TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN. DE TONG. koiiiugs te dier plaatse onder anderen liet volgende medegedeeld. De koning wordt bier voor de schoonste onder de Europesche vorsten gehouden; zijn voorkomen is zeker in hoogemate innemend en beminnelijk. Hij rijdt met de grootste vaardigheid, welligt wat te woest, te paard; bij de revues is hij gewoon in vliegende draf aan te komen, en zelden kan zijn staf hem bijhouden. De grootste uitspanning des kon inga is het dansen, en op de bals is hij onaf gebroken in beweging; hij speelt zeer goed op de piano, en als schilder en dichter neemt hij een eervolle plaats in. Velen is het onverklaarbaar, hoe de koning den tijd kan vinden voor zijne verschil lende bezigheden, staatraad te honden, groote hervormingen voor te bereiden, gezelschappen bij te wonen, den eenen bundel gedichten na den anderen in het licht te geven; nu eens een schilderstuk voor zijn neef keizer Napoleon, dan weder voor het landskabinet of voor particulieren gereed te makenmaar de koning gebruikt daartoe de vroege uren van den morgenstond. De Messager Fraiico-Américain deelt mede dat voor eenige jaren in den Staat Wisconsin de doodstraf werd afgeschaft, maar nu weder iugevoerd, op grond, dat sedert de afschaffing de moord aanslagen sterk toegenomen z\jn. III. Van vergrootende tongen is de overgang tot grootsprekende, bluffende, pochende, zwetsende, snoevende en snorkende tongen al zeer geleidelijk, daar men bij de laatste» gewoonlijk hetzelfde verschijnsel nis bij de eersten vindt: de zucht om iets interessnul te maken, mot dit onderscheid dat het door de sprekers wordt toege past op hun eigen persoonlijkheid, en op alles wat het hunne is. Weinig tuetischen zijn over liet gemeen zoo ten volle onbeminnelijk als dozen; onaangenaam, hin derlijk en vervelend in gezelschap, weten ze altijd zoo het gesprek te leiden dat hun cigcu bekwaamheid op den voorgrond treedten dat hetgeen het hunne is uitsteekt boven hetgeen anderen behoort. Heb bet ongeluk van u uit te laten bijv. op het gebied der Engtlsche litteratuur, waar gij vrij wel den weg weet, en hij bralt u terstond de namen, ik zeg niet de werken, der Fransche en Duïtsche klassieken voorbetuig uwe voorliefde voor Ilaydn's souates eu hij outnoemt u aanstonds alle illusie door over zijne sympathie te sprekeu voor de meesterstukken van Mozart, Mendulsohn Bartholdy en Beethoven; spreek eindelijk van uw bezoek te Parijs, en juist als gij met enthousiasme iets zult gann vertellen over het interessante der drukbezochte boulevards, laat de snoever u moederziel alleen staan en toovert (uit de boekeu) Londen, Weenen en Berlijn voor de oogen van het gezelschap, zoodat gij twij felend aan u zeiven vraagt of het wel de moeite waard is .e vertellen, dat gij Frauknjks hoofdstad hebt bezocht. Zoodanig gedrag vind ik altijd onbarmhartig. Hebt gij iets nau gymnastiek gedaan Inj doet wel tienmaal forsclier toeren; draagt gij een gewoon goudeu cylinder hij lievft een prachtige savonette regtstreeks uit Zwitserland laten komen Hebt gij uw eenvoudige meubelen enz. van een bekwamen schrijnwerker in uw woonplaats hij laat ulli-siii de beste fabriek te Brussel maken. Hé," zeide eens iemand wal bitter gestemd tegen zulk een on dragelijk wezen, „da's van belang: alles uit de beste fabriek; dat moet toeh «prettig zijn dan zoo 's avonds heel huiselijk te zitten in uw besten stoel, op «uw beste kleed, aan uw beste tafel, met uw beste jas, oudi-r uw beste kroon, «voor uw besten wijn eu tusschen uw beste vrindeu." Zouden die laatsteu, daeht ik, ook al uit de beste fabriek zijn? Niets belachelijker dan een ouheduidende pochhans die met zijn bluffende en zw'ctse.ude tong geen diep stilzwijgen weet te bewaren over zijn eigen onbedui dendheid. Degelijke kennis en wezenlijke verdieusten op het gebied van het ware, schoone en goede gaan gewoonlijk met een bescheiden tong gepaard. Ten slotte de kwaadsprekende en de lasterende tongen. Ofschoon die in het dagelijksche leven dikwijls door elkander worden gebruikt, moet men ze toch, nauwkeurig genomen, wel van elkander onderscheiden. Sluiten de laatsten noodzakelijk de eerslou in, niet altijd is ook het omgekeerde het geval. Een kwaadsprekende tong (opmerkelijk dat men, gelijk Lublink Weddik ergens zegt in onze rijke Ilollaudsciu: Taal het woord goedspreken mist, behalve in den zin van borgstellen) een kwaadsprekende tong is overeenkomstig de afleiding van liet woord ecu zoodanige, die het kwaad, door iemand gesproken of gedaan, aan een ander mededeelt. Niet te rechtvaardigen zou hel zijn, indien uien beweerde dat zulke mcdcdeelingcu altijd eu zonder uitzondering uit een boos beginsel voortkomen, bijv. uit liefdeloosheid, haat eu nijd. V.len spreken over het kwaad van den eveumensch uit behoefte aan tijdkorting, bij gebr- k aan een degelijk dis cours, na de over en weer behandelde meest alleJaagsche algemeenheden. Men gaat dan, na het radde tongeljen te hebben opgewonden, tot het volgende over «hebben de dames al gehoord dat de weduwe A. hier van daan gaatnu, zij «laat vrij wat schuld na bij haar kruidenier; de man zelf heeft het mij ge- «zegd." «Die snibbige meid van mijn oom had een splinter uieuw linnen «laken tot zakdoeken verknipt, en drie paar kousen in haar latafel verbor- «gen." «De kleereumakor X. is ook een vrome; altijd praten over Gods «woord en van twee el laken anderhalf el gebruiken, zonder één draadjen over- «schot; ik zeg rnnar: dat is in den Ilecrc." «De schoolmeester B., die ver- «leden week een paar driftkoppen van jongens strafte met hen 250maal te laten «schrijven: ik moet leereu mij zelvcn te beheerschen (wat geuialc straf!) die «geeft me daar zelf in zijn drift gistereu aan het zoontjen vnu den oomzegger «van mijn inans broer een slag met een lei dat de jongen blauw eu paars zag," enz., enz. Zulke tijdkortingen, die dienen om de pijnlijke gapingen in het ge sprek aan te vullen, moeten streng afgekeurd worden; en al mag dan geen boos opzet aan zulke kwaadsprekingen ten grondslag liggen, zeker leiden zij lot niets goeds, en verraden ze bij den man, die met zulke pruatjens zich onledig houdt, gemis aan degelijkheid van karakteren bij de vrouw, die over niets anders weet te spreken, gebrek aan beminnelijkheid en zachtmoedigheid. Niet alle kwaadsprekeu echter in den genoemden zin van liet vertellen en vcrbreidcu van de fouten onzer naasten moet berispt en gegispt worden. Soms kan men in zulke omstandigheden komen, die liet tot een :uak van geweten maken. Daarbij komt het alleen op liet beginsel aan, waaruit men het doet. Handelt men zonder aanzien des persoons, zonder vooroordeel of de zucht oin tc vcr- oordeelen, en niet uit liefdeloosheid euz. dnn zij men iu zich zclven verant woord, zoo mcuïgmaal het maatschappelijk leven eischt dat ïncn het kwaad te berde brengc, zonder daarom in den onedclcn zin van het woord kwaad te spreken. Verfoeielijk is hiertegenover bet kwaadspreken uit een boos begiuscl, uit zelfzucht, wangunst, wrok, wraak, jalocrschheid, gekreukte eerzucht, enz. Men is cr dan niet meer op uit om het kwaad eenvoudig overeenkomstig de waar heid aan dezen of genen belanghebbende mee te deelcn, rnuar inen vergroot, overdrijft, en verergert het; eu tracht liet zooveel mogelijk van mond tot mond te doen voortgaan, opdat het gekozen slachtoffer bij vele, soms geheel onver schillige personen, ongevraagd en ongepast, met een zwarten kool gcteckend sta. Du kwaadspreker weet zelfs het goede, dat van zijn vijand wordt verteld, in een ongunstig eu valsch licht te plaatsen, zoodat het den schijn van het booze krijgt; een daad vau onbekrompene liefde wordt dan iu liet oog van anderen een vrncht van Farizeïsme; een handeling vau ware zclfverlooeheuing niets dan I welbigrepeu egoïsme. Huichelarij moet daarbij dikwijls in het spel komen, zoodra de kwaadspreker zich wil vrijwaren voor den schijn van kwaadsprekend- heid. Ziet bijv. dien fijugeslcpeue, {geslepen, komt vau slijpen; eu mcu slijpt I werktuigen vuu ijzer eu staul; ook ecu mensehelijk liavtr) die met eeu vrien delijk voorkomen van zijuen naaste wil kwaadspreken. Hij begint met veel goeds van den hewnsten pcr'oon te zegiren, cn zoo aanvankelijk n voor hem te winnen; maar na de gunstige inleiding laat hij oen maar volgen, waarop wel een centenaars zwaarte schijnt, te drukken, maar 'l is jammer, de man heeft één gebrek. Eu dat écne gebrek wordt dan zoo getcekend, zoo af- en uitgemeten, met de nauwkeurigheid van een mikroskopisch passer (c-n dat is nauwkeurig), zoo gekleurd cn afgewerkt dat uw aanvankelijke sympathie tot algehcele anti pathie overslaat. Het genoemde vergrootcn, overdrijven en verergeren van liet kwade onzer naasten vormt den geleidelijken overgang tot lasteren, dat is: gelogen kwaad ten koste van iemands eer verspreiden. Het woord laster (oudtijds zeide. men ook laehter, bij Melis Stoke «ten haren «lachter"; en lachteren in de bijhelvcrtnling van 1477 «dat hi den leveuden «God lachteren zonde") komt van het vroeger gebruikelijke lasten, d. i. belee- digen; en dat lasten van tast, welk woord oorspronkelijk geen zwaarte, maar een onvolkomenheid, in engeren zin een zedelijk gebrek bcteekentmen herinnere zich de spreekwijze: «iemand iets te laste leggen", beschuldigende bezwaren tegen lieni inbrengen; hem deswege een verwijt doen. In het wezen der zaak is lasteien niets dnn liegen, maar liegen in rijn verfoeielijksten en afschuwelijksten vorm. Men liegt met voorbedachten rade; men denkt het kwade uit; liet. uit gedachte kwaad wordt gesproken; cn liet gesproken maar gelogen kwaad gant men verspreiden, met het duivelsch bijoogmerk om den naaste te henadcelen, te smaden en te onteereu. Niet altijd behoeft het echter daarbij met allerlei gelukkige wendingen tot woorden te komen; een veelbeteekenend zwijgen, een schamper glimlachen, een verdacht schouderophalen zijn ook niet zelden de met opzet gekozen middelen om een ongegrond vermoeden, een valschen argwaan met betrekking tot Mijnheer X en Mej. Y bij anderen tc wekken en te bevestigen menigmaal worden dan ook die anderen na zoodanige gebaren met wantrouwen vervuld, en op hunne beurt achten zij zich gerechtigd (maar het is een schreeu wend onrechH) om het vermoede kwaad verder te vertellen, zoodat zij aan gemeenen laster zich schuldig maken. De lasteraar weet ook in stilte van iedere schijnbaar nietsbeteekeneiido omstandigheid een goed gebruik, juister ge zegd, een schandelijk misbruik tc maken ten nndeele van anderensoms ook in bet geheim spiedende, turende en glurende, zoekende en onderzoekende van alles partij tc trekken; nu dezen uit te hooren, dan tegeuover genen een gehui chelde belangstelling te toonen, om uit te vorschen hetgeen dienstig kan zijn voor het beoogde doel; eu zo» noodig vreest hij dan ook niet eeu duivelsch bedrog te sniedeD, om daarna op eenmaal alles zoo iu het licht te stellen dat de on schuld zich niet meer verdedigen kan. Zoo zal men een eerlijk man voor een dief kunnen uitmaken; iemand van goede consciëntie als eeu gcwetenlooze brandmerken; den man van onkreukbare huwelijkstrouw als een overspelige schandvlekken. Wel moet innerlijke afschuw ons dan vervullen tegen de lasterende tong, cn deze de overtnitring wekken dat zoovelcn, die niet weten zulk een tong in toom te houden, onwaardige mensehen zijn, boos van hart. en laag van karakter. Trelfcnd is het beeld van den laster, door een Spuanschen dichter met deze trekken geteekend: de laster begint zich bijna altijd onmerk baar te ontwikkelen, zoo langzaam en verborgen mogelijk; hij is aan een suizende zephyr gelijk, slechts krachtig genoeg om een ligte grashalm te buigen of een teedcren bloemstengel te buigen; zaehtkens gaat hij met ten nauw hoorbaar sissend geluid al kruipend en sluipend voort, maar neemt allengs in spoed en sterkte toe, om straks verraderlijk het oor van den nicusch tc bereiken en door te dringen tot diens brein. Eenmaal zoover gekomen eu dan tusschen de lippen ontsnapt laat hij zijne stem duidelijker hooien; gaat voort van mond tot mond, dringt door van huis tot huis; evenaart weldra met toem mende snelheid en kracht den loeienden stormwind en den ratelenden donder. Dan schiet hij neder niet liet vuur vau den bliksem; ontsteekt de fakkel van tweedrachten verraad; doet oproer en burgerkrijg ontbranden; en zijn doel is bereiktheinde en ver weergalmt de lucht van de akeligste kreeten; bet is als hoort men het donderend geraas ectier uitbarstende vulkaan terwijl dan de ellendige lasteraar, door angst aangegrepen, door de gansch verpletterde menigte heen, wegsluipt. {Slot volgt.) Ygl. P. Weiland, ad. v. 259ste STAATS LOTERIJ. VIERDE KLASSE. EERSTE LIJST. N°. 17113 ƒ25,000N°. 7079 ƒ1500; N°. 10151 ƒ1000; N°. 6157 en 11713 ieder ƒ400; N°. 1075 en 14333 ieder 200; N°. 9403, 10761,'10921, 14094, 14576 en 16833 ieder 100. TWEEDE LIJST. N°. 9128 5000; N°. 3308 en 13416 ieder 400; N°. 2954 en 10942 ieder 200N°. 56C2, 6297, 9578, 13753 en 19124 ieder 100. MA RKT BERTGTEN. ALKMAAR, 17 Februarij. Aangevoerd: 4 Paarden, f 25 n 60. 8 Koeijen, f80 a 110. 212 Schapen, f 12 a 28. 40 magere Varkens, f 16 a 20. 65 Biggen, f 6 a 12. Boter 80 a 87s c. per kop. HOORN, 15 Februarij. Aangevoerd: 31 stapels of 0515 N.p. Kaas. Hoogste prijs f33,50 per50N.p. 17 Februarij. Prijzen der Granen, enz.: Garst f 5 a G,50. Ilaver f 3,75 a 4,75. Witte Erwten f 15. Vale dilo f 17. Paardebooucn f 7,50. Mosterdzaad f 22. Aangevoerd: 23 Paarden f 70 a 195. 90 Kalveren f4,50 a 14. 180 Schapen f 16 a 25,50. 85 Varkens f 12,50 a 24. 4 Zeugen f 36 a 41. 160 Biggen f 5 a 11,50. 350 Kippen f 0,60 a 2,25. 130 Eenden f 0,00 a 1,30. 2300 kop Boter 65 a 70 c. per kop. 7200 Kip-Eijercn f 2,43 a 2,50 eu 2150 Eend- Eijcren f 2,90 a 3 per 100 stuks. PURMERENDE, 20 Februarij. Aangevoerd: 8 Paarden. 83 Runderen, vette Koeijen lustcloozev en iets minder, gelde Koeijen redelijk vlug. 52 vette Kalveren, handel vlug, 80 c a f 1 per N. p 151 nuchtere Kalveren, handel stug, f 6 a 14. 20 vette Varkens, 50 a 60 c. per N. p., handel inatig vlug. 22 magere Varkens, f 15 a 23 en 34 Biggen, f9 a 12, handel redelijk vlug. 788 Schapen en Lammeren, vette Schapen tot vorigen prijs, Overhouders de goede soort gewild. Boter f 1,25 a f 1,35 per N. p. 92 stapels kleine Kaas f34, dito Hooi f32 eu 10 stapels middelbare f 36,50 per 50 N. p., groote voorraad, duur verkocht. Kip-Eijcren f 2,50, Eeud-Eijercu f 2,75 per 100 stuks. LEIDEN, 17 Februarij. Boter 1ste kwal. f 1,520 n 1,620. 2de kwal. f 1,40 n 1,50 per N. p. SCHIEDAM 19 Februarij. Jenever f 14,25 a 14,75 per vat contant bij partij. Moutwijn f 1125. LEEUWARDEN, 16 Februarij. Boter f,62.50. LONDEN, 19 Februarij. lieden waren ter VuE-markt aangevoerd. 4520 Rundereu. 17200 Schapen. 146 Kalveren eu 445 Varkens. De prijs der Runderen was 5 sh. 0 d., van Schapen 6 sh. 4 d., van Kalveren 5 sh. 10 d. en van Varkens 4 sh. 6 d. De prijzen der laatste markt waren: Runderen 5 sh. 0 d., Schapen 6 sh. 4 d., Kalveren 6 sh. 1-0 d., VorkeuB 4 »h, 10 d.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1866 | | pagina 3