BUITENLAND.
gekomen. Piug-Chuu is zooveel als secretaris bij het ministerie
van buitenl. zaken. Hij reist met z\jn zoon, 4 edelen en 12
dienstbaren. Hij bezocht de Hoogesluis en 't Paleis van Volksvlijt.
Gelijk alle beschaafde Chinezen, zegt het Handelsblad, maakt
Ping Chun ook verzen. Het volgende stukje aan Holland gewijd,
en door den heer Bowra in het Engelsch vertaald, kan tot een
staaltje van zijne dichterlijke begaafdheden strekken.
AAN HOLLAND.
Een koningrijk beroemd en van oude vermaardheid!
Waar eens de zee woedde, wild en woest, daar geven" nu de
aardbezie hare vruchten, en de wuivende aren haar graan.
Lange bruggen maken van verwijderde oevers één, en schepen
glijden liefelijk langs breede kanalen.
Lange reijen huizen vonkelen in het maanlicht, waaronder de
stroomen helder als edelgesteenten glinsteren.
Dank, vriendelijk dank, is men schuldig aan hen, wier kunde
dit heeft gewrocht, wier energie groot was, aan wie het land zijn
bloei is verschuldigd.
Zulke vermogens, zulk werk, zulke inspauning moeten nimmer
vergeten worden.
PING-CHUN, Chineesch Commissaris,
die van den Haag naar Amsterdam kwam op den
19de van de 5de maan.
Volgens het verslag van den toestaud der provincie Noord
holland in 1865, door Gedeputeerde Staten aan de Prov. Staten
van dat gewest gedaan, werd de bevolking dezer provincie in dat
jaar door geboorte en aankomst vermeerderd met 49606, en door
overlijden en vertrek naar elders verminderd met 41637 personen,
zoodat het zielental met 7969 is vermeerderd en op 31 Dec. 1865
566474 personen bedroeg.
Met het oog op de beerschende ziekte, die ook in deze gemeente
reeds een slagtoffer liceft geëischt, is heden middag in eene bijeen
komst der leden van den gemeenteraad eene cholera-commissie
benoemd, welke, naar men verneemt, behalve den heer Burgemeester
en een der heeren Wethouders, bestaat uit de vier plaatselijke
GeneesheereuDr. J. Havemaker, Dr. P. Bakker, 11. Boomsma en
H. Bitter, benevens de heerenH. Slot, P. C. de Winter, J. Dysc-
rinck, F. Snel, A. Korff, G. Moorman en L. J. Groen.
De buitenlandsche berigten zijn vooral belangrijk door de meerdere
bijzonderheden, die zij mededeelen ten aanzien van de veldslagen,
die tusschen de Oostenrijkers en Italianen bij Custozza en tusschen
de Oostenrijkers en Pruissen bij Nachod, Trautenau en Münchengratz
hebben plaats gehad.
Dat de Oostenrijkers op 27 en 28 Junij bij Nachod en den 27
bij Trautenau en bij Münchengratz de nederlaag hebben geleden
behoeft men niet meer te betwijfelen.
Bij Trautenau, waar prins Frederik Karei, volgens het officieel
berigt, de overwinning behaalde, verloren de Oostenrijkers 3 a 4000
dooden en gewonden en vele duizenden gevangenen. De Pruissen
verloren 1000 man.
Het spreekt van zelf dat te Berlijn dc bevolking hare vreugde
over de behaalde zege met geestdrift aan den dag legt. Het koninklijk
paleis aldaar werd als ware het belegerd door de menigte; in de
voornaamste straten zijn de huizen met vlaggen getooid; een adres
van gelukwcnscliing werd den koning aangeboden.
De koning hield tot de voor zijn paleis vergaderde menigte de
volgende toespraak
„Ik weet 't: Uw vaderlandsliefde spruit voort uit't hart, daarom
doet zij mijn hart goed. God schouk ons dapper leger de zege;
maar dat is nog slechts een begin. Er^ blijft nog een moeijelijke
taak te volbrengen. Gelijk ten allen tijde de zege aan de zijde onzer
wapenen is geweest, zal met Godes hulp ook thans de toekomst ons
zijn. Met deze hoop bezield, vertrek ik naar het leger. Voorwaarts
dan met God voor koning en vaderland
Op de laatste woorden legde de kouing meerderen klemHij
sprak, ze uit met ontblooten hoofde en den helm in de opgeheven
regterluuid houdende.
Met niet minder blijdschap is te Weenen de tijding der overwin
ning bij Custozza vernomen. De keizer keerde, kort na het aan
plakken van het eerste bulletin, van den Hol burg naar Schöubrunn
terug en werd door het volk met uitbundig gejuich begroet. Zijn
rijtuig baande zich zeer langzaam een weg door de digt opeen
gepakte menigte. Te Schönbrunn las aartshertog Frans Karei zelf
het bulletin voor aan eenige wandelaars in den tuin. Op de inwo
ners van Weenen heeft de behaalde zege een levendigen indruk
gemaakt. De strateu en pleinen waren gevuld met menschen. Op
alle openbare plaatsen en in den schouwburg was de geestdrift
onbeschrijfelijk.
Uit Duitschland verneemt men verder de verzekering, dat er reeds
nu vredelievende geruchten in omloop zijn. Oostenrijk zou, volgens
die medcdeelingen, wel geneigd zijn om tot eene schikking te komen
ten einde zoodoende Duitschlauds eenheid en verscheidenheid te
behouden en tot een einde van den oorlog te geraken. Men zal
echter nadere berigten moeten afwachten, om over die mededeeling
eenig oordeel uit te brengen of daaraan cenig gezag toe te kennen.
In den slag bij Custozza heeft écu Oostenrijksch regiment,
„Groothertog van Baden," den kolonel-koramandant, een majoor,
drie eerste en drie tweede luitenants verlorenalle zeven officieren
sneuvelden. Aan gekwetsten telde dat regiment 13 officieren, te
wetenzes kapiteins, drie eerste en vier tweede luitenants. Het
regiment vrijwillige Ulanen werd verschrikkelijk geteisterd, daar het
op een drassig rijstveld geraakte, waaruit dc paarden zich uiet
konden opwerken, zoodat de ruiters geruimen tijd aan een moor
denden kogelregen blootgesteld bleven.
Garibaldi heeft den 26 Junij zijne vrijwilligers te Salo bezocht
en hun deze woorden toegesproken: „Jeugdige veteranen eener hei
lige zaaklteeds staat gij tegenover de onderdrukkers van uw land
weldra zult gij met hen slaags zijn, en gij zult ze overwinnen. Nog
eenmaal zal de natie trotsch op n wezen. Geen geschreeuw, geen
woorden dan meer, maar daden, en na de schitterende daden, die
het geluk aan uwe bajonetten te volbrengen geeft, nadat gij het
land van den laatsten vreemden soldaat gezuiverd zult hebben, zult
gij met opgerigten hoofde, beloond door de kussen uwer geliefden,
gehuldigd door het jubelen van het feestelijk getooide volk, bij het
schallen der zege-hymnen tot een nieuw bevestigd leger terugkeeren."
Men behoeft er niet meer aan te twijfelen, of de Oostenrijkers
zijn in Bobeme, bij 't gevecht bij Getschin, totaal verslagen; deze
uitslag is van te meer gewigt, wijl de verbinding tusschen de
legerafdeelingen der Pruissen die onder gen. Herwarth v. Bitterfeld
en prins Frederik Karei bij Reichenberg en onder den kroonprius
bij Trautenau en bij Nachod in Boheme zijn gevallen, thans geheel
is hersteld.
Ook te Weenen zelf ontkent men niet de nadeelige positie waarin
de Oostenrijksche troepen in Boheme zijn gekomen. Een groote
veldslag, dien men elk oogenblik verwacht, moet over hun lot een
beslissende uitspraak doen. Die groote veldslag zal plaats hebben
op de Oostenrijksche linie tusschen Josephstadt en Pardubitz.
Het verlies, in de laatste dagen door de Oostenrijkers geleden,
wordt op 30,000 man geschat.
De door dc Oostenrijkers ondervonden tegenspoeden worden op
rekening gesteld van de Pruissisclie zundnadel-geweren.
De positie van het leger van Benedek wordt van eene geloof
waardige en deskundige zijde aldus geschetst.
De troepen van generaal Benedek worden rondom de vesting
Köninggratz geconcentreerd, ten einde het hoofd te kunnen bieden,
zoowel aan het leger van den kroonprins als aan dat van prins
Frederik Karei. De bewegingen van liet Oostenrijksche legercorps,
dat zich tusschen Jozefstad en Köningsgratz bevindt, heeft zich
door nieuwe en bloedige gevechten gekenmerkt. Door de jongste
gebeurtenissen wordt Praag Yoor den vijand opengelaten, zoodat
men de spoedige bezetting dier hoofdstad door de Pruissische
troepen te gemoet kan zien.
Eene groote veldslag is onvermijdelijk. Het bezit van den spoor
weg van Jozefstadt naar Pardubitz zal dan worden betwist, en van
den uitslag van dien strijd hangt bijna alles af.
De groote staf van Benedek is volgender wijze zamengesteld:
hij-zelf generaal-bevelhebber; de generaal-majoor de Kreiz, zijn
adjudant; de luitenant-veldmaarschalk baron Henikstcin, chef van
den staf; de generaal-majoor de Krizmanicz, chef der kanselarij van
de operatien; de luitcnaut-veldmaarschalk de Pokorng, intendant-
generaal; eindelijk de ridder von Kriegsau, burgerlijk commissaris
der regering.
De Oostenrijkers, wordt aan de Köln. Zeitung geschreven, doen
den Italianen onregt, als zij zich als overwinnaars tegen een over-
magt voordoen. Óp de punten toch waar de strijd dien dag be
slissend was, waren de Oostenrijkers in overmagt, en men scheurt
het schoonste blad uit den lauwerkrans van hun opperbevelhebber
als men dit ontkent. Dat aan beide zijde met buitengewone ver
bittering gestreden is, blijkt uit het volgende fragment van een
Oostenrijksche schets van het slagveld daags Da den slag. Hoe
meer men zich van Somma Campagna verwijdert en Yaleggio nadert,
des te meer neemt men de sporen waar van den verschrikkelijken
strijd die hier gestreden is. Hoewel de geheele dag van 25 Junij
besteed is met het wegbrengen van gekwetsten en met het begraven
van een gedeelte der gesneuvelden, liggen er toch nog overal stapels
lijken en er zijn punten waar men letterlijk tot aan de enkels door
het bloed waadt. Geweren, ransels, schacots en veldflesschen liggen
nevens omgeworpen wagens en doode paarden bij hoopen dooreen.
Yaleggio zelf, in welks nabijheid de strijd het hevigst was, en dat
vier malen door de Piemontezen en vijf malen door de onzen be
stormd en ten laatste door ons behouden werd, gelijkt veel op een
puinhoop. De huizen, die bij de toebereidselen tot elke bestorming
beschoten werden, zijn deerlijk toegetakeld. Bovendien zijn onder
scheiden huizen in brand geraakt en de Piemontezen zelve hebben,
ora hun aftogt te dekken, een gedeelte van het plaatsje in brand
gestoken. Aan den zuidelijken toegang is de grond zoo door kogels
doorwoeld, dat hij er uitziet als geploegd. Terwijl de kwetsuren bij
onze soldaten meest door geweerkogels zijn tewceggebragt, hebben
de Piemontezen meest bajonetsteken, kolfslagen en sabelhouwen op
het hoofd bekomen. De soldaten van het regiment Benedek spaarden
hunne patronen en werkten hoofdzakelijk met kolf en bajonet, en ze
deden dat zoo handig, dat ze in een ommezien drie hoogten namen,
natuurlijk met verlies van veel manschappen en officieren."
Yolgcns particuliere berigten van het oorlogstooneel in Boheme,
afkomstig van de pruissische, of althans van eene pruissischgezinde
zijde, heeft het 5de leger-corps in den strijd van 27 en 28 Junij
minstens 1500 man dooden en gekwetsten verloren; het corps van
de garde, hetwelk tegen den generaal von Gablenz gestreden heeft,
ruim 1100 man; de vereenigde troepen van prins Frederik Karei
en van generaal Herwarth tusschen de 4000 en 5000 man. Het
verlies der Oostenrijkers wordt van die zijde nog aanmerkelijk hoo-
ger geraamd. Op dit oogenblik bevinden zich 8500 Oostenrijksche
gevangenen in de handen der Pruissen.
De berigten van het oorlogstooncel in Boheme luiden bij voort
during, voor zoo ver zij uit Weenen afkomstig zijn, gunstig voor
de Oostenrijkers. Zoo treft men o. a. in de Weener Debatte van
j den 30sten Junij een van den vorigen dag uit Pardubitz eedagteekend
I telegram van den volgenden inhoud aan„Gisteren (28 J unij)
j heeft generaal von Gablenz bij Trautenau de Pruissen totaal gesla-
gen. De vijand is in wanorde afgetrokken."
In de beschrijving van het gevecht bij Nachod, zoo als zij door
den heer Yilbort in den Siècle geleverd is, leest men dat dit gevecht
zoo hevig was dat het den naam van groote veldslag verdiend.
Bij den aanvang openden de Oostenrijkers het vuur met 42 kanonnen,
i en toen konden de Pruissen hun niet meer dan 8 tegenover stellen
1 maar pas was de Pruissische artillerie aangerukt en had zij op de
I hoogte een positie ingenomen, of zij hadden 94 stukken geschut,
tegen 104 der Oostenrijkers. De kroonprius van Pruissen heeft,
volgens genoemden korrespondent, het slagveld geen oogenblik
verlaten; verscheidene granaten sprongen in zijneonmiddelijke nabij-
heid, doch gelukkig bleef hij ongedeerd. De aanblik der dooden
1 was hartverscheurend; allen waren van voren getroffen.