1868. N°. 14.
h
Vrijdag 31 Januarij.
26 Jaargang,..:
"BINNENLAND.
U i t g' e v e r
Bureau:
A. A. BAKKER
NOG EENS, VOOR KONING EN VADERLAND!
HELDERSCHË
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdao-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.G5.
MOLENPLEIN, N°. 103.
/"V Prijs der Advertentiënr Van 14 regels 60 cent,
elke regel.meer 15 cent, behalve 35 cent zcgelregt.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
rooj
wit;
I.
De uitslag der verkiezingen heeft menigeen verrast. De ministers hebben
eene onbegrijpelijke nederlaag geleden. Zelfs voor ons, liberalen, onbegrijpelijk.
Want velen is het bang om het hart geworden, toen zij zagen, dat 's Konings
geëerbiedigde naam gebruikt werd om 't volle in tweeën te scheiden, om de
oude langbegraven strijd tusscheu Patriotten en Prinsgezinden weer in 't leven
te roepen toen zij zagen, hoe roekeloos het onmogelijke beloofd werd, schoolwets
herziening, ja zelfs eene verandering van de grondwet (art. 194); hoe er werd
gespeculeerd op hetgeen Nederland het heiligste is, de godsdiensthoe Roomsch
en Onroomsch tegen elkander werden opgezet! Toen heeft menig kleinmoedige
gedacht aan den 22sten Januarij, als een dag, die storm zou brengen over
Nederland. En schijnbaar was er reden voor die vrees. De diplomatische
onjuistheden van graaf van Zuylen, de vrede van Europa het onderscheid
tusschen Mijer, Trakanen, Hasselman, opvolgende leden van één kabinet,
waarvan de eerste niets heeft gedaan, dan zich te installeeren op Buitenzorg
de tweede niets heeft gedaan, dan een wet in te trekken, die de eerste zou
hebben ingediend, en waarvan de derde iets zou gedaan hebben, als
de Kamer niet ware ontbonden. Daarover moesten de kiezers uitspraak doen.
Dan of graaf Schimmelpenninck, wiens begrooting nog niet is besproken, een
groot of een onmogelijk financier is; of de regterlijke organisatie van den heer
Wintgens beter is, dan die welke thans sluimert in 't Staatsblad, en of de
ministeriën vau Eeredienst mogteu worden hersteld, omdat men een Katholiek
minister moest hebben, en men dezeu geen portefeuille van eenig belang
durfde geven. Dat alles vroeg men den kiezers. En wij raeenen niemand te
beleedigen wanneer wij zeggen, dat daartoe de kiezers in 't algemeen niet genoeg
op de hoogte zijn van politiek en staatsregt. Dat zulk een vraag aau de kiezers,
ongrondwettig is, wat bekommert dat een ministerie, dat blijven wil? Dat
zulk een maatregel leidt tot volkssouvereiniteit, tot eene democratische repu
bliek, wat bekommert dat een ministerie, dat zitten wil in 't Binnenhof?
Gelukkig heeft de uitslag ons verrast. De kiezers hebben eene mate van
doorzigt getoond, die weinigen hun hadden durven toevertrouwen. Niet omdat
de liberale partij zegevierend nit de stembus is gekomen, spreken wij over eene
„groote mate van doorzigt," men zou ons lagchend kunnen tegenwerpen: „elk
denkt zijn uil een valk." Daaruit willen wij de reusachtige nederlaag vau 't
ministerie niet bewijzen. De bewijzen liggeu dieper, maar zij zijn afdoende.
Ziet hier: Wanhopige ministers nemen hun toevlugt tot een wanhopig middel:
kamerontbinding, tweemaal in korten tijd. Nu moet er tot eiken prijs een
ministrieele kamer worden verkregen. Maar die is moeijelijk te vinden; wij,
Nederlandersvaren graag met de vlag hoog in top, kenbaar voor vriend en
vijand. Maar 't ministerie heeft geen vlag, geen beginsel. Wat nood? zij
hijschen de koningsstandaard! Geen regt hebben zij op die oude kleuren,
geen regt om Neêrland's derden koning tot een partijhoofd, een Jcfferson Davis
te maken! Maar de gelogen vlag zal menig bevaren man aan boord lokken!
Maar ontfudseld blijft zij. De Koniug wil niet van Zuylen alleen, de Koning
wil heel Nederland! Wie vaart mee onder de geuzeu-banicr? Niemand!
Niemand? Neen, als de Koning die standaard ontrolt, dan komen wij allen;
als graaf van Zuylen en de heer Heemskerk met het dundoek sollen, als 't
Haagsche Dagblad vaandeldrager is, dan komt niemand. Wat nu?
Dertien mannen willen mee, maar zij stellen hunne voorwaarden. Zij meenen,
dat de Javaau onvatbaar is voor ontwikkeling, voor beschaving, dat de Javaan
moet werken voor Nederland. Zij gelooven aau 't regt van den sterkste,
Nederland is sterk in Indié, leve het batig slotArm JavaDat zijn dertien
stemmeu. Maar die stemmen ziju duur betaald; Mijer's ministerie werpt
Mijcr's werk omver. Welk middel nu? De godsdienst; dat is het eenige;
wij waren altijd een religieus volk. De godsdienst zal stemmen verschaffen.
Katholieken en ultra-Protestanten zullen meegaan. Hoe te zamen? Onmogelijk.
De heeren Groen en Thijm in broederlijke eendragt. De eerste, die dweept met
de orthodox-gereformeerde staatskerk met den laatste, die voor zijn kerk
genootschap volslagen vrijheid wil, om binnen de grenzen der wet te handelen
naar zijn geweten, zonder eenige inmenging der hooge regering. De „Tijd",
die gezegd heeft „wij Katholieken zijn liberaal noch conservatief, wij zijn alleen
Katholieken," zou zich vereenigen met de „Nieuwe Goesche Courant", die
liedjes op de Katholieken schrijft, even ellendig van stijl als van inhoud? Dat
is onmogelijk! Onmogelijk is het gebleken niet te zijn, maar moeijelijk, zeer
moeijelijk was het. De Katholieken stelden voorwaarden, natuurlijk. Opmerkens
waardig is het, dat het ministerie alle partijen koopen wilde, en dat het steeds
daarmee eindigde, dat het op zekere voorwaarden altijd gekocht werd. Vrij
stelling van de krijgsdienst voor R. C. theologen, en eene plaats in 't ministerie
werd gevraagd. Dat was misschien een billijke eisch. Hoewel België ons
moest hebben geleerd, welke treurige gevolgen de religie in de politiek mede
brengt, had een liberaal Kabinet, dat overigens vaste wortels heeft in 't land,
en tot wiens beginselen ook de gelijkstelling aller gezindheden behoort (van de
orthodox-Gereformeerde zal men evenmin als van de ultra-Katholieken ooit iets
anders dau gelijkheid voor de strafwet verkrijgen), zulk een eisch kunnen
toegeven. Maar dit kabinet? Wat zouden de Groenianen zeggeu, als de porte
feuille van Justitie, en daarmee de benoeming van talrijke ambtenaren in handen
van een R. C. kwam. Dat was onmogelijk. Midden doorzeilen dus. De minis
teriën vau Eeredienst werden ingesteld bij een merkwaardig rapport aan den
Koning, waarin onze naneven met verbazing zullen lczcu, dat men om „tot
volkomen scheiding van kerk en staat" te komen, de kerk door ministeriën
officieel met den staat moet verbinden, benevens andere logica.
[Wy hopen van harte, dat onze naneven niet naar dit staatsstuk de eerbied
zullen beoordeclen, die conservative staatslieden iu 1868 koesterden voor 's
Konings inzigt in de zaken van ziju land.]
Onbeduidender ministerie, dan dat van R. C. Eeredienst, is wel niet denk
baar, cn terwijl de volgelingen vau Groen in de handeu wreven, en dachten:
„Oh! Ie beau billet qu'a la ch&tre," begrepen vele Katholieken, dat zij
waren beetgenomen. Tusschen beiden bleef dus niets auders bestaan, dau de
toevallige band eeuer begeerte naar schoolwetsherziening. Nu, dit laatste, of
het beloofd is of niet, veilig beloven kon men 't zeker. Want iedereen, die
niet geheel vreemdeling is in onze politiek, weet, dat de Eerste Kamer, die
door de zamenstelling der Provinciale Stateu factïsch onontbindbaar is, eene
herziening van de schoone wet vau 1857 niet zal dulden.
Zoo was dan 't wonderlijke leger gevonden, bijecugcbragt door toevallige
omstandighedeu cn door heterogene belangen, waarmede de conservative partij,
of laat ons billijk zijn, waarmeê dit ministerie den strijd zou wagen tegen
ontwikkeling cn volksbelang in liberalen zin.
Eene kleinigheid ontbrak nog. De kiezers moesten het legertje nog bij
elkander in de Kamer brengen, en vooral moesten do kiezers die onaangename,
gevaarlijke liberalen te huis houden.
Daartoe zijn de groote middelen gebruikt. De trompet is gestoken, de trom
mel geroerd cn met welk resultaat? Arme ministers, arm Dagblad van's Gravcn-
hagc! 't ls om medelijden tc hebben! En dat door eigen schuld!
Ziet, dit is de zedelijke nederlaag, de zedelijke dood van dit ministerie, dat
de kiezers van Nederland ze GENEGEERD hebben. Zij hebben gedaau als be
stond de heer van Zuylen niet. Twee dingen schenen mogelijk, toen de minis
ters (voor hoe lang nog ministers?) de godsdienstige snaar aanroerden, die zoo
hevig had getrild in de Aprilbeweging, toen zij de ondergang van Indië, en
daardoor van onze finantiën als een schrikbeeld voor onze oogcu lieten dansen,
twee dingen: of dat het volk, verontwaardigd over de gebruikte middelen, de
„onjuistheden", die gebruikt werden verachtende, het misbruik van 's Konings
onacbendbarcn naam verfoeijende, eene indrukwekkende liberale meerderheid
naar 't Parlement zonden. Dat was wenschelijk, maar onwaarschijnlijk. Of
ook, dat de kiezers, geloof hechtende aan wat de ministeriele pers vertelde,
het eeuwige gekibbel moede, graaf van Zuylen en graaf Schimmelpeunick ziende
met de oogcu van 't Dagblad, de liberale partij verlieten en zich schaarden
onder het schild van dien goeden ouden, ouden tijd!
Maar anders hebben de kiezers gedaan. Verachting is hard, bijval gelukkig.
Mur harder dan verachting is minachting. Men vreest, men veracht een
man; men negeert een kind. De kiezers hebben u genegeerd, o Haagsche
heeren! Alle opwinding, alle agitatie is met een glimlagchend schouderophalen
beantwoord. Minder kiezers hebben er gestemd dan de vorige keer. Alle ver
zinsels/ van 't Dagblad waren geen wandeling door dc sneeuw waard, niemand
geloofde ze. Arme ministers! al uwe zorgen, uwe lieroïke middelen hebben
geen enkele ziel bekeerd, die al uiet van te voren gewonnen was. Hoogstens
zijn conservative kiesdistricten conservatief gebleven. Niet eens allen. Wat heeft
Alkmaar, wat Arnhem, wat Delft gedaan?
HELDER en NIEUWEDIEP, 30 Januarij,
Het is bekend, hoe sterk door de Vlaamsche bewoners van het
naburige België bestendig wordt gestreefd naar gelijkstelling met
de Waalsche bewoners van dat koningrijk. Het is almede bekend,
hoe de wensch gedurig is uitgedrukt om voor de regtbanken en in
de staatsstukken ook de Vlaamsche taal te mogen gebruiken. Tot
nog toe is slechts schoorvoetend door dc Hooge Regering des
lauds aan den wensch van een zoo groot deel der bevolking voldaan.
Thans echter is door den nieuwbenoemden aartsbisschop van Mecltelen
een sterksprekend bewijs gegeven, hoe dringend noodzakelijk het is,
om aan den eisch der Vlamingen gehoor te verleenen. Genoemde
prelaat, zijue hooge kerkelijke bediening aanvaardende, heeft een
herderlijk schrijven gerigt aan de geestelijken en de geloovigen in
zijn aartsbisdom en gewaagt in dat geschrift van de noodzakelijkheid
om in de behoeften van een zoo groot deel der bevolking te voorzien,
die de Frattsche taal niet magtig zijn en die taal dus ook niet ter
uitdrukking hunner godsdienstige gevoelens kunnen gebruiken. Om
daaraan te gemoet te komen, verzekert dc prelaat, dat hij aan den
H. Stoel de benoeming zal vragen van een hulpbisschop, die de
Vlaamsche taal magtig is.
Dit feit spreekt luide van de behoefte, die er in een zeer groot
deel van Belgie bestaat om de Nederlandsehe taal te blijven hand
haven, de taal des volks, dat, ja, staatkundig van Noord-Vaderland
is gescheiden, maar toch onveranderlijk blijft vastbonden aan de
nationale taal van het oude Nederland.
Gisteren middag, met den trein van 12 ure 20 min., arriveerde
alhier Z. Exc. de minister van Marine. Naar wij vernemen, staat
dit bezoek in verband met plannen tot vergrooting vau het bassin
(natte dok) op 's Rijks werf alhier, dat te klein is om er de noodige
oorlogsvaartuigen te bergen. Z. Exc. is heden morgen per spoortrein
van hier vertrokken.
Met genoegen vernemen wij, dat het plan bestaat, om aan het
werkvolk op 's Rijks marinewerven des zomers en des winters een
gelijk dagloon toe te kennen en het dus niet meer, zoo als nu
geschiedt per werkuur te berekeneD, waardoor die lieden des winters
eene groote vermindering in hunne verdiensten ondervinden.
Vrijdag a. s., 'savonds 74 ure, zal in het gebouw voor volks
voorlezingen in de Nieuwstad als spreker optreden de heer
D. Bakker Bz., die tot onderwerp heeft gekozen: „De Vondeling,"
door C. E. van Koetsveld.
Den 28 dezer overleed te Westzaan de heer Jb. Avis, lid
der Provinciale Staten van Noordholland, in den ouderdom van
bijna 57 jaren. De overledene was een algemeen geacht mensch, een
werkzaam lid der maatschappij, wiens verlies diep zal worden gevoeld.
Men deelt ons mede, dat het Z. M. de Keizer der Franschen
heeft behaagd bij vernieuwing een Krim-medaille te schenken aan
den gewezen sergeant der Artillerie, H. J. Tortike, thans werkzaam
aan 's Rijks Marine-werf alhier, die de veldslagen van Alma en
Inkerman en het beleg van Sebastopol heeft bijgewoond. Genoemde
krijgsman was destijds als volontair bij de Fransche armee in dienst.
Door tusschenkomst van Z. Exc. den minister van Buiteul. Zaken
en deu burgemeester dezer gemeente, is deze medaille aan Tortike
geschonken, nadat de vroeger aan hem uitgereikte was vermist.
P. J. Wetzelaar is ontslagen als 1ste luit.-adjudant bij het
Artillerie-Vrijkorps alhier.
Tengevolge van het omslaan van eene sloep van Zr. Ms.
opnemingsvaartuig Pylades, den 10 Dec. jl. ter reede Muntok, zijn
verdronken: de adjunct-administrateur L. G. van Deun, de 4de
zeilmaker J. Kromwijk, de 4de stuurman C. B. Hersin en de
matroos 1ste klasse P. Philippus. Het berigt van dit treurig onge
val, dat wij verwacht hadden te zullen ontvangen, is ons niet geworden.
De kadetten der Militaire Academie te Breda, hebben dezer
dagen een concert gegeven ten voordeele der armen dier gemeente.
De opbrengst bedroeg niet minder dan 400.
De Provinciale examens voor het verkrijgen van acten voor
het lager onderwijs, zullen aanvangen op 15 April e. k.
In de week van 1925 Jan. jl. hebben zich geene gevallen
van veetyphus in het rijk voorgedaan.
Blijkens de 59sle lijst is bij de redactie van de Tijd aan
bijdragen voor het Pauselijk leger reeds ontvangen de som van
162.808.01J
Twee zoons van den molenaar van de Beek, bij Breda de
Mark willende oversteken, verdronken, doordien de boot kantelde.
Als eene bijzonderheid kan gemeld worden, dat te Capelle
a/d IJssel door H. Mes een zalm is gevangen, wegende 35 halve
Nederlandsehe ponden, en wel op een bleekveld. Genoemde Mes
luid zich ter kerk begeven en zijn vrouw, in dien tijd buiten
gekomen zijnde, zag de zalm liggen op het bleekveld achter hare
woning, dat door het hooge water onder was gevloeid. Zij durfde
echter dat beest, dat zoo geweldig leven maakte, niet aanpakken,
en wachtte, tot dat haar man uit de kerk te huis kwam. Deze
heeft de zalm by den staart gevat en gedood en haar daarop ver
kocht voor p. in. 40. Deze gelukkige zalmvisscher is een niet
bemiddeld man.
Te Doetinchem is dezer dagen een jongen in de machine van
een waterkoornmolen geraakt en letterlijk verbrijzeld er uitgekomen.
Volgens berigten zijn tusscheu Assen en Groningen eenige
honderdc mannen bezig met het opruimen der sneeuwmassa's, die
aldaar op sommige punten o. a. in de gemeente Haren, tot eene
verbazende hoogte zijn opgehoogd en de communicatie geheel
hebben versperd.
BEVERWIJK, 27 Jan. De raad dezer gemeente heeft besloten
in eene lang gevoelde behoefte te voorzien door het bouwen vau
een nieuw raadhuis voor de som van p. ra. 20,000.
OIRSCHOT, 27 Jan. Gisteren werd in deze gemeente een gru
welijke moord ontdekt, gepleegd op eene in zwangeren toestand
verkeerende vrouw, welke reeds eenige dagen was vermist. Haar
ligchaam was deerlijk verminkt, haar hoofd geheel verbrijzeld en
zoo werd zij uit een sloot opgehaald. Men is de dader op het spoor.
VLISSINGEN, 27 Jan. Drie dagen geleden kwam alhier van
Antwerpen ter reede het Oostenrijksche driemastschip Allessandra,
kapt. Slokovisch. Naar verklaring van de bemanning leed de bevel
voerder aan delirium tremens, in zulk eene hooge mnte, dat hij
met een geladen geweer, dreigde onder zijn volk te zullen schieten.
Om ongelukken te voorkomen, heeft de manschap hem het wapen
ontweldigd. Toen dreigde hij verwoed met een revolver-pistool.
De bemanning, zulk eene gevaarlijke handelwyze moede, heeft
besloten het schip te verlaten, het geweer aan de policie overgegeven
en is met pak en zak naar Antwerpen teruggekeerd, verklarende
zich met zuik een gevaarlijken kapitein niet naar zee te kunnen
begeven. Voornoemd schip ligt nu zonder bemanning alhier ter reede.
Lucifers. De vervaardiging van deze zoo dagelijksche, ja bijna
ieder oogenblik gebruikte voorwerpen, wier gemak door ieder wordt
erkend, zoo hoogst gevaarlijk in de hand van den misdadiger en
waardoor uit moedwil of ouvoorzigtigheid ontelbare rampen zijn
veroorzaakt, is eene industrie geworden, waarvan de aanhoudende
en steeds toenemende uitbreiding, eene ontzettende vlugt heeft
verkregen. De volgende belangrijke bijzonderheden werden hieromtrent
iu eene der laatste zittingen van de vereeniging van civiele ingenieurs
te Parijs, door M. Peligot medegedeeld
Het getal dezer ouaanzienlijke stukjes hout, welke dagelyks per
hoofd door Frankrijks bewoners worden gebruik^, wordt op 6 stuks
begroot. Voor Engeland is dit 8, voor België 9. Wanneer men
nu voor gemiddelde basis het verbruik in Frankryk neemt, verkrygt
men voor het dagelijksch gebruik in geheel Europa een getal vau
twee milliards (2000 millioen); welke hoeveelheid een gewigt van
300 ponden hout bevat.
Het hout dat voor de vervaardiging van lucifers meestal gebruikt
wordt, is dat van den populierboom, hetwelk daarvoor gekloofd en
opgestapeld per kubieke el wordt verkocht. Na aftrek der ledige
ruimte en krimping van het hout, weegt de kubieke el niet veel
meer dan 250 ponden tengevolge waarvan het verbruik voor Europa
alleen 400,000 kubieke ellen hout bedraagt.
Bij deze cijfers moet nog dat der waslucifers gevoegd worden,
welker gebruik, hoewel in de laatste jaren zeer toegenomen, betrekkelijk
veel minder is dan dat der houten lucifers. Hun gewigt is voor
Frankryk alleen 6500 a 8000 ponden. De grondstoffen, welke,
behalve het hout, voor de fabricatie noodig zijn, zijn in de eerste
plaats de phosphorus, tot een gebruik van 200,000 pond, gezuiverde
potasch, zwavel, menie, gom, lijm, enz. In Oostenrijk beslaan
lucifersfabrieken, die tot bij de 5000 werklieden bezighouden. Men
begroot het getal der werklieden in geheel Europa, op 30,000, en
de waarde van de opbrengst van dit product op 's jaarlijks ten
minste van 250 millioen francs.
Zoo als bekend is, dagteekent het gebruik der lucifers van 1832.
In den tegenwoordigeu tijd, waarin alle landen naar inkomsten
uitzieu tot bestrijding der steeds klimmende behoeften, zou het wel
eene ernstige overweging waardig zyn, van deze voorwerpen eene
geringe belasting te heffen. Wanneer slechts een halve cent van
1000 stuks lucifers werd geheven, zoude dit, volgens bovenstaande
berekening, voor Europa eeu jaarlijksch revenu van 365 millioen
gulden opleveren.
Wat was toch dc cigcntlijke kwaal der oude wereldorde met haar despotisme
en kastenwezen; met haar slavernij en lijfeigenschap; met haar schijnbaren
glans en werkelijke ellende; met alle hare eigendommelijkhedeu en absurditeiten?
Klaarblijkelijk slechts de nietigheid van de menschenkracht en de weder-
zijdscke verwijdering en afzondering der volken. Eerst de storm en de
electriciteit hebben deze ketenen verbroken, en het menschdom vao zijne boeijen
bevrijd, terwijl zij de verhouding der physische kracht en vau den arbeid, van
ruimte en tijd geheel omvergeworpen, de eene reusachtig vergroot, de andere
tot bijna niets hebben verkleind.
Beiden hebben ook vele uitvindingen en ontdekkingen der vroegere tijden
naar waarde leereu schatten. Met de handpers een hoek van eenige vellen en
exemplaren te drukken, vorderde vele dagende stoompers vau heden levert
vele duizende exemplaren van dagbladen in reusachtig formaat binnen een paar
uren (de snelpers waar de Times op gedrukt wordt levert o. a. 20,000 afdruk-
ken per uur). Columbus had wel eene nieuwe wereld outdekt, maar zy lag
zeer verre en bleef aan Europa vreemd; de stoom heeft Amerika tot onzen
nabuur, de electriciteit heeft bet tot onzen huisgenoot gemaakt ea sedert zijn
de lotgevallen van Europa en Amerika als met elkander za&mgeweven.
Naar wetenschappelijke berekeningen heeft de stoom, die gemiddeld door
vijf pond steenkolen kan worden voorlgehragt dezelfde kracht, als een man
door een arbeid van zeven uren ontwikkelen kan. Groot-Bnttannië alleen
levert nit zijne mijnschatten jaarlijks 100 millioen ton steenkolen. Naar
hoveustaaudc berekeningen vertegenwoordigt deze massa, in tijd en arbeidskracht
omgezet 40,000 millioen werkdagen, of, na aftrek van zon- cu feestdageo, het
jaar op 300 werkdagen gesteld, meer dan 133 millioen jaren werk voor één
persoon, d. i., de alleen in Engeland verkregen steenkolen hebben, indien zij
tot het maken van stoom werden aangewend, eene arbeidskracht van 133
millioen menschen in één jaar.
Engeland brengt echter slechts het tiende gedeelte op, van de steenkolen,
die thaus jaarlijks over dc gansche aarde verkregen en verbruikt worden. Deze
gezamentlijke massa kan dus een arbeidend vermogen van 1330 millioen arbei
ders voortbrengen. Indien het gehcele thans levende geslacht, zonder onder
scheid van ouderdom, sekte of stand, uit krachtige arbeiders bestoud, zou dit
renzenheir van werklieden nog naauwelijks in staat zijn om een gelijke kracht
te ontwikkelen. En buiten de minerale kolen, brengt de aarde nog brandstoffen
iu menigte voort, die tot het voortbrengen van stoom konden worden aangewend.
Volgens mechanische wetten is er tot het opheffeu der steenmassa voor de
Cheops-pyramide iu Egypte, de levenslange arbeid van een half millioen slaven
noodig geweest. Alleeu de stoom, die tegenwoordig in Engeland jaarlijks wordt
aangewend om dc koten uit de groeven naar boven te trekken, was met dien
arbeid in zes dagen gereed geweest. Wanneer een wever op zijneQ weefstoel
dagelijks zes ellen doek vervaardigt, heeft hij twee weken noodig om een gewo
nen rol vau 72 ellen af te weven. Zulke rollen nu kannen door een mechanische
weefstoel ^ten getale van 20 per week geleverd worden en daar een enkele
stoommachine 6800 zulke stoelen in beweging brengt, verrigt zij in ééo jaar
een arbeid, voor welke eeu getal van 30,000 wevers naauwelijks voldoende
zoude zijn.
En toch is de aanwending van dc stoom als arbeidskracht eerst in hare
kindschheid. Geheele volken hebben nog naauwelijks eeu vermoeden daarvan,
en zelfs daar waar men er bereids gebruik vau maakt, is dit gehrnik beperkt
tot enkele takken der industrie; bij den landbouw wordt zij nog slechts bij
wijze van proefneming gebruikt.