BEGRAFENIS-PLEGTIGHEDEN IN ZWEDEN.
Bij Bourges is een wolf die op den spoorweg rondzwierf door
de locomotief van een aankomenden trein overreden en verbrijzeld.
De machinist dezer locomotief maakt aanspraak op de premie voor
het dooden van zulk een dier uitgeloofd.
Daily Telegraph treedt in eeue uitvoerige beschrijving van
de vorderingen, welke met den transatlantischen telegraafkabel worden
gemaakt. De voorzorgmaatregelen, thans genomen, doen hopen, dat
de pogingen nu met een schitterenden uitslag bekroond en de
telegrafische gemeenschap met Amerika tot stand gebragt zullen worden.
De Bayersche Zeitung deelt het volgend verhaal mede van
een voorval, dat dezer dagen plaats had bij gelegenheid eener hof-
jagt in de nabijheid van Anzing. Een der personen, die aan deze
jagt deel nam, de hoofdzvvaardveger Baader, sloeg den gegeven
raad, om zich van zijne standplaats niet te verwijderen, in den
wind en zag zich achterhaald door eenige herten, die eensklaps te
voorschijn waren gekomen. Een hertebok sloeg den onvoorzigtige
met zijn gewei met zooveel kracht in den hals, dat een der punten
door het achterhoofd drong en een onmiddelijken dood veroorzaakte.
Alvorens de „Apostel der oorspronkelijke gezondheidsleer,"
zich noemende Ernst Mahner, zijue zwempartij in den Rijn bij
Keulen aanving, had hij zich het hoofd omkranst met groene twijgen.
Eorsch van bouw, met lange grijze haren, welke over borst en
schouders golfden, geleek hij den „vader Rijn." Toen hij nabij de
schipbrug was aangekomen, waar (luizende toeschouwers waren
verzameld, zong hij het bekende lied van BeckerSie sollen ilm
nicht halen," hetwelk in der tijd uit aller mond werd gehoord.
Sedert eenige dagen houdt het gerucht aan, dat op Yictor
Emanuel een moordaanslag is gedaan, en hij met een mes in den
schouder gekwetst moet zijn. De koning zou op Nieuwjaardag
receptie gehouden hebben van het corps diplomatiek, doch deze
plegtigheid is afgezegd.
De New-Yorksche berigtgever der Londensche Times zegt in
een schrijven van den 2 dezer: „De aanwerving van krijgsvolk staat
hier en in de andere steden van het Noorden nagenoeg geheel stil,
hoewel nog steeds hoog handgeld voor vrijwilligers wordt aangeboden.
De generaal Grant verlangt eene versterking van minstens 50,000
man, om zijne krijgsmagt weder te brengen op de sterkte die zij
in het midden van den zomer had; en in afwachting daarvan zijn
de operatien van Richmond en Petersburg grootendeels geschorst en
uitgesteld,
„Men zegt dan ook, dat de president Lincoln eerstdaags in zijne
boodschap aan het congres aanzoek zal doen om een half millioen
nieuwe soldaten, door aanwerving of anders door conscriptie bijeen
te brengen. De tegenwoordige sterkte van de landmagt der Unie
is onder het publiek niet juist bekend: naar de raming van deskun
digen en vrienden der Unie bedraagt zij hoogstens 300,000 man van
alle wapenen. Dat is klaarblijkelijk niet genoeg om het Zuiden te
onderwerpen.
„Er zal eenig middel moeten worden gevonden om in het Noorden
meer soldaten, willige of onwillige, te verkrijgen; anders zal de Unie
met hare groote overmagt moeten bukken voor de zelfopofferende
vaderlandsliefde en den heldenmoed van het Zuiden.
„Er is nog eene zaak welke het Noorden behoeft om den oorlog
met de ter bereiking van het doel vereischte kracht te kunnen
voortzetten, namelijk gelddienaangaande verwacht men insgelijks
voorstellen drr regering.
„De betaling der soldij van het leger is achterlijk; er zijn regi
menten, die sedert zeven maanden geen penning hebben ontvangen.
De belastingen, hoe hoog ook opgedreven, leveren niet genoeg op
om ook maar een vijfde deel der loopende uitgaven goed te maken.
Uitgifte van nieuw papiergeld zou verdere daling van deszelfs
waarde, dat is rijzing van het goud tengevolge hebben. Yerhooging
der belastingen zou de bevolking verbitteren en ook eerst over
eenigen tijd vruchten voor de schatkist afwerpen. Wat middel
blijft er dan ter voorziening in de dadelijke behoefte over, behalve
geldleeningen op bezwarende voorwaarden?"
De heer Seward, Lincoln's minister van Buitenlandsche Zaken,
heeft al de documenten, betreffende de Amerikaansche politiek, in
het conflict tusschen Noord en Zuid, openbaar gemaakt, in twee
dikke deelen van ongeveer 1400 bladzijden. De helft van een dier
deelen wordt ingenomen door de correspondentie met Engeland.
De schuld der Noordelijke Staten van Amerika, welke op 1
Julij jl. 1,700,000,000 doll. bedroeg, zal op 1 Julij 1865 bedragen
2,223,064,667 doll.
Een firma te Springfield, in de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika, vervaardigt eiken dag 60,000 papieren halsboorden, zoo
genaamde vadermoorders
Bij de Nooidsche volkeren wordt eeue godsdienstige vereering der graven op
hoogtn prijs gesteld. De dood boezemt hun godsdienstige en vrome, soms zeer
diepzinnige, gedachten in, maar bedroeft hen nimmer en jaagt hun nooit schrik
aan. Zij spelen met hem even als met een inedgezel, met wien te zijn verbonden,
hun aangenaam is. Of hij hen jong of oud wegrukt, 't is hun om 't even;
zij verweuscheu hem nooit, maar ontvangen hem daarentegen met een vrolijken
glimlach en geven zich, als zij hein soms eens wat al te vroegtijdig mogteu zien
komen, op zijn hoogst genomen aan eenige droefgeestigheid over. Ook stellen
zij, in plaats van de zinnebeelden van dood en graf in de schaduw te plaatsen,
die in 't openbaar ten toon. Zelfs in den boezem der groote steden en in de
volkrijkste en fraaiste straten, treft men magazijnen met groote glazen en
wijd openstaande deuren van doodkisten aan. Die kisten mag men inderdaad
kunstgewrochten heetenwant ze zijn sierlijk gemaakt, met goud en zilver
ingelegd, en met de schitterendste kleuren beschilderd.
In de heideusche eeuwen waren er bij de Noordsche volken verschillende
manieren van begraven iu zwang. Eerst begroeven zij hunne dooden in 't
diepst van groote grotten of spelonken, die zij alsdan met groote hoopen steen
bedekten. Wijders kwam Odiu, die het gebruik om te verbranden invoerde,
tot dat men, eindelijk, onder de opvolgers van Uingoe-Pref, in 1616, onder
meestal door hooge boomen belemmerde en aan den oever der zee of rivieren
staande boomen gelegen verhevenheden of aardhcuvels begroeven. Met de
iuvoering des Christeudoms kwamen de kerkhoven iu gebruik, die evenwel
niet dan ua verloop van een aantal jaren de grafheuvels vermogteu te onttroonen.
Die kerkhoven vielen natuurlijk de geestelijkheid iu handen, die ze voor
gewijdde aarde vei klaarde, waar aan niemand, dan op een certificaat van regt-
matigbeid, eene plaats werd vergund. Karei IX, zoon en opvolger van Gustaaf
Wasa, kwam tegen die aaumagtiging op, hield haar voor eene papistische
vinding, en hief, zonder de kerken de inagt om graven, die er op hare kerk
hoven gedolven werden, zeker regt te heffen, te ontzeggen, de vermeende heilig
heid, die de katholieke priesters aan die rustplaatsen hadden trachten toe te
kennen, op. Die leer geldt nog heden ten dage in Zweden. Daarom worden
er evenwel de kerkhoven bij lange na niet als gewone akkers beschouwd, want
Gustaaf Wasa vaardigde zelf een edict uit, waarbij elke daad van geweld, in
hunne omgeving gepleegd, voor heiligschennis werd verklaard. Maar zou
toch ook niet reeds, bij ontstentenis van den priesterlijken zegen, hunne bloote
bestemming voldoende zijn geweest, om ze heilig en onschendbaar te maken?
In 't jaar 1520 had in Zweden de eerste begrafenis, volgens Luthersch
kerkgebruik, plaats. De overledene was een smid uit Exebro, met name
Olofsjon. Zijne beide zonen, Olaus en Laureutius Petri, die zeer onlangs van
Wittenberg waren teruggekeerd, waar zij de leer der hervorming hadden aange
nomen, waren er bij tegenwoordig, en verdreven de inouuiken, die haar volgens
de katholieke vormen wilden doen uitvoeren. Sedert zijn er, ter zake der
viering van begrafenis-plegtigheden, onderscheiden ordonnantiën uitgevaardigd.
In 1731 werden er in al de steden des rijks lijkbezorgers-genootschappen
opgcrigt, die zich uitsluitend met het vervoer der lijken belastten; terwijl
de armen alleen bevoegd waren, die zelve te vervoeren. Wat nu de slip-dragers
betreft, stelde men vast, dat die uit de vrienden, kennissen of dienstboden van
den overledene, zouden w orden gekozen, zonder dat Iemand van hen daar onder
eenig voorwendsel hoegenaamd eenig loon of eenige schadeloosstelling voor mogt
eischen. De oude gewoonte om de lijken, onder het aanheffen van psalmen
naar het kerkhof te begeleiden, werd in het jaar 1668 bevestigd, en twintig
jaar later ten platten lande afgeschaft. Toen in 1712 eenige lieden volmagt
verzochtten, om zich bij de begrafenissen, van vokale- en instrumentale muziek
te mogen bedienen, werd hun dit verzoek geweigerd. Volgens de Zweedsche
geschiedschrijvers, was het volk destijds zóó bijgeloovig, dat het vorderde,
dat de vrouwen, die in het kraambed gestorven waren, eerst aan de kerk
vertoond wierden, voor en aleer men ze naar het kerkhof mogt vervoeren. Langs
den weg verbeeldde 't zich den kerkgang te zullen vervangen, dien de dood
haar belet had; maar een bisschop van Wexjü, David Liend verzette zich kracht
dadig tegen dit bijgeloof.
Lang, zeer lang, hadden, met het kennelijke doel om daardoor de godsvrucht
te bevorderen, de begrafenissen in Zweden op Zon- en feestdagen plaats. Dit
werd echter in 1655 verboden, om in 1688 op nieuw vergund te worden.
Omstreeks dienzelfden tijd werden de nachtelijke begrafenissen streng verboden
en belet en moesten met het vallen van den avond de begrafenissen en alle
daartoe behoorende godsdienstige ceremonien geheel afgeloopcn zijn.
De weelde, die de rijken bij hunne uitvaarten ten toon spreiden, trok menig
maal de aandacht der regering tot zich, die ter beteugeling en uitroeijing
daarvan verscheiden reglementen uitvaardigde, waarbij zij vermaand werden, die
door giften aan de kerken, scholen en hospitalen te vervangen. Ook trok zij
zich de misbruiken aan, die er van de klokken gemaakt werden, en bepaalde,
dat ei voor den adel, de priesters en de burgers niet meer dan viermaal, te
weten op het oogenblik van het overlijden, daags vóór, staande en na de begra
fenis, geluid inogt worden. Telken reize mogt dat gelui niet langer, dan op
zijn hoogst een half uur duren.
De meeste der hier aangestreepte ordennantiën zijn heden ten dage nog in
wezen, voor zoo veel ten minste met den geest van vooruitgang, die zich al
mede in de verordeningen en instellingen openbaart, bestaanbaar zijn. Voor 't
overige is de tegenwoordige wetgeving op het begraven naauwkeuriger en zake
lijker, doch tevens ook redelijker en oordeelkundiger, omdat zij in beginsel
niet van eene min of meer uitwendige omstandigheid van den overledene, maar
meer van het zedelijk karakter, dat haar uitsluitend kenmerkt, uitgaat. De
fagsche wetgeving laat zich in deze beknopte schets zamenvattende fatsoenlijke
egrafenis, arlig begrofning; de geheime begrafenis, tjot begrofning, en
de onteerende begrafenis, neslig begrofning.
De fatsoenlijke begrafenis is de gew one, en heeft, naar gelang van het vermogen
of den stand en de betrekking van den overledene, onder het voorzitterschap
van een geestelijke en volgens Luthersch kerkgebruik, met meer of mindere
plegtigheden, plaats. Daar hebben allen, wier levensgedrag buiten opspraak is
gebleven, 't zij dat zij aan een erkende ziekte zijn overleden, of ook ten gevolge
van 't een of ander onverklaarbaar toeval, dood op hun bed zijn gevonden,
aanspraak op.
De geheime begrafenis mist allen toestel hoegenaamd, en men duldt daar
niemand anders dan de tot het dragen van het lijk en het in het graf zetten
volstrekt noodzakelijke lieden bij. De geestelijke vertoont er zich ook maar
een enkel oogenblik, ten einde een weinig aarde op de kist te gooijen, en
eenige gebeden op te zeggen. Die geheime begrafenis geschiedt inzonderheid bij
kinderen, die ongedoopt sterven, bij hen, die aan de een of andere onteerende
buitensporigheid, b.v. aan het overmatig gebruik van brandewijn, komen te sterven,
en eindeijk bij misdadigers en anderen, wier lijken voor de snijkamer gediend
^hebben.
De onteerende begrafenis is voor de teregtgestelden, zelfmoordenaars, die
van groote misdaden overtuigd, of in de gevangenis overleden, alsmede voor
hen, die in een tweegevecht gevallen zijn, bewaard. Zij worden door den scherp-
regter bediend, die het lijk in het diepst van een bosch of aan den voet van het
schavot, zonder geestelijke, of gebeden, begraaft.
Een andere begrafenis van dien zelfden aard, maar minder onteerend, is
zoodanig eene die in een eenzamen en afgelegen hoek van het kerkhof geschiedt,
't Is de begrafenis der ongelukkigen, die men zonder te weten hoe, dood gevon
den heeft, maar die toch bekend stonden als een ergerlijk leven te hebben
geleid; van hen die in een geschil gedood zijn, van dieven en moordenaars, die
in de gevangenis overleden zijn, voor en aleer zij hun misdrijf bekend hadden,
alsmede voor natuurlijke kinderen, die vermoord zijn.
Als de oude Scandinavicrs hunne lijken begroeven, maakten zij ware geneug
ten en vierden feest tot in 't oneindige toeterwijl ze onder het zwelgen van
bekers vol bier en meê, ter eere van den overledene allerlei lijkzangen en inzon
derheid den onder den specialen naam Dra pa bekenden zang, aanhieven. In
meer dan een opzigt is 't daar thans nog even zoo mede gelegen. Slechts
uiterst zeldzaam is eene begrafenis in Zweden treurig. In zijne kist liggende,
is de overledene niet zooals bij ons in een eenvoudig lijkkleed gewikkeld,
maar in een lang wit of blaauw satijnen, met linten of bloemen versierd over
kleed getooid; terwijl zijn hoofd op een geborduurd kussen rust, en de kist
zelve van binnen met vlokzijde gegarneerd is. Niet dan na verloop van drie
of vier dagen na het overlijden, heeft de begrafenis plaats, als wanneer men
het lijk in een koel vertrek legt, ten einde 't voor ontbinding of bederf te
bewaren. Als nu de dag der begrafenis daar is, komen de genoodigden aan
het sterfhuis bijeen, waar men hnn te eten eu te drinken geeft, en ook de
naastbestaanden aan dat feest deel nemen. Wijders trekt de stoet naar de kerk
toe, waar de geestelijke de gebruikelijke gebeden opzegt, en van daar naar het
kerkhof. Opmerkelijk is 't, dat de straten en wegen, door de lijkstoet dan
juist met bouketjes van dennen- of beuken-takken bestrooid zijn. Dit groen
vervrolijkt dan zeer den weg naar de begraafplaats, vooral in den wintertijd,
als de sneeuw 't maar doet uitkomen.
In Zweden wordt de rouw al mede op eene zonderlinge manier gedragen.
Behalve het gewone zwarte krip om den hoed en zwarte kleedcren, hebben de
mannen hun kragen en opslagen met wit krip afgezet, en aan hun das een
langen witten bef even als die vau onze rcgterlijke personen. De dames dragen
op een zwart kleedje eene ruime pélérine en een wit tablier, zoodat ze in dit
opzigt wel iets vau de kandidaten van zekere kloosters hebben. In Dalécardié
is de kleur van den rouw, even als in China geel. Zonderlinge zamenloop