt cn
waarbij het zelfs openlijk door den koning wordt gesteund; en
ofschoon het congres zieh ruiterlijk hoogst vijandig aan de gevolgde
regeringsbeginselen verklaart, wordt toch, het is een heilrijk
gevolg der verlichting van deze eeuw geen oogenblik de vrijheid
van denken en spreken voor landgenoot en vreemdeling bedreigd.
Een tweede belangrijke aangelegenheid voor België is de behan
deling van een wetsontwerp, strekkende om der regering een crediet
van 54 millioen te verleenen, ten dienste van de vestingwerken te
Antwerpen. Men weet, dat de ingezetenen van genoemde stad zieh
steeds, zeer vijandig tegen die versterkingswerken hebben betoond en
het verwondert dus niet, dat de leden, vandaar afgevaaardigd, zich
ijverig tegen de behandeling van die voordragt bleven verzetten.
De regering heeft echter ten slotte 'in haar verlangen tot eene onmid
dellijke behandeling gezegevierd.
Eindelijk heeft men in dat land de vreemdsoortige houding ge
gispt, ten aanzien van de nieuwe regering van Mexico, die te
Ovdenaerden een Mexicaansch legioen doet oprigten, dat uit Belgische
officieren en manschappen wordt zamengesteld, onder kennelijke
begunstiging der Belgische regering. De regering heeft zich verde
digd met de opmerking, dat de magtiging des koning, tot zarnen-
stelling van zoodanig legioen, ook bij andere buitenlandsche
verwikkelingen heeft plaats gegrepen en thans, nu het eene aange
legenheid geldt, waarbij een der koninklijke princessen (gemalin van
keizer Max) belang heeft, niet kan worden teruggehouden. De kamer
van vertegenwoordigers verklaarde echter, dat de regering zich moest
houden buiten de handelingen tot organisatie van gemeld corps.
Over de Deensch-Duitsche qusestie is er op dit oogenblik niets
bijzonders te vermelden. Dat de Deensche regering zich weinig
gelukkig gevoelt in zijne pijnlijke positie tegenover de naauw ver
bonden Duitsehe grootmagten, is vooral op te maken uit een
gezegde van den minister-president in het Deensche Landsthing:
„De uitzigten zijn duister, waar het geldt nog iets van den boedel
der hertogdommen te redden!"
Italië blijft voor de diplomatie nog altijd een gewigtig oord.
Men wil, dat, niettegenstaande de schijnbare rust die daar heerscht,
de Europesche vrede daar zijn voortdurend struikelblok heeft. Steeds
heeft Italië een voltallig leger op de been, hetgeen Oostenrijk de
gebiedende noodzakelijkheid oplegt om ook in dezelfde hooge onkosten
te vervallen, die zijne schatkist plunderen en de regering bemoeije-
lijken in zijne binnenlandscbe staatkunde en in zijne houding jegens
den Bond en het Buitenland.
Het plan tot het stichten van internationale scholen zal ein
delijk tot uitvoering komen. Men wil in de 5 voornaamste landen
van Europa scholen stichten, wier leerlingen op gezette tijden van
het eene land naar het andere zullen trekken, zoodat zij in de ge
legenheid zijn om zich met de talen, welke in die verschillende
landen gesproken worden, bekend te maken. De eerste dezer scholen
zal te Saint-Germain-en-Laye Frankrijkworden gevestigd. Leer
lingen van alle landen van Europa kunnen daar onderwijs ontvangen.
Een der familieleden van den onlangs ter dood gebragten
gifmenger Couty de la Pommerais, van gelijken naam, heeft bij de
Eransche regering aanzoek gedaan zich in het vervolg te mogen noemen
en schrijven Couty de Noalles.
De stad Parijs, waar reeds het water van drie rivieren, de
Seine, de Arcueil en de Ourey, gedronken wordt, krijgt nog een
vierde waterleiding, van de rivieren Marne en Dhuis. De aan te
leggen werken zullen die, welke Parijs reeds bezit, verre overtreffen.
Op de hoogten van Menilmontant worden reeds groote reservoirs
gegraven, waarin het water zich zal uitstorten. De Dhuis, een
riviertje, werpt zich in de Aisne en de waterleiding, die het naar
Parijs voert, zal 140 mijlen lang zijn. Het reservoir te Menilmon
tant, waarbij nog een tweede, te Belleville, zal komen, zal aan de
stad alle 24 uren 40,000* kub. ellen water leveren. De kosten zijn
op 40 millioen geraamd.
Alexander Dumas is zoo verwoed over de hinderpalen, die de
censuur opwerpt tegen de opvoering van zijn drama Les Mohicans
in het Théatre de la Gaité, dat hij het noodig heeft geacht regt
streeks een brief tot den keizer te rigten. Dat schrijven besluit hij
aldus: „Ik doe U. M. opmerken, dat ik, noch gedurende de drie
jaren der restauratie van Karei X, noch tijdens de lSjarige regering
van Lodewijk Eilips, ooit een stuk van mij verboden of geschorst
zag en ik voeg daarbij, alleen voor U. M., dat het mij onregt-
vaardig voorkomt een enkelen tooneelschrijver meer dan een half
millioen te doen verliezen, wanneer men zoovele lieden aanmoedigt
en ondersteunt, welke dien naam niet verdienen. Ik doe dus, voor
de eerste en vermoedelijk ook voor de laatste maal, een beroep op
den vorst, waarvan ik de eer had de hand te drukken te Arenen-
berg, te Ham en op het Elysée en die mij, als een toegenegen
proseliet, op den weg van verbanning en gevangenschap vond, doch
mij nog nooit op dien van het keizerrijk met een verzoek zag optreden."
- In den Times leest men het volgende curieuse geval: „Eene
dame en een gentleman werden dezer dagen in hun slaap gestoord
door een zeer onaangenaam geritsel, dat zij onder hun ledikant
meenden te bespeuren. De dame schrikte hevig, maar haar gemaal,
half slapende, voerde haar geruststellend te gemoet: „Bedaar maar,
het is een van onze hondjes!" Hij stak dadelijk zijn hand buiten
het bed en riep: „Azor! Azor!" en dadelijk werd zijne hand gelekt.
De twee echtgenooten sliepen toen weder rustig in, maar, toen zij
's morgens opstonden, bemerkten zij, dat al hun goud en zilver
verdwenen was en dat de hond, die 's mans hand gelekt had, een
zeer slim tweebeenig dier was geweest, dat onder het bed zich
schuil had gehouden.
In een der gevangenissen van Engeland vond dezer dagen
iemand, die genoemde gestichten inspecteerde, op een rei eenige
overdenkingen in poëzy, vervaardigd door een gevangene, die voor
de tweede maal eene poenale straf had ondergaan en vroeger correc-
tionneel herhaaldelijk was veroordeeld. De zin dier overdenkingen
komt hierop neder: „Ik ben niet vrij om uit te gaan, dat is waar
maar ik ben toch dankbaar voor al de zorgen, die men mij bewijst
Hoewel ik het minder verdien dan anderen, ontvang ik nog voedsel,
terwijl anderen van honger vergaan en de huizen afloopen met
bedelen. Als ik een blik sla op straat, zie ik vele fatsoenlijke
armen, bijna met geene kleêren aan, terwijl ik goed gekleed en
tegen de koude beschut ben. Er zijn duizenden van lieden, die
niet weten, waar zij 's nachts hun hoof'd zullen nederleggen, terwijl
mijn cel goed verwarmd is en luchtig wordt gehouden. Ik baad
mij van tijd tot tijd, heb goede boeken en ook een flink bed.
Anderen eten het brood uit het werkhuis en ik heb driemaal daags
een goed maal, dat voor mijne gezondheid opperbest is. O braaf
Engelsch publiek, ik drink op uwe gezondheid! Gij ontheft mij
van alle zorgen; zoolang gij de gevangenen zóó behandelt, zullen
de gevangenissen geen gebrek aan dieven hebben."
Uit Londen bevestigt men het berigt omtrent een ernstig
misverstand tusschen den prins van Wallis en zijne koninklijke
moeder. Naar het schijnt, had de koningin haar verlangen te kennen