van HIT. Gedeputeerde Staten voor deze gemeente tot aan 15 Oct.
e, k. dc gelegenheid bestaat om zicli tol Z. M. den Koning tc
wenden met verzoek om alsnog verbruiksbelastingen te heffen.
De Voorzitter deelt mede, dat dc aannemer van de brug over
den mond van het Heldersche Kanaal, niet gereed komende met
de oplevering van het werk tegen den bepaalden tijd, verzoekt om
van de bepaalde boete te worden verschoond. In overleg met den
Gcmccntc-Bouwmcester stellen B. en W. voor om de verlenging
van den gestclden termijn toe le staan, met verbindtenis des aan
nemers tot de volgende voorwaarde.
De aannemer zal gehouden zijn kosteloos een gedeelte water tc
dempen nabij de plaats van den nieuwen kanaalmoud. Hierdoor
zou voor de gemeente cene besparing van kosten ontstaan. Dc
Voorzitter legt een kaart over ter verduidelijking van deze wijziging
en stelt namens B. en W. voor een uitstel van 10 weken to verlecnen.
Dc heeren de Breuk en de Lange verklaren zich tegen hot toestaan
van dit verzoek. De eerste doet uitkomen, dat het voor het
gemeentebestuur niet goed is tc achten om dit uitstel le vericonen;
later zou men dan liever in het geheel geen tijdsbepaling in het
bestek moeten opnemen. De heer dc Lange doet opmerken, dat
door dit voorstel voornamelijk de aannemer wordt gebaat en dat
hij alleen dan in het voorstel zou kunnen treden, ingeval dc steen-
glooijng langs de boorden van het te dempen gedeelte door den
aannemer kosteloos werd daargestcld. Nadat de heer Jelgersma
en de Voorzitter nog nader het voorstel hadden toegelicht, bragt
de heer Boomsma in het midden, dal: het voor de gemeente toch
voordeeligcr was den aannemer van de betaling van 700 vrij te
stellen, dan later weer uit te geven voor de demping van
dit gedeelte water. De heeren Graat en Kraijenhoil' voeren
nog het woord: daarna wordt het voorstel van het Dag. Best. om
met den aannemer genoemde overeenkomst aan tc gaan met 11
tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen steraden de heeren Zur Miihlen,
Kraijenhoff, de Lange eu de Breuk.
Door den Voorzitter wordt aan deu heer Braaksma eenige in
lichting gevraagd omtrent het eigendomsregt van de sloot tusschen
dc Vlaming- en Liststraat in het Land alhier. In zooverre dit hem
mogelijk is, wordt de gevraagde inlichting door den heer Braaksma
gegeven.
Bij de gewone rondvraag bekomt de heer Smit het woord. Hij
wijst er op, dat van wege den gemeenteraad van Vlissingen een
adres aan Z. M. is ingediend, houdende verzoek om het Kon. Inst.
voor de Marine van den Helder naar Vlissingen te verplaatsen.
Hij wil in overweging geven om van onze zijde een adres aan
Z. M. te zenden, houdende aandraug om dat verzoek niet in te
willigen. De Voorzitter beantwoordt den heer Smit en doet
opmerken, dat het welligt beter is zich niet daarin te mengen,
vooral ook omdat zulks bij de weinige ingenomenheid, die ten
aanzien van dat adres schijnt te bestaan, welligt niet noodig is.
Hij stelt zich voor ter gelegenheid vau een bezoek te 's Hage zich
bij den heer minister van Marine te informeren of het noodig io
ceu adres aan den koning in te dienen in den zin zoo als door
den heer Smit is bedoeld en daarop dan later terug tc komen.
De heer Smit verccnigt zich, na deze opheldering met het gevoelen
des Voorzitters.
Hierop wordt de zitting gesloten.
De luit. ter zee 1ste kl. J. J. de Hart, dienende als 1ste
officier op het sehroefstoomschip het Metalen Kruis, wordt met den
laatsten dezer op non-activiteit gebragt, en met den 1 October
daaraanvolgende vervangen door den luit. ter zee 1ste kl. G. W. C.
Voorduynten gevolge waarvan diens plaatsing met dien datum
op het wachtschip te Willemsoord wordt ingetrokken.
Tot heemraad- van den polder Westzaan is benoemd de lieer
C. Striening; tot heemraad van den polder Oostzaan, de heer
A. Dral Dz.tot burgemeester tc Zaandijk, de heer J. Honig
Jansz. Jr.
In dc Memorie van Toelichting tot de begrooting van Oorlog
komt o. a. nog het volgende voor:
„Met het oog op de noodzakelijkheid ora een grooter aantal
soldaten voortdurend onder de wapenen te doen blijven dan vroeger
het geval is geweest, zullen de levende strijdkrachten, die, in 1868,
-boven en behalve de officieren, onder de wapenen zullen worden
gehouden, worden bepaald op 14,300 man kader en vrijwilligers,
en van de drie categoricn miliciens te zamen 23,500 man, terwijl
het getal paarden zal bedragen ongeveer 2210 bij de kavallerie en
1060 bij de artillerie.
Ten einde in 't vervolg de ongelijkheid van den oefeningstijd der
miliciens eener ligting te doen ophouden, die ontstaat omdat een
gedeelte der ligting niet na een oefeningstijd van 5 maanden met
groot verlof vertrekt, maar onder de wapenen blijft tot aanvulling
van het incompleet aan vrijwilligers, zullen, te beginnen met 1S68,
de miliciens der ligting van het loopend jaar, welke tot de boven
bedoelde aanvulling onder de wapenen blijven, zoodanig door de
miliciens der ligting waartoe zij belmoren, die aanvankelijk met
groot verlof zijn gezonden, worden vervangen, dat allen een gelijk
getal maanden onder dc wapenen geweest en dan ook gelijkmatig
geoefend zullen zijn."
Snelpersdruk van A. A. Bakker Cz. Nieuwediep.