BUITENLAND." teisterde ons vaderland meermalen. Nog in deze eeuw, den 2 Dec. 1813, woedde zij in de provincie Utrecht, cn stierven op een stal 22 runderen van de 27. In Mei 1814 werd zij gelukkig nog gestuit. Daarvan komt de eer toe aan den heer mr. Gerard "Wittewaall, destijds lid en secretaris der commissie van landbouw, in de provincie Utrecht. Een rapport werd daarover door hem uitgebragt, dat te vinden is achter den Staat van den Landbouw in de Vereenigde Nederlanden, bl. 73, opgemaakt door den hoogleeraar J. Kops, te Utrecht, in 1816, uitgegeven in den Haag, ter Algemeenc Lands- Drukkerij. Hoe noodlottig de pest vroeger voor ons vaderland was, kan men lezen in de Landhuishoudelijke Courant van dr. J. Witte waall, 3de jaargang, No. 11, van Zaturdag 17 Maart 1849, waai de heer B. W. Wittewaall, onder meer, het volgende verhaalt: „De rampzaligste runderpest, die onze veestapel van 17111715, doch vooral van 17441785, zoo deerlijk teisterde, dat men, om van andere voorbeelden niet te gewagen, in 1749 in Delfland en om de stad Leiden, zelfs twee uren in 't rond, niet een cenig runderbeest kon ontdekken Om zich van bovengemelde ramp een nog duidelijker denkbeeld I te kunnen vormen, declen wij het volgende mede, waaronder de kalveren niet zijn begrepen: De pvov. Utrecht verloor van het jaar 1744-1746 33,664 runderen. West-Eriesland cn het Noor der kwartier, van October 1744 tot 1 Mei 1745 54,344 j Friesland, van Oct. 1744 tot 1 Sept. 1745 199,597 West-Friesland en het Noorder kwartier van 8 April tot 1 Augustus 1769 9,235 Het Zuider kwartier van Holland, in hetzelfde tijdstip 17,166 26,401 In het Zuider kwartier van Holland waren i October 1768 nog182,375 Den 1 April nog slechts94,942 Hetgeen een vermindering gaf van 87,433 Dat de runderpest ook veel invloed op den in- en uitvoer van vee gehad heeft, daar die of verboden of toegestaan werd naar gelang van den toestand der ziekte dit noodig maakte, is ligt te begrijpen." In den Boramelerwaard woont een landbouwer, die thans meer dan 85 jaren telt en die zich herinnert van zijn grootvader, die ook meer dan 80 jaren oud was, in zijn jonge jaren vernomen te hebben, dat deze cenc besmettende veeziekte had gekend, en men toen heeft opgemerkt, dat op die stallen, die zich op een korten afstand van eene leerlooijerij bevonden, geene ziekte of sterfte onder het vee had plaats gehad; dat deze omstandigheid aanleiding gegeven had aan andere veehouders om hunne stallen met eene dikke laag run te beleggen, hetwelk ook de gewenschte gevolgen had. Ook werden hun, die de beesten oppasten, de kleedcrcn getaand. Een en ander dat zeer onkostbaar is, zegt hij, ware nu ook wel eens te beproeven. Gedeputeerde Staten van Friesland, welke provincie gelukkig tot lieden verschoond is gebleven van die geduchte ziekte, blijven waken tegen het overbrengen der besmetting. Bij besluit van den 8 dezer hebben zij de bepalingen van het reglement ter voorkoming van het overbrengen of voortplanten der longziekte onder het rundvee, vastgesteld bij besluit der staten van den 19 Julij 1842, van dien dag af toepasselijk verklaard op de thans elders hcerschende veepest En aangezien deze toepasselijke-verklaring geen gevolg zou hebben, wanneer de invoer van rundvee uit Hanuover in die provincie niet aan de bepalingen van datzelfde reglement onderworpen was, zoo hebben zij ook bepaald, dat de invoer van rundvee uit Hanover niet anders zal mogen geschieden dan op speciale vergunning van den commissaris des konings, op den voet als bij gemeld reglement is bepaald. In de provincie Friesland wordt ook overal tegen den invoer van verdachte runderen gewaakt, terwijl, ingevolge het regle ment op de longziekte, iédere veemarkt in die provincie steeds door deskundigen wordt gesurveilleerd. Omtrent de veeziekte of runderpest in 1713 vermeldt het werk van ds. C. A. Abbing „vervolg op Yelius Chronyk van Hoorn:" „Naauwelijks had het vuur des oorlogs opgehouden of het vuur der pestilentiën begon zeer schrikkelijk onder onze runderen te woeden. Dezelve duurde zeven jaren, duizenden stallingen stierven geheel leeg en duizenden huisgezinnen waren daardoor geheel bedorven." Verder omtrent die van 17-14 en 1745. „Door de aanhoudende sterfte van het rundvee was de prijs van boter en kaas dat gehecle jaar ongemeen hoog: de Martenbroeker boter werd te Hoorn verkocht tot 150 gulden de ton de zoete-melks- kaas op de markt tot 15 gulden de 100 pond. Hoedanig ons vaderland en inzonderheid dit Noorder-kwartier, door de nog aan houdende ziekte en sterfte der runderen geleden heeft, is te zien in de volgende lijst, „opgemaakt op order van de Edelmogende Heeren Gecomm. Baden der Staten van deze provincie." „Generale Staat der door de pest gestorven runderen van Oct. 1744 tot in het voorjaar van 1745. Koeijen. Vaarsen. Hokkel. Te zamen. Alkmaar en dorpen 10839 3576 3592 1S007 Hoorn 7005 1847 2238 11090 Enkhuizen 2734 815 1401 4950 Edam 2601 82S 879 4308 Monnikendam,, 2603 329 362 3294 Medemblik 3328 1037 1102 5547 Purraerend 4177 1624 1347 7148 33287 10056 11001 54344 In 1769 woedde deze ziekte, volgens den schrijver, zoo hevig als ooit in vorige jaren en vermeldt hij daaromtrent: „Er stierven in West-Friesland en het Noorder-kwartier van 1 April 1769 tot 31 Maart 1770 uiet minder dan 33,563 runderen, zijnde er in het zomer-saizoen 23,767 beesten gestorven en 11,707 gebeterd en in het winter-saizoen 19,706 runderen gestorven en 9,500 gebeterd." Volgens deze opgave en bovenstaande lijst, zoude echter, de ziekte in 1744 heviger hebben gewoed dan in 1769. Het Belgische gouvernement, oordeelende dat het afdoende mid del tot stuiting der runderpest, zoo laug deze zich niet over eene groote landstreek heeft verbreid, bestaat in overwijlde afmaking van het besmette en van bet verdachte vee, heeft de daarbij in acht te nemen formaliteiten bij een besluit van den 3 dezer vereenvoudigd met bepaling dat dc eigenaar van het afgemaakte vee daarvoor eene vergoeding, gelijk staande met twee derden der waarde, uit de schatkist zal ontvangen, indien hij van den aanvang der ziekte af, de bestaande verordeningen nageleefd en de hulp vau eenen erkenden veearts ingeroepen heeft. Krachtens een besluit van koning Leopold van den 7 dezer zijn niet alleen de invoer en doorvoer van rundvee, maar ook die van versche huiden, versch vlcesch, vet, horens enz., in Belgie verboden, den dag der afkondiging van dat besluit af. The Economist deelt liet volgende mede: „Het is bij de thans hcerschende veeziekte der vermelding niet onwaardig, dat een correspondent van de Times uit Konstantinopcl schrijft, dat hij, eenvoudig door bij wijze van voorzorgsmaatregelen eiken morgen de neusgaten, mond cn tong der koeijen met azijn te wasschen, 400 stuks hoornvee in een dorp der vorstendommen, waar de veepest schrikkelijke verwoestingen aanrigtte, geheel daarvoor keeft weten te behoeden, terwijl het vee, dat die behandeling niet had ondergaan, overal in liet rond bij hoopen stierf. Hij zegt ook, dat de pachters aan de Donau hebben bevonden, dat de datura stvamonium, wanneer het in het drinkwater van het vee gedaan wordt een uitstekend voorbehoedmiddel tegen die ziekte is. Het aanzien der Duitsche Bondsvergadering is in de Iaatsten tijd niet zeer verhoogd. De houding van dat staatsligchaam ten aanzien der quEestie van de Elbc-hertogdommcn boezemt steeds zeer weinig achting in. In afwachting van nadere openingen door de gezanten van Pr nissen cn Oostenrijk gegeven, zijn de zittingen thans voor een zeer geruimen tijd geschorst. Daaromtrent wordt thans berigt, dat, wijl de Bondsdag nooit in het genot van een vacantic-tijd deelt, dat ligckaam nu, ua 3 jaren van dat voorregt verstoken te zijn, thans niet zonder reden verlangt naar rust van den iuspannenden arbeid. Niet alle Duitschers zijn bewonderaars der Bondsvergadering en hieruit is zeker te verklaren de bewering dat de arbeid van dat ligchaam niets anders is dan een doorloopende vacantie. De ver moeidheid der leden is volgens het gevoelen dier beoordeelaars, zoo bijzonder groot niet. Niet onbelangrijk mag het worden geacht, dat te midden der uiteenloopcnde oordeelvelligen over het Pruissisch Oostenrijks tractaat, het oordeel van keizer Napoleon kan vernomen worden. Naav men wil, beoordeelt Napoleon deze overeenkomst, uitsluitend als eene voorloopige vereffening, zonder verbintenis voor het vervolg. Men gelooft zells, dat de keizer, zoodra wanneer er door Pruisscn en Oostenrijk nadere opheldering zullen worden gegeven, zal aandringen op het houden van eene stemming onder de bevolking van Sleeswijk-IIolstein ten einde te vernemen, welke regeling zij voor goed als de hunne kiezen. Keizer Napoleon zou daardoor de belangen van den Deenschcn koning willen bevorderen, en anderdeels zijne vroeger gevolgde gewoonte in Europa meer algemeen te- maken. Tengevolge hiervan blijft men nog altijd het mogelijke inzien, dat Noord-Sleeswijk vooral nog weer met Denemarken vcreenigd worde. Dc prins en prinses van Wallis zijn jl. Zondag voormiddag te Brussel aangekomen. Dpn 10 dezer is te Brussel in het licht verschenen het aan gekondigde boek van Bogeard, schrijver van les Propos de Labienus, getiteld: Pauvre France! De inhoud bestaat uit anti-napoleontische dichtstukken, zeer scherp en vinnig, voorafgegaan door een nog scherpere voorrede. Het werk is opgedragen aan den burger Charlet, te Bourges geguillotineerd in het jaar 58 der Fransclie republiek (anno 1852). -De berigten betreffende dc wijnoogst in alle oorden van Frankrijk luiden zeer gunstig; inzonderheid Argcnteuil zal dit jaar ruim eeu derde meer wijn leveren dau in gewone jaren, nl. 100,000 tegen 70,000 vaten. In dat stadje, 6000 inwoners tellende, zijn onlangs door de 4000 daar gevestigde wijnhouwers ruim 9000 mannen, vrouwen, jongens en meisjes in dienst genomen. Toen de trein, dien keizer Napoleon met gade en zoon naar Biarritz voerde, te Lamothe aankwam, bevonden zich aan het station twaalf knapen in militaire kleeding met een sapeur en een tamboer aan het hoofd, om den prins op zyu doortogt te begroeten. Het zoontje van den in Italië gevallen generaal Espinasse voerde het kommando en zijne beide zusjes waren als marketentsters gekleed. De keizer en de prins stegen uit het rijtuig, de tamboer sloeg de roffel, de knapen presenteerden het geweer, en allcu riepen: leve de keizerleve dc keizerinleve de keizerlijke prinszoo hard als zij maar konden. De beide marketentsters werden door de keizerin in haar rijtuig genoodigd en daar zoo met vruchten overladen, dat zij na het vertrek van den trein er hare troepen op konden onthalen. Jl. Zaturdag ontlaste zich te Parijs een vreesselijk onweder. De Moniteur meldt daaromtrent dat tegen 11 ure het uitspansel zóózeer verduisterd werd, dat in de groote winkels het gaz moest worden ontstoken. Eindelijk ontstond eene wolbreuk, die 25 minuten aanhield en waardoor in vele straten het water tot in de rijtuigen liep. Een sterke wind dreef echter spoedig daarna de wolken uiteen, zoodat de lucht toen opklaarde. Ten 24 ure 's namiddags viel er op nieuw een hevige regen. Te Parijs bevinden zich dc gebroeders Davonport, zich noe mende amerikaansehc spiritisten, die de menigte in verbazing bren gen door het verrigten van den tafeldans, het oproepen van geesten en wat dies meer zij. De goochelaar Bobiu heeft zich verpligt geacht, in den Moniteur aan de menigte te verkondigen, dat alles gewoon goochelaarswerk is, en niets meer, De gebroeders Davon port hebben den heer Bobin uitgedaagd om 10,000 fr. te deponeren

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1865 | | pagina 2