BUITENLAND. '2de kl. W. L. A. Gericske, C. F. F. van YVoelderen, C. J. Marin- kelle en H. C. Jutta; adelborsteu 1ste kl. S. II. Binkes, H. C. Ellis, M. C. van Doorn, A. Worumens Bunig, J. la Gaai, S. F. Land, J. J. de Bruyn, H. Vredenberg, J. D. A. Nederburgh, H. F. Verhegge, II. J. J. Kempe, W. van Hasselt, G. M. Dolleman, jhr. J. C. L. von Schmidt auf Altenstadt, D. J. W. A. G. Koops, IV. L. C. VVolterbeek Muller, J. F. Hofman, A. M. B. Wagner en J. Janse; off. van gez. 1ste kl. P. J. Idenburg; off. van gez. 3de kl. G. L. Albertsberg; off. van adm. 2de kl. J. C. L. K. van Wely; scheepsklerk N. de llonde Bresser. Paliaskapt.-lnit. ter zee W, C. Klis, komm.; luit. ter zee 1ste kl. C. A. E. Fauehey, 1ste officier; lnits. ter zee 2de kl. J. W. Visser, F. II. Coblyn en P. Cransadelborsten 1ste kl. H. van den Painvert, C. Vrede, J. V. Wierdsma, L. Voute, H. J. P. Mirandolle, J. II. Meijer, VV. G. van Nes, lt. C. A. L. Janzen, D. Hordijk, F. W. C. Ledeboer, N. J. Brunger en J. P. Lubbe Bakker; off. van gez. 2de kl. H. C. van Steenbergenoff. van adm. A. J. Looijen; scheepsklerk M. C. Hazenberg. Heden zal in de Tweede Kamer der Staten-Generaal het onderzoek over de ontwerpen der belastingwetten aanvangen en wel bepaaldelijk: 1. personele belasting; 2. wijziging der gemeentewet, voor zooveel de plaatselijke belastingen betreften 3. nadere bepa lingen nopens den accijns op het gedistilleerd. Bij de memorie van beantwoording op het voorloopig verslag nopens de begrooting voor de Marine, heeft de minister zich in 't breede verdedigd tegen de aanmerkingen, ten aanzien van zijn be leid, in dit verslag vervat. Hij erkent, dat onze zeemagt bestaat uit een aantal schepen van verschillende soort, waarvan sommige geenszins kunnen worden geacht op de hoogte van den tijd te zijn, dat dit ook bij andere natiën het geval is en het gevolg van de omwentelingen, die in de laatste jaren in het zeewezen hebben plaats gehad; dat men elders, met opoffering van belangrijke som men, heeft getracht daarin te voorzien, doch dat men ten onzent langzamerhand daartoe tracht te geraken. Behoudens eenige uit zonderingen, kan men zeggen, dat het materiëel in goeden staat wordt gevonden, dat het voor de handhaving van ons gezag in Oost-Indië voldoende maar te kostbaar is, even als voor de oefening der zeelieden, en dat men voor de binnenlandsche verdediging alleen de middelen wil aanwenden, welke men gerustelijk daartoe kan aanbevelen. Dat al de werven niet in den besten toestand zijn, kan de minister niet ontkennen, naar Z. E. meent, dat dit een ge volg is van de te lage begrootingen in vroegere jaren. Uit dien hoofde heeft hij de afschaffing van de werf te Vlissingen voor aan bouw voorgesteld, omdat anderzins de kappen en hellingen zouden moeten vernieuwd worden, maar durft hij de afschaffing van de werven van uitrusting aan de Schelde, te Hellevoetsluis en te Willemsoord niet voorstellen. De minister verklaart daarentegen, door het minder ongunstig oordeel van andere leden eenigzins bemoedigd te zijn en versterkt in zijne overtuiging, dat men met bedaardheid op den door hem ingeslagen weg behoort voort te gaanhet bouwen namelijk hier te lande van krachtige houten oorlogschepen en kleinere vaartuigen voor de algemeene dienst, en voor de binnenlandsche verdediging. Wat betreft het bouwen van oorlogschepen in Oost-Indie, bestemd om aldaar te verblijven, heeft de minister medegedeeld, dat de gouverneur-generaal heeft berigt, dat er genoeg geschikt hout voor scheepsbouw voorhanden is, dat alzoo bevelen zijn gegeven om dit hout bijeen te brengen en tot het inrigten van scheepshellingen over te gaan. Vermits nu het voornaamste bezwaar tegen dezen aanbouw is opgeheven, acht de minister het overbodig, de voor- en nadeelen daarvan op nieuw te bespreken. Als een bewijs, dat men wil zorgen, dat de vloot niet geheel zou verdwijnen, 't welk al ligt het geval zou zijn, indien in het geheel niet meer werd gebouwd, doet de minister opmerken, dat in 1865 een tweede van Galen en een tweede Watergeus op stapel zullen worden gezet. Aan het offieiëel verslag van den kapt. ter zee J. E. de Man, stations-kommandant in de wateren van Japan, uitgebragt aan den minister van Marine en opgenomen in de Staats-Courant, ontleenen wij de volgende bijzonderheden, betrekkelijk het forceren van de Straat van Simonoseki: „De weigering van den Taikoen, om de in Frankrijk gesloten conventie tot het openen der Binnenzee te ratificeren, gaf aanleiding tot het voornemen der in de Japausche wateren verecuigde krijgsmagten van Fntjeland, Frankrijk en Nederland, tjp straat van Simonoseki met geweld te gaan openen. Het eiland Bimi-Sima was de plaats, waar de verschillende escaders elkander zouden ont moeten. De Nederl. schepen Metalen Kruis, Djambi, Amsterdam en Medusa, verlieten 28 Ang. jl. de recdc van Yokohama, den volgenden dag door de beide andere escaders gevolgd, waarop zij den 3 Sept., in den avond, voor gemeld eiland ten anker kwamen. Den 4 Sept. werd, als verjaardag van den priDs van Oranje, door het hijschen der vlaggen en het spelen onzer volksliederen, ook op de vreemde bodems herdacht. De Engelschc admiraal seinde in den morgen naar de straat, tot in de nabijheid der vijandelijke forten, op te stoomen, hetwelk in drie kolonnes geschiedde, alsregter- Nederland, centrum- Enge land, linker- Frankrijk. Des anderen daags, in den namiddag, vatten de Tartar (Eng.), Dupleix (Frauseh), Metalen Kruis (Nederl.), Barrosa (Eng.), Djambi (Nederl.) en Leopard (Eng.) vóór de twee groote vijandelijke batterijen post. De Medusa behoorde tot de 2de divisie, tot flank-divisie bestemd. Ten 4 ure werd het vuur geopend en krachtig door den vijand beantwoord. De Metalen Kruis ontving des vijands eersten laag, toen men nog bezig was het dwars te halen. De enfilcerschoten teisterden dit «chip geweldig en doodden al dadelijk de matrozen 3de kl. C. Tassel en D. de Vries. De marinier J. G. van der Kamp werd zwaar en de mariniers de Witte en Vermeulen werden ligt gewond. Dater werd het schip nog wel erger beschadigd, doch de beman ning bleef verder gespaard. Na 35 minuten hevig geageerd te hebben, ver- flaauwde het vijandelijk geschut, om straks geheel op te houden, waarop het flauk-cscader, dat toen naderde, de Japannezen uit hunne batterijen deed vlug- ten. De voorste batterij werd nog dien eigen avond geheel vernageld door de Ferseus (Eng.) en onze Medusa, die daarbij veel eer inlegde. Den 6 Sept. opende de vijand het vuur uit de binnenwaarts gelegen batterij, veel schade berokkenende aan de Tartar (Eng.) en Dupleix (Fransch). De troepen, inmiddels geland, rukten de bergen in en het strand langs, overal den vijand doende jvlugteo, waarop zij, ondersteund door de gewapende sloepen, op de poorten van Simonoseki aantrokken, in welke stad, door het ver dragend ge schut van de Semiramis (Fransch) en Tancride (Fransch), eenige huizen werden in braud geschoten. De avond viel echter en de Engelsche admiraal gaf last tot het cmbarqueren der troepen. Den 7 Sept. moesten de Tartar (Eng.), Dupleix (Fransch), met onze Metalen Kruis en Djambi het naauw van de straat doorstooraen en voor de hoofdstad Simonoseki post vatten. Den volgenden dag stoomden deze korvetten de straat verder iu en lieten, na een heftigen doch onbeantwoorden aanval, des middags ten 12 ure het anker vallen vóór de twee groote batterijen op Hiini-Sima. Deze batterijen, uit IC stukken bestaande, werden vernageld en aau boord gescheept, en dn vestingwerken door mijnen en brandstichting vernield. Dien eigen dag kwam er cene deputatie van den vorst van Narjato, met verzoek het vuur te staken, waarop al de schepen de witte vlag heschen. Daar er geenc batterijen meer op Ilimi-Sima waren, retourneerde het advaneed-squadron naar de vroegere ligplaats vóór Simonoseki, waar den 10 Sept. - dag der afzending van het rapport - een groot gedeelte van het vereenigd escader mede het anker liet vallen. De prins van Nagato onderwierp zich bij brief aan de verschillende bevel hebbers der escaders, tevens er bijvoegende, dat het sluiten van de straat en het schieten op verschillende schepen, ten vorigen jare, op last van den Taikoen en Mikado was geschied, waarbij hij louter werktuig zijner gebieders was. Er zijn 73 metalen stukken van groote waarde genomen, waarvan er sommigen 7 ton wegen. Als vredes-voorwaarden zijn voorloopig gesteld de geheele opening der straat en het betalen van 2 millioen dollars wegens het niet'in brand schieten der stad. Verder deelt de kommandant nog mede, dat door de Metalen Kruis op den eersten dag, in anderhalf uur, 60 granaten met het getrokken geschut zijn ge daan, 45 met kogels a 30 pond en 9 Bourbons. De puutgranaten deden goed effect, doch schijuen niet op den duur tegen aanhoudend schieten bestand. De Amsterdam, die tot de reserve behoorde, deed den tweeden dag uitstekende diensten met zijn SOpondcrs, bij het debarquereu der troepen. Gok de Medusa onderscheidde zich. Nadere bijzonderheden omtrent de Medusa, Amsterdam en Djambi (de rapporteur koinmandeert het Metalen Kruiszullen in een later rapport worden kenbaar gemaakt. De barkas van de Medusa dreef weg en werd door den vijand overmeesterd. De zich daarin bevindende matroos Mastenbroek, van de Amsterdam, zal waarschijnlijk vermoord zijn. De Engelsche en Fransche admiraals hebben hunne hooge tevredenheid over de houding van ons escader te kennen gegeven, met bijvoeging, zulks ook aan hunne regeringen kenbaar te zullen maken. Het terugzenden der schepen naar Java zal nog wel niet in de eerste twee maanden plaats hebben. De vcreenigde magt wil door de Binnenzee, langs Osacco en het Kino kanaal, naar Yokoliama terugkeeren, ten einde den wereld handel van het geheimzinnige Japan alsnu voor goed voor alle natiën te openen. Geheel het escader bedroeg 17 schepen. Er vielen aan de zijde der gealli eerden 12 dooden en 33 werden er gekwetst." Door den gouverneur-generaal van Nederl. Indië is goed gekeurd de door het militair departement genomen beschikking, waarbij de kapt. der Infanterie J. Tomei, onlangs van verlof uit Nederland teruggekeerd, bij het 13de bataillon is geplaatst. De heer J. A. Lamping, theol. doctor, nam jl. Zondag na middag van zijne gemeente te Noordwijkerhout afscheid met eene rede, naar aanleiding van Efeze III .- 17b, 18 en 19. Bij de Herv. gemeente te Noordwij kerhout is beroepen de candidaat A. C. J. van der Kemp. De in de Scheveningsche duinen genomen proef tot beplanting met Japansche boekweit, is tot dusver minder gunstig uitgevallen. Evenwel zal de ondervinding van een volgend jaar worden afgewacht. In de gemeente Soest treedt een bedeelde vrouw als eenige erfgename op van een bloed- of aanverwant, aldaar kortelings over leden, wiens nalatenschap op eenige tonnen gouds wordt geschat. Te Poskoop dragen vele inwoners denzelfden naam. Zoo vindt men er 55 van den naam van Boei, 49 van van Cleef, 45 van Loef, 44 van van Nes, 40 van van Heijningen, 40 van Verkade, 35 van Koster, 34 van van der Willik, 30 van van Wilgen, 29 van Hooftman, 27 van Goudkade en 23 van van Tol. Jl. Donderdag is door de Prov. Staten van jFriesland, na warme debatten, besloten voor ƒ400,000 deel te nemen in de geld- leening van 5 millioen ten behoeve van den Noordhollandschen- Frieschen spoorweg. Te Harlingen is dezer dagen een kind, door het inslikken van een boontje, subiet aan verstikking gestorven. Te Muntendam is de diligence, komende van Groningen, ten gevolge van het breken van de as van een der voorwielen, omge slagen. De passagiers, ten getale van acht, zijn met den schrik vrij gekomen. Wij leven thans in den tijd der openbaarheid, hiervan worden wij in de tegenwoordige dagen helder overtuigd bij hetgeen er voorvalt omtrent -de September-Conventie, tusschen Frankrijk en Italië gesloten. De Fransche zoowel als de Italiaansche staatslieden leveren der deplomatieke wereld dagelijks memories, ophelderingen, circulaires en wat dies meer zij. Bovendien zijn er in de Kamer van Afgevaardigden te Turijn, ter gelegenheid van de beraadslagingen over de groote qusestie, niet minder dan 120 sprekers ingeschreven. De vraag ontstaat echter of er door zooveel beraadslagingen, door zooveel diplomatieke stukken nog niet meer duisterheid of verwarring ontstaat, zoodat het hoe langs hoe moeijelijker wordt de raadselen op te lossen. De koning van België bevindt zich te Parijs. Men brengt zijn verblijf aldaar in verband met het door keizer Napoleon geopperd plan tot een Europeesch Congres, waarmede koning Leopold bijzonder moet ingenomen zijn. De berigten uit Noord-Amerika zijn weinig bevredigend, want de oorlogskans is er nog altijd zeer afwisselend. Nu eens worden door de eene, dan weder door de andere partij voordeelen behaald. Men verwachtte, dat het leger van het Zuiden zich van Atlanta zou meester maken, doch volgens de laatste berigten had de generaal klagten over gebrek aan schoenen en voedsel voor zijne soldaten en was de armee dus weinig geschikt om eene welverdedigde vesting te bestormen. Een kruidenier, de heer Ywonende te Parijs in den faubourg Saint-Antoine, had, door activiteit, geduld en zuinigheid, eene vrij aanmerkelijke som bijeengegaard. Hij verkocht zijne zaak en ging toen stilletjes leven, met een inkomen van 6000 fr. Hij kon dat royaal doen, want hij had vrouw noch kinderen. Zijne

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1864 | | pagina 2