Wat ccliter den man aangaat, die aan de schoolbouw-kwestie wel liet moeste
deel had, - den schoolmeest er namelijk, die had zich tot li iertoe in hetgeen hij
toch niet veranderen kon, al zuchtende, weten te schikken. Maar toen de
rui.tcn van zijne woning al schever en schever begonnen te staan, zoodat
hij iederen morgen reden tot danken had, dat hot dak nog niet hoven zijn
hoofd was ingestort, verloor hij mede zijn tot liet uiterste gerekte geduld en
kwam hij tot het hesluit, om zelf een heslissendcn slap te doen. Als de rege-
riug grond had om haar hevel niet met gestrengheid ten uitvoer te leggen,
dan was hij van plan, zich terstond tot den regten man, den hertog, te wen
den, voor wiens strengen zin voor regt geen aanzien des persoons kon gelden.
Op een mooijen dag trok hij dus zijn staatsierok aan, zette zijn besten hoed
op en nam den stap naar Heiningen, de hoofd- en residentiestad des kleinen
vorstendoms, waar Herbedorf toe behoorde, op. Zonder letsel trad hij de her
togelijke wachtkamer binnen, van waar de audiëntie verzoekende personen, op
de rei af, naar gelang dat zij zich hadden aangemeld, in de vertrekken des
hertogs werden binnengeleid.
Onze schoolmeester had 't al zeer gelukkig getroffen. Er bevonden zich maar
zeer weinig personen in de wachtkamer, zoodat hij hoop mogt koesteren, 0111
zeer spoedig gehoor te zullen krijgen. Destijds herkende men den meester van
den stok nog meer dan thans op twintig passen afstands en was 't derhalve
niet te verwonderen, dat de hertogelijke kamer-huzaar, dc lieer Zeuner, hen.
met dien titel aansprak.
Die mijnheer Zeuner bezat voor 't overige een zeer populair karakter. Met
lijf en ziel zijn vorst toegedaan, genoot hij diens volste vertrouwen en was,
in spijt van zijne ruwheid, diens onophoudelijke en onafscheidelijke medgezel.
Met de verfijnde manieren der bontkleurige hovelingen ten eencnmale onbekend,
ging hij met den hertog bijna als met zijns gelijke om en de vorst, die de
edele kern in de ruwe schaal wist te waarderen, duidde zijn trouwen dienaar
niets ten kwade. Nog heden ten dage zijn er een aantal aardige toonccltjcs
tusschen den hertog en zijn kamer-huzaar in omloop, die zich hij lange na
niet allen in hunne eigenaardige originaliteit laten teruggeven. Eens dat dc
hertog op 't punt stond om uit te gaan en dc trappen van zijn slot ai uf was,
merkte Zeuner, dat hij zijn zakdoek vergeten had. Ijlings spoedt hij er zieh
mede naar het venster, ziet den hertog juist liet slotplein overstappen, fluit
hem zoo hard als hij kon 11a en roept: „Uwe doorluchtigheid, uw zakdoek!"
„Kunt gij mij dien dan niet eens brengen?" gaf de hertog, zich omkeerende,
ten antwoord. „Gij hebt jonger hccnen dan ik," hernam Zeuner droogjes en
gooide den zakdoek naar beneden. De hertog begon eens te lagchen, keerde
terug en ving den fladdcrcndcn doek op. Nemen wij daarbij nog in aanmer
king, dat de kamer-huzaar, als een stads-kind van Heiningen, zich, in zijn
verkeer met den hertog, ook van de platste uitspraak plagt te bedienen, dan
zal de lezer zich van de originele persoonlijkheid van den heer Zeuner ligt
een beeld weten te vormen.
„En gij komt zeker om cene toelage, hé?" vroeg onze kamer-huzaar, toon
hij den schoolmeester kwam berigten, dat de hertog hem wachtte. „Nu, je
kunt 't proheren, dc hertog is van daag goed geluimd.
„Ik heb een heel ander verzoek," gaf de schoolmeester ten antwoord en
volgde zijn gids naar de receptie-zaal. Vol moed was onze schoolmeester
binnengetreden en had zijne toespraak tot don vorst in zijne gedachten behoor
lijk geregeld. Maar nu begon hem liet hart toch geweldig te kloppen en was
hij bijna alles weer vergeten, toen hertog George te voorschijn trad en zijne
heldere doordringende blikken op hein gevestigd hield. Het edele gelaat van
den vorst met zijn hoog, open en vrijmoedig voorhoofd en de trotsch gebogen
neus boezemde intussehen zooveel vertrouwen 111, dat de schoolmeester er zich
een riem door onder het hart voelde steken en zijn verzoek voordroeg, terwijl
hij den vorst mededeelde, dat zijn huis zóó bouwvallig was, dat hij dagelijks
moest vreczen, dat 't boven zijn hoofd zon instorten, zoo als ook de hertogelijke
rooimeesters dit erkend en de hertogelijke regering de algeheele vernieuwing
had gelast, maar de gemeenteraad halstarrig bleef weigeren, om dat bevel ten
uitvoer te leggen.
Hertog George hoorde den verzoeker opmerkzaam aan, liet zich nopens een
en ander nog nadere inlichtingen geven en deed tevens naar de personen, die
zieh hoofdzakelijk als tegenstanders tegen den schoolbouw hadden onderscheiden,
nader onderzoek.
Hertog George van Sazen-Heiningen was een man van handelen, die, wat
hij zelf kon beslechten, niet dan zeer noode in het kanselarij-bureau op het
sleeptouw liet. In het constitutionele leven van latere dagen zou hij zeer
kwalijk geplaatst zijn geweest; maar dat was ook aan de zienswijze van het
destijds levende volk ten eenenmalc vreemd. In de aartsvaderlijke toestanden
van dat verleden verlangde men van den vorst, dat hij met eigen hand in het
raderwerk der wel veel minder dan heden ten dage zamengestelde staatsmachine
ingreep en den hulpbehoevende persoonlijk raad en hulp verschafte. Omdat hij
dien pligt eens regents zonder aanzien des persoons plagt te vervullen en voor
den geringsten van zijne onderdanen den w:eg tot hem open stond, - en inzon
derheid omdat hij er veel van hield, met het volk in persoon te vorkeeren, en
zich in 't geheel niet ontzag de nederigste hutten en stulpen binnen te treden,
daarom W'erd hij, in weerwil van menige ruwheid en gewelddadige handeling,
die een gevolg van zijne zienswijze nopens liet beroep eens vorsten, zoo alge
meen geëerddaarom wordt dé nagedachtenis van „hertog Jürg nog heden ten
dage 111 zegening gehouden en hoort men thans nog van de tijdgenooten de
vereerende getuigenis: „dat er nimmer weer een hertog Jörg zal opstaan."
Doch niet alleen dat hertog George ecu volksminncnd vorst mogt hceten, neen!
hij was tevens een wijs en geestvol man, die de kunsten en wetenschappen
liefhad eu begunstigde, en 't lag volstrekt niet aan hem, dat zijn hof met dat
van zijn neef te Weimar geenszins kon wedijveren.
Den volgenden Zondag reed hij met zijn getiouwen Zeuner naar Ilerhedorf,
stapte aan dc pastorie af en noodigde zichzolven, zonder dc minste pligtple-
gingen, bij den geestelijke te gast. Des hertogs gewmoute, 0111 hij zijne uit
stapjes in de eerste boerenwoning de beste in te koeren en den eenvoudigen
huismans-kost met hare bewoners te deelcn, was algemeen in 't land bekend
en droeg veel tot zijne populariteit bij. Zoo moet 't eens op een dier uitstapjes
zijn gebeurd, dat, toen de hoer vruchten opdisclite en de hertog hem vriendelijk
vermaande, zich niet al te zeer te berooven, deze den vorst met de woorden
eet maar toe, de varkens krijgen ze toch!" tot een onbeschroomd toetasten
trachtte te bewegen.
Aan tafel was de hertog hijzonder spraakzaam en onderhield zich met den
geestelijke over allerlei wetenschappelijke dingen, waarbij 't kwam to blijken,
dat hij bijna in allo vakken te huis was. „Weet gij al," zeide hij in den loop
van het gesprek, dat ik met het instituut te Dreiszigacker nagenoeg klaar
hen? Bechsteïn heeft mij zijn woord gegeven en bovendien hen ik nog met
cenige andere geleerden in onderhandeling, 't Moet eene modcl-inrigting voor
geheel Duitschland worden, als God mij leven, gezondheid en goeden uitslag
op het werk schenkt. Niets nuttiger voor een land, dan zulk eenc inrigting.
De houtvesterij is nog hij lange 11a niet in orde en onze jagers hebben ook
geen de minste kennis van wetenschap. De blootc praktijk kan 't ook alleen
niet meer doen. Behalve dat, heb ik plan, nog meer geleerden naar mijn land
te lokken, ten einde wij ons niet langer voor Weimar behoeven te schamen,
waar al de muzen zich verzamelen. En kan ik al geen Goethe, of Schiller, of
Wieland bestellen, zoo zal toch dc wereld weten, dat er buiten Weimar nog
een land bestaat, waar het genie met open armen wordt ontvangen. Het land
zal 't mij dank wijten, want, van de tafels der geleerden, - waar ik evenwel
niet alleen kamer-gclecrden onder verstaan wil hebben, - valt toch nog altoos
een kruimken verstand af voor het volk, dat daar groot gebrek aan heeft.
Nopens liet eigenlijke doel van zijn bezoek gaf hij alleen te kennen, dat hij,
ten aanzien van het verbouwen der school eens een verstandig woordje met dc
leden wilde praten en verzocht den geestelijke derhalve, van den kansel af te
kondigen, dat de belanghebbenden zich, na liet eindigen der openbare gods
dienstoefening, onder den lindeboom - de gewone plaats voor dergelijke hijccn-
eenkomsten, - zouden laten vinden. „Ook zou 't geen kwaad kunnen," voegde
hij er hij, „als ge in uwe preek zoo ietwat van gehoorzaamheid aan zijne wet
tige overheid liet invloeijen. Gehoorzaamheid is eene zaak, die uwe hoeren
nog schijnt to ontbreken. Ongehoorzame onderdanen kan ik in 't geheel niet
gebruiken. Ik zelf heb mijn pligt jegens mijn land en volk steeds voor oogen
en in het harte, en handel zoodanig, dat mijn naam in de geschiedenis van
mijn land met ecre kan genoemd worden. Ik heb mijne onderdanen hartelijk
lief en wil niets dan hun waarachtig geluk, maar gehoorzamen moeten ze.»
Als een loopend vuurtje had zieh liet gerucht van de aanwezigheid des her
togs door liet gansche dorp verspreiddoch, dat zijn bezoek met een bijzouder
oogmerk in verband stond, vermoedde, buiten den geestelijke, slechts eene
enkele - de schoolmeester. Eerst toen de geestelijke, uit naam van zijn
doorluchtigen heer, de gemeente tot eene bijeenkomst opriep, ging voor menig
een een licht op. Niettemin waren de halstarrigsten vast besloten, niet toe te
geven en leerde de schout eene verhandeling van huiten, waarin hij de oumagt
der gemeente, 0111 de verbouwing der school uit eigen middelen te bestrijden,
op goede gronden wilde trachten te bewijzen.
Na den afloop der namiddag-godsdienstoefening, waar de hertog mede deel
aan had genomen, lieten de belanghebbenden zicli ter bestemder plaatse vinden.
De partijen hielden zicli van elkander afgezonderd. De dorps-schepen met zijn
aanhang triomfeerde; de overigen staken alleen de hoofden bijeen, terwijl de
een den ander in het bieden van tegenstand aanmoedigde. „Men kan er ons
niets over doen, als wij de school niet opbouwen," liet de schout zich hooren,
„wij hebben geen geld en daarmee basta! Wel is de overheid - zoo als onze
geestelijke heeft gezegd - van God ingesteld cn wij zijn haar ook in alle
stukken onderdanig, maar, waar niets is, daar verliest de keizer zijn regt."
De gansche gemeente was voltallig hijeen, toen de kamer-huzaar Zeuner
verscheen, vergezeld van een knecht, die .eenige hossen stroo droeg. Dat stroo
liet hij op den eeuen kant van het plein neerleggen, schikte eenige hossen tot
eene gemakkelijke legerstede bijeen en legde daar liet laatste hos dwars over
heen. Yol verbazing stonden de boeren dat spelletje aan te kijken, terwijl de
betcekcnis van die toebereidselen een raadsel voor hen bleef. Sommigen slopen
0111 den kamer-huzaar rond en poogden hein uit te hooren, maar Zeuner gaf
geen ander antwoord als: „afwachten."
Toen trad de hertog voor de vergadering, terwijl het raadselachtige stroole-
ger zich aan zijn linkerkant bevond. Eensklaps vlogen alle hoeden af en
beantwoordden de mannen de gvoete van den hertog met kennelijkeu eerbied.
„Ik hen hier gekomen, om eens een verstandig woordje met u te
spreken," dus begon de hertog, „'t Is mij ter oorc gekomen, dat uw schoolhuis
iu een hoogst ellcndigcn toestand moet verkcercn en ik heb mij met eigen
oogen overtuigd, dat dit werkelijk zoo is. Voor een hondehok of schaapskooi
ware dat krot nog veel te slecht, waar gij den verdienstelijken onderwijzer van
uwe kinderen iii vergt te wonen cn uw eigen kinderen aan het gevaar bloot
stelt, om onder deszelfs puin begraven te worden. Ge behoordet er u over te
schamen. Wijders is mij bcrigt geworden, dat 't u reeds lang geleden bevolen
werd, het oude gebouw tot den grond toe te slopen en een nieuw op te
trekken, maar dat het meerendeel van u dit gebod met halstarrigeu trots
weerstreeft. Is dat waar?"
Daar raapte dc schout, op wien de oogen van den vorst hij voorkeur geves
tigd stonden, al zijn moed hijeen en wilde spreken. Zijn driekanten hoed iu
zijne hand al heen en weder draaijende, kuchte hij eens, maar scheen het regte
woord niet te kunnen vinden. „Doorluchtigste heer!" stamelde hij eindelijk,
doorluclitigste hertog, 't behage u genadiglijk te bedenken, te verschoonen, te
vergeven.'-..."
„Goed, goed!" viel de vorst hem in de rede, „ik geloof 't niet wat men mij
van uwe ongehoorzaamheid en uw trotschen wrevel heeft gezegd. Ik weet, dat
de gemeente Herbedorf de middelen bezit, om eene geschikte en deftige woning
te houwen en niet meer dan eene ernstige vermaning noodig heeft, om zich van
haar pligt te kwijten. Dwingen wil ik u echter in geen geval. Ieder uwer
zal zijn vrijen wil hebben cn, als de meerderheid van u den ophouw niet ver
kiest, dan moge die op uw eigen risico achterwege blijven."
Op een wenk des hertogs ging nu Zeuner digt hij het strooleger staan,
haalde een jagtzweep van ouder zijne jas te voorschijn, waarvan hij het eind
riem om zijne hand heensloeg en daar eene veel heteekenendc beweging
mede maakte.
„Tot dat einde wil ik u onder elkander laten stemmen," ging de hertog
voort. „Wie van gevoelen is, dat de gemeente Herbedorf een nieuw schoolhuis
behoort te bouwen, trede ter regter- en, wie er tegen is, ter linkerzijde.
Op dien linkerkant stond echter juist de groote, dreigende en met den
rijzweep gewapende gestalte van Zeuner, wiens hoogst verdacht gebarenspel de
boeren met ontzetting vervulde. Aan de regterzijde stonden reeds de dorps
schepen met zijne medestanders, aan den linkerkant nog niemand. Daar sloop
ook de schout met langzame schreden en gebnktcn hoofde naar de regterzijde
en zijne aanhangers volgden hem van lieverlede na, zoodat de gansche.gemeente
van een en dénzelfden zin scheen te zijn.
„Ik ben regt blijde," begon nu de hertog, vvieu een bijna onmerkbaar glim
lachje op de lippen speelde, „dat een verstandig woord cene goede plaats bij u
heeft mogen vinden en ik geen enkelen weerbarstige ouder u heb aangetroffen,
maar dat gij allen uw goeden wil eenstemmig hebt uitgesproken. Gaat dan nu
met Gods hulp aan't werkIk voor mij wil voortaan uw genadige hertog zijn."
Ter naauwernood had de hertog uitgesproken, of daar liet zieh huiten de
vergadering cene stem hooren: „leve onze hertog! vivat! driemaal vivat! Dat
was Ilaunfried, die daarbij zijn pet in de lucht zwaaide cn zich zoo uitgelaten
toonde, alsof hij in een danszaal was cn hem liet kermis-bier naar 't hoofd
was gestegen. De schout stond op hecte kolen en wierp zijn spruit menigen
gramstorigen blik toe, die zijn doel, helaas! miste. Eindelijk wenkte de hertog
den luidruchtigen knaap tot zich cn vroeg hem naar zijn naam.
„Ik hen de oudste zoou van den schout, uwe doorluchtigheid!" was het ant
woord, „en hen daarom zoo vrolijk, omdat ik nu mijne Liesemargt wel zal
mogen trouwen. Mijn vader heeft mij zulks beloofd, bijaldien hij tot de ver
bouwing der school zijne toestemming gaf, dan zou ik ook Liesemargt hebben.
Als uwe doorluchtigheid er nog een goed woordje voor mij zou gelieven hij
te voegen?"
„Daar kan ik u niet meê helpen, knaaphernam de hertog, „ieder burger
of hoer is heer en meester in zijn eigen huis. Maar, als uw meisje braaf is,
zal uw vader er niets tegen hebben en een eerlijk man houdt ook zijn woord.
Als gij bruiloft houdt, kom dan bij mij uw uitzet haleu en van uw eerste
jongen ben ik peter. Kom, Zeuner! God behoede u, mannen!"
Een veelstemmig „vivat!" galmde den vorst achterna, die spoedig daarop,
na een hartelijk afscheid van den geestelijke, met ziju getrouwen kamer-huzaar
naar de stad terugreed. Zelfs de schout wuifde met zijn hoed cn reikte den
dorps-schepen vervolgens de hand, die deze, met liet korte: „'t blijft hij het
oudehartelijk drukte. „Maar u zal ik leeren," zeide de schout, zich tot
Hannfried wendende, „zijn landsheer met zulke zotteklap aan te komen en
lastig te vallen. Uw Liesemargt moogt ge mijnentwege hebben. Biuncu vier
weken is 't bruiloft, onthoudt dat maar."
Dc schoolmeester verheugde zich zeer over ziju logt naar den „regten mau,"
maar de hoeren waren 't nu, ten aanzien van de verbouwing der school, allen
eens. „Niemand heeft het ons ook zoo voorgesteld als onze hertog Jörg!"
zeiden ze. Van de jagtzweep en den hoop stroo werd met geen enkel woord
gerept. De geschiedenis zelve werd echter allerwcge verteld en er leeft daar
nog menigeen, die als kind het voorval uit de verte mee heeft aanschouwd.
Do kunst, 0111 verschillende partijen ouder cén hoed te brengen, was in den
goeden ouden tijd wel wat ruw van aard, maar, wie haar tot iets goeds wist
aan te wenden, dien vergaf men dien ruwen vorm gaarne, die voorzeker in
onze meer verlichte eeuw oneindig veel fijner geworden is Mogt ook al soms
dc roede vrij hard en gevoelig zijn, waar hij zich vau plagt te bedienen, zoo
bevonden zicli land en volk toch uitstekend wel ouder het vaderlijk bestuur
van hertog Jörg, wiens naam door dc zonen en kleinzonen dier mannen van
Herbedorf nog altoos met diepen eerbied wordt genoemd.