GEMEENTERAAD.
BIJBLAD, behoorende tot de Hclclersche en Nieuwedieper
Courant van Donderdag 14 Febmarij 1867, N°. 13.
VRIJWILLIGERS VOOR DE NATIONALE MILITIE.
BEKENDMAKING.
BURGEMEESTER ca WETHOUDERS der gemeente HELDER roepen bij
dezo op, ingezetenen, die verlangen als VRIJWILLIGERS bij du Militie
voor deze. geraeenle op tc treden, om ziek daartoe op een der overige werkdagen
van deze maand, tussclieu des morgens 9 en 12 ure, ter Secretarie aan te geven.
Aan iederen Vrijwilliger wordt door de gemeente een handgeld toegekend van
ZESTIG GULDEN.
Om vrijwilliger bij de Militie tc zijn, moet men ongehuwd of kinderloos
weduwnaar en ingezeten wezen, voorts ligchamclijk voor dc dienst geschikt,
ten minste 1.5G el lang, op den 1 Jauuarij van dit jaar liet 20ste jaar inge
treden en liet 35ste jaar niet volbragt hebben, tot op het tijdstip der optrediug
aan zijne verpligting ten aanzien van de Militie, zoover die te vervullen waren,
voldaan en een goed zedelijk gedrag hebben geleid.
Ter bekoming van laatstgenoemd bewijs, kan men zieb, vergezeld van twee
ter goeder naam en faam staande meerderjarige ingezetenen, die de vereisclite
verklaring kunnen afleggen, ter Secretarie op eiken werkdag in deze maand
aanmelden, tussclieu des morgens 9 en 12 ure.
Hij, die voor de Militie is ingeschreven, wordt slechts als vrijwilliger toe
gelaten voor de Gemeente, iu welke bij ingeschreven is, tenzij hij gecne ver-
pligtingeu ten aanzien van de Militie ineer tc vcrvulleu hebbe.
Hij, die bij do zeeniagt, bij het leger hier te lande, of bij het krijgsvolk in
's Rijks Overzeesehc Bezittingen heeft gediend, wordt niet als vrijwilliger bij
dc Militie toegelaten, tenzij hij bij het verlaten van de dienst, behalve een
bewijs van ontslag van den bevelhebber ouder wien hij laatstelijk heeft gediend,
een getuigschrift hebbe ontvangen, inhoudende, dut hij zich gedurende zijn
diensttijd goed hoeft gedragen.
Hij kan, heeft bij dit ontvangen, totdat zijn veertigste jaar volbragt is, als
vrijwilliger bij de Militie worden toegelaten.
Dc vrijwilligers worden, voor zooverre ze daartoe geschikt bevonden zijn, en
er gelegenheid toe bestaat, ingelijfd bij het korps hunner keuze.
tt i -i Burgemeester cn Wethouders voornoemd,
6 rl»VriJ 1807. f1"™vBTE; ?urBeme"'"'-
L. VMtlIEY, Secretaris.
Zitting van Dingsdag den 12den Februarij 1867.
Voorzitter de heer Burgemeester
Tegenwoordig 11 ledenafwezig de heeren Maalsteed, de Breuk,
van Strijen en Papineau.
De notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
Er wordt gelezen eene missive van den heer C. de Cock, waarbij
hij ontslag verzoekt uit zijne betrekking van lid der Plaatselijke
Schoolcommissie, welk lidmaatschap door hem 30 jaren is vervuld,
terwijl hij 23 jaren lang Secretaris van dat collegie is geweest. Op
voorstel des Voorzitters wordt besloten, het gevraagde ontslag eer
vol te verleenen, met dankbetuiging voor de vele en langdurige
diensten aan de gemeente bewezen.
Er wordt gelezen eene missive van de Plaatselijke Schoolcom
missie, houdende kennisgeving, dat met 1 Jan. 11. tot President
dier Commissie is herkozen de heer J. J. Backer Dirks, terwijl
tot Secretaris is benoemd de heer A. van Voornveld. Tevens wordt
in dat schrijven medegedeeld, dat de Schoolcommissie het volgend
dubbeltal ter aanbeveling bij de vervulling der bestaande vacature
heeft opgemaakt: 1ste candidaat de heer P. C. de Winter; 2de
cand. de heer T. C. Zur Miihlen. Met S stemmen wordt tot lid der
Schoolcommissie gekozen de heer P. C. de Winter; er waren 2
stemmen uitgebragt op den heer T. C. Zur Miihlen en 1 stem op
den heer Dr. P. Bakker.
De Voorzitter brengt in herinnering, dat het door B. en W. in
de vorige zitting ter tafel gebragt voorstel niet in behandeling is
genomen, maar dat de beslissing hieromtrent is verdaagd tot eene
volgende zitting. Hij vraagt thans het gevoelen der leden omtrent
die aangelegenheid.
De heer Braaksma kan zich met het voorstel van B. en W. niet
vereeiiigcn. i. zou de kennis daardoor veel te verspreid en het
toezigt der policie uiterst moeijelijk zijn. Ook vindt hij de Kanaalweg
uithoofde van de geringe breedte niet geschikt. Een ander bezwaar
ziet hij, in de omstandigheid, dat daar toch telken avond de postlcar
moet rijden. Hij wil liever de bestaande gewoonte met eeuige
wijziging gehandhaafd en wanneer de kermis iti het oostelijk deel
der gemeente plaats heeft de kramen aan de Hoofdgracht uitsluitend
tussehen de Houlsteeg en de Paleissteeg geplaatst hebben, terwijl
de kermis in het westelijk deel der gemeente hoofdzakelijk op of
nabij het Westplein een plaats kan erlangen. Hij neemt echter ook
in zijn plan op de plaatsing van spellen en groote kramen op
het Molenplein.
De heer de Lange kan zich ook niet met het voorstel van B.en
W. vereenigen. Ook hem komt het voor dat de kermis dan veel
te verspreid zoude zijn om een behoorlijk toezigt mogelijk te maken.
Hij zou het beter vinden om het Havenplein voor het plaatsen van
spellen, enz. uit te sluiten, zoodat de uitgestrektheid der kermis
zich tot den afstand van het Westplein tot het Molenplein zoude
bepalen
De Voorzitter beantwoordt den heer Braaksma, wijst er op dat
met 1 Julij e. k. waarschijnlijk niet meer een postkar zal gebezigd
worden voor liet brievenvervoer en dat het beter is één rijtuig
iederen avond, dan zoo veel kans van ongelukken als er bij het
tegenwoordig gebruik bestaat. De Voorzitter doet echter opmerken,
dat er bij deze aangelegenheid nog volstrekt geen haast behoeft te
worden gemaakt en dat het beter is den ingezetenen gelegenheid te
geven hierover hun gevoelen te uiten. Op grond hiervan wordt
dan ook besloten de verdere behandeling te verdagen tot de volgende
zitting.
Er wordt gelezen eene missive van den heer Minister van Finan
ciën, houdende mededeeling, dat door de wetgevende magt is goed
gekeurd de verkoop aan de gemeente van den grond en het
tolhuis daar op staande, benoodigd tot het verbreeden van den
mond van bet Heldersch kanaal. De Voorzitter deelt nog mede,
dat, ter bevordering eener regte lijn, cenige ellen grond benoodigd
zullen zijn, die het eigendom zijn van den heer Janzen en dat de
aankoop, volgens taxatie, een bedrag van 150 zal vorderen.
Verder zegt de Voorzitter, dat de lieer Janzen dien grond gratis
aan de gemeente wil afstaan, indien de Baad alsnog besluiten kan
om terug te komen op een vroeger genomen besluit om de opening
der te maken brug op 9 el te bepalen, waarvoor hij 10 el wijdte
zou willen bepaald hebben.
De heer Janzen zegt, dat zijn voorstel een laatste poging is om
in het belang der gemeente een wijdere doorvaart tc verkrijgen.
Zijn voorstel is eigenlijk tweeledig: 1. zou hij een poging willen
hebben aangewend om het Heldersche kanaal te vereenigen met het
Spoorwegbassin; de grond die noodig zou zijn bij uitvoering van
dat plan zou hij, als eigenaar van dat deel van het Brakkeveld,
gratis aan de gemeente afstaan. Hij meent, dat een poging om
hiertoe te geraken, thans wel kans van slagen zou hebben, nu er
een nieuw ministerie aan het bewind is; 2. zou hij in ieder geval
een brug van 10 el doorvaartwijdte aan den mond van het
Heldersch kanaal willen aangelegd hebben.
De beer Graat bestrijdt de voorstellen van den heer Janzen, doet
opmerken, dat alles nu zoo ver is voorbereid, dat men die aange
legenheid als eene afgedane zaak kau beschouwen; wijst er op hoe
veel nuttelooze pogingen er zijn aangewend ora te verkrijgen, wat
door deu heer Janzen in het belang de gemeente wordt gewenscht
doet uitkomen hoe vreemd het zoude zijn, om op de ontvangenc
afwijziug alsnu nog terug te komen en gelooft, dat een brug met
wijdere opening dan 9 el onnoodig mag worden geacht.
De Voorzitter geeft het den heer Janzen toe, dat men over een
aantal jaren het vreemd zal achten, dat het gemeentebestuur thans
is overgegaan om iu de onmiddelijke nabijheid van het bassin een
nieuwen mond voor het kanaal aan te leggen; maar hij wijst er op