1868. N°. 23.
Vrijdag 21 Februarij.
26 Jaars
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
r.
F R A N K R IJ K.
GR00T-BRITTANNIE.
DUITSCHLAND.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag,
i. Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post
- 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
odtl
zo:
r,
211
Dal(
nlfl
i ra
1,50
33,1
i7,i
Wil
dzi
li'iv
'gB
Da
63
M
rau
18,-
125.
lita
Ai
HELDER en NIEUWEDIEP, 20 Februarij.
„Treurig is het," zegt de Times in eene beschouwing, die wel verdient onder
3i de oogen van geheel Europa te worden gebragt, „treurig is het dat mannen als
keizer Napoleon en von Bismarck, mannen wier streven het is de geschiedenis
zoal van zich te doen spreken, zich niet onthouden kunnen zulk groot nadeel aan
3,Ji hunno tijdgenooten toe te brengen eu onmogelijk het plan schijnen te kunnen
aannemen eener algemeene en gelijktijdige ontwapening.
„De eerste Napoleon daalde ten grave met den naam van een volksverslinder,
omdat hij een half millioen soldaten opollerde aan een hersenschimmige onder
neming, die in den grond ten doel had om aan de wereld een eeuwigdurenden
vrede te bezorgen. Maar zelfs al die gruwelen van den oorlog met Rusland,
f 50 die in een enkel jaargetijde plaats hadden, hebben niet zulke noodlottige gevolgen
gehad voor het welzijn der maatschappij als het stelsel, dat bijna de geheele
Gala jongelingschap van Europa veroordeelt tot een leven in garnizoenen zonder roem
en zonder voordeel; terwijl het bebouwen van den grond aan vrouwen en
zwakken is opgedragen, terwijl uitgestrekte gronden slechts gedeeltelijk worden
bebouwd of onbebouwd worden gelaten bij gebrek aan kapitaal en aan handen;
terwijl de onzekerheid en de malaise alle nijverheids-ondernemingen belemmeren;
terwijl 43 millioen pond sterling in eene enkele bank liggen begraven en de
geheele zamenleving aangetast schijnt door de ziekte van koning Midas.
„Wij spraken van de ellende der landbouwende en industriële bevolking in
Frankrijk; maar wij zouden nog treuriger tafereelen kunnen ophangen van de
oostelijke provinciën van Pruissen; wij zouden den niet minder vreeselijken
toestand kunnen schetsen van Midden-en Zuid-Duitschland; wij zonden kunnen
gewagen van de landverhuizing uit de havenplaatsen van Italië; van de emigratie
vaa het krachtigste deel der bevolking van de Alpen en de Appenijnen, van
eene landstreek, waar tweemaal meer menschen zich kunnen vestigen dan er
thans wonen. In alle deelen van het vasteland zien wij land en volk uitgeput
door de krijgstoerustingen. Overal worden de zwakken overladen met belastingen,
dio gebezigd worden voor het onderhoud van de sterken, die, tegen hun wil,
een lui leven leiden zonder waardigheid of voordeel. Men ziet de vrouwen op
het veld, terwijl stevige knapen in uniform domino spelen in de koffijhuizen
of met een sigaar in den mond door de straten slenteren. Is deze toestand
niet in openbaren strijd met al die wonderen die het vernuft onzer eeuw in
het leven heeft geroepen? Is het niet betreurenswaardig dat elk volk den dolk
heeft gerigt op eeu ander volk, en dat geen vau heu het wapen durft neder-
leggen, waarvan het toch huivert zich te bedienen.
«En om tot zulk een resultaat te komen, betalen wij ouze diplomaten, roemen
wij onze staatslieden en vangen wij angstig elk woord op dat over de lippen
komt van heu, die ons regeren. Het is voor zoodanig resultaat, dat wij de
heer Rouher hooren zeggen, dat Frankrijk 1,250,000 man onder de wapenen
moet hebben, omflafc Italië er 900,000 heeft; dat von Bismarck verklaart dat
Duitschland niet gerust kan wezen, zoolang er 600 Hauuoveranen als vreem
den-legioen te Straatsburg zich bevindendat de heer von Beust verkondigt, dat,
ofschoon alle pogingen zijn aangewend orn zich voor het gevaar te behoeden
en ofschoon men hoopt dat de vrede zal worden bewaard, nogtans gecne bespa
ring op het budget van oorlog kan plaats hehbhen, behalve misschien op de
muziekkorpsen, de eenige tak van dienst die in vrede eenig nut kan hebben,
maar de eenige tak ook, die in oorlogstijd niet kan „bijdragen om Oostenrijk
eene ontzagwekkende houding te geven.""
De 5late verjaardag van Z. M. den Koning werd gisteren in
deze gemeente gevierd. Van de openbare gebouwen, van onder
scheidene particuliere woningen en van de in de havens en in het
Heldersch kanaal liggende schepen wapperden tal van vlaggen. Zeer
fraai was de versiering van de oorlogschepen, die met vele
vlaggen van en naar de toppen der masten waren versierd. De
bemaaningen der oorlogschepen maakten 's voormiddags parade op
het dek, terwijl 's middags ten 12 ore door dealhier garnizoen houdende
troepen in vereeniging met het Artillerie-Vrijkorps alhier parade
werd gehouden op het terrein nabij het Provinciaal Observatorium.
Het burger-muziekkorp9 luisterde door herhaalde uitvoeringen deze
militaire plegtigheid aanmerkelijk op. Blijkens het groot aantal
toeschouwers op het terrein cn langs den weg, werd de deelneming
*1* van het muziekkorps en van het Vrykorps aan de parade door de
bevolking met genoegen gezien. 's Avonds werd bij eeuige
ingezetenen eene eenvoudige, maar niet te min aangename, hulde-
betooning aan den Koning opgemerkt in eene toepasselijke illuminatie.
In de kazerne der Mariniers werd 's avonds een militair assaut gegeven.
Het bulderen van het geschut vau Zr. Ms. wachtschip Kortenaer
dat op onderscheidene tijdstippen van den dag het koniuklijk salut
deed hooren, herinnerde den ingezetenen dezer gemeente op krachtige
aan de viering van 's Konings verjaardag.
jn. Genoegen zoude het ons doen, wanneer door zamenwerking
meer gegoede ingezetenen er middelen werden beraamd om
Jop den verjaardag des Konings eenige volksvermakelijkheden te
doen plaats hebben. Deze nationale feestdag leent zich als ongezocht
er toe om voor het volk eenig genoegen, eenige feestelijkheid te
verschaffen, die, blijkens het November-feest van 1863 zeer in den
P. «maak van het publiek zou vallen.
Schitterend was het Casino, dat jl. Dingsdag avond in het
Mlokaal Tivoli ter gelegenheid van 's Konings verjaardag plaatshad.
l3 Zaa^ was ZÜ liet ijverig bestuur, regt smaakvol inzonderheid
C met de nationale kleuren gedecoreerd. De wapen-trophee op den
achtergrond van het tooneel, welke een allerfraaist effect maakte,
leimogt een kun9t9tuk genoemd worden eu trok de bewondering van
vw aanwezioen- Toen in het middernachtelijk uur de verjaardag
1 des Konings aanving, was de heer P. J. Heijning, president van
het gezelschap, de tolk van aller vaderlandslievend gevoel, toen hij
in gepaste bewoordingen een heildronk instelde op den Koning en
Wjn Huis, zoo naauw verbonden aan den bloei van het dierbaar
^aderland. Met geestdrift werd deze dronk beantwoord.
I Werd zoo in dit uur het aanbreken van 's Konings verjaardag
'•J1- Bet kooge ingenomenheid begroet, het was een aangenaam blijk
ly 'oezeer ook in deze gemeente op feestelijke wijze betuigingen worden
a 'fgelegd van liefde en gehechtheid jegens den Vorst die ons regeert.
Aan de loting voor de Nationale Militie, op de beide laatste
hagen der vorige week, werd deelgenomenuit de gemeente Helder
door 146, Texel door 60, Vlieland door 6, Terschelling door 30 en
"ieringen door 17 lotelingen.
j Het gerucht omtrent eens partiële wijziging van het ministerie,
door ons in het nommer van 11. Zaturdag medegedeeld, wordt thans
look in het Leidsche Dagblad en in de Arnhemtche Courant vermeld,
bijvoeging echter, dat ook de heer Hasselman, minister van
Koloniën, zijne portefeuille zou nederleggen. Het gerucht wordt
aehter nog niet bevestigd, terwijl de waarschijkheid er van door
'elen niet zeer groot wordt geacht.
Het Prov. Geregtshof te Amsterdam heeft gisteren uitspraak
gedaan in de eergisteren behandelde zaak tegen Jau Kuyl en zijne
huisvrouw Sytje Bosschieter, beide wonende te Zaandam. Bij dit
arrest heeft het Hof de schuld van beide beschuldigden aan de hen
ten laste gelegde moedwillige brandstichting, met gevaar voor
menschenlevens, noch wettig noch overtuigend bewezen geoordeeld
en hen mitsdien vrijgesproken
De landbouwer Mensink te Hardenberg, die onlangs zijn 104den
verjaardag vierde, mag zich niet alleen nog in de volmaaktste
gezondheid verheugen, maar heeft zelfs dezer dagen op een afstand
van 2 uren te voet zijn familie bezocht, zonder zich eenigzins ver
moeid te gevoelen.
Jl. Maandag hadden een paar jongens van 12 jaren te's Bosch
de stoutheid op klaarlichten dag in een winkelhuis het raam open
te schuiven, vervolgens uit de winkellade 5 rijksdaalders, eenige
koperen centen en eene. porte-monaie met geld te ontvreemden en
een en ander te begraven op den wal. De daders zijn gearresteerd
en hebben hunne schuld erkend.
Charivari stelt in zyn laatste nummer voor: een Rus, een Turk
en een Prui9, druk bezig met het stapelen van kanonskogels. Daar
onder staat: „spaarkas."
Om afgesneden bloemen ongeveer 14 dagen goed te houden,
raden Engelsche tijdschriften aan, om, zoo dikwijls het water waarin
ze staan, ververscht wordt, eene kleine hoeveelheid soda-salpeter
(Chili—salpeter) toe te voegenKali-salpeter (de gewone salpeter des
handels) heeft ongeveer denzelfden invloed.
Een Italiaansch ingenieur, Corridi, heeft het volgende uitge
dacht om den gang van een schip gedurende de reis te doen kennen.
Op de wijzerplaat vau een kompas maakt men ter plaatse van het
sterretje, dat het noorden aanwijst, een klein rond gaatje en brengt
daarboven eene kleine lens aan. Onder dit gaatje loopt, door
middel van een uurwerk, een strook gevoelig gemaakt papier,
waarop nu het licht door de lens en het gaatje een streep teekent.
Het gevoelige papier volgt al de wendingen van het schip, en, daar
de naald onbewegelijk blijft, zoo wordt elke afwijking van de rigting
op het papier gephotographeerd.
De heer Dufton, die behoord heeft tot het gevolg vau den Franschen consul
Lejean, tijdens het bezoek, gebragt aan Keizer Theodorus van Abessinië, geeft
de volgende voorstelling van dien „Negervorst":
„Hoed en schoenen," verhaalt Dufton, „liet ik achter aan den ingang der
tent, en onbeschroomd trad ik binnenmaar hoe groot was mijne verbazing,
toen ik nergens eenige teekencn van den praal zag, waarmede de Oostersche
vorsten zoo gaarne hun troon luister bijzetten; Keizer Theodorus, de beroemde
krijger, de onbeperkte beheerscher van een groot rijk, was gekleed in een
eenvoudig katoenen hemd en broek, die nog alles behalve schoon warenhij
zat niet op een troon, maar op een lage sofa ongeveer een voet boven den
grond. Aanvankelijk meenende, dat dit de Koning zelf niet zijn kon, maakte
ik bij mijn binnentreden een diepe buiging, zonder mij tot iemand in 't
bijzonder te wenden. Hij stelde tnij echter gerust door de uituoodiging plaats
te nemen, ik zette mij dus naast de overigen neder, cu kruiste op Oostersche
wijze de beenen over elkander. Arak en „tetsj" (wijn met houiug vermeugd)
werd ons daarop rijkelijk aangeboden, en met een eenvoudig ontbijt van brood
en gestoofd vleesch werd onze honger op solide wijze gestild. Oudertnssclien
was de Koning, altijd door arak drinkende, met de zendelingen in een levendig
gesprek gewikkeld, dat in de Amhaarsche taal gevoerd hoofdzakelijk over
theologische kwesties liep en over deu voortgang van huuue geschutgieterij.
In zijn uiterlijk was hij een man van om de vijf-en-veertig jaar, van middel
matige gestalte, stevig maar niet al te zwaar gebouwd, waardoor hij meer taai
en lenig dan gespierd scheen. Zijn gelaatskleur is donker, bijna zwart, maar
hij heeft volstrekt niets van een Neger. Zijn gelaatstrekken zijn zuiver Euro-
peesch, zijn hoofd is welgevormd, en zijn haar ligt in lange vlechten van het
voorhoofd achterwaarts. Het voorhoofd is hoog en min of meer vooruitspringend.
Zijn oog is donker, vol gloed, levendig en doordringend. Zijn neus heeft iets
Rorneinsch, eenigziots gebogen eu puntig. Zijn mond is regelmatig, en de glim
lach, die voortdurend onder het gesprek cr op te lezcu was, gaf er iets zeer
aaogeuaams, ik zou haast zeggen bekoorlijks aan. Hij heeft zeer weinig baard
op kin noch bovenlip. Zijne manieren waren bijzonder aangenaam, zelfs beleefd,
en de geheele uitdrukking, zelfs wanneer zijn trekken in rust waren, teekende
verstand eu welwillendheid. Over 't geheel had de gelaatkundige geen teeken
van wocsteu hartstocht in die trekken kunnen bespeuren, behalve welligt in het
nu cu dan hel flikkerende oog. Somtijds trof mij die felle blik, waaraan ik
bijzondere opmerkzaamheid wijdde, maar die oogen gaven mij niet den indruk
van verraderlijk of trouweloos, al gevoelde ik, dat hij, in geval hij getergd werd,
in staat zou zijn tot groote wreedheid."
BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN^ BIJ MARINE EN LEGER.
Als lid der commissie tot het examineren der zeeofficieren, enz. is eervol
ontheven de kapt.-luit. ter zee J. L. Nierstrasz, en in zijne plaats benoemd de
luit. ter zee 1ste kl. J. H. P. E. Kniphorst.
Aan den kapt.-luit. ter zee D. J. Brouwer is een verlof van een jaar verleend,
om zich te kunnen belasten met de reorganisatie en het toezigt op de expertise
der koopvaardijschepen.
Tot kapt.-luit. ter zee is bevorderd de luit. ter zee lstc kl. B. D. vau Trojcnj
tot luit. ter zee 1ste kl. de luit. ter zee 2de kl. G. Doorman cn tot luit. ter
zee 2de kl. de adelborst 1ste kl. J. Janse.
PAKIJS, 17 Febr. De regering neemt alle moeite om de berigten
omtrent den nood in Aigerië geheim te houden, eu zy slaagt daarin
dan ooit zoo goed, dat er nu niets voor de ongelukkige Algerijnen
gebeurt. Volgens betrouwbare mededeeliogen zijo ruim 800,000
menschen van honger of door de gevolgen van dien overleden. Een
Fransch generaal schryft aan zijne familie alhier, dat hij bij zijn
reis door de provincie Orau gedwongen was, de gordijntjes van zyn
rijtuig neêr te laten, om niet de ongelukkigen te zien, die aan beide
zijden van den weg lagen te zieltogen.
Dat men ook in bet Fransche Wetgevend Ligchaam parle
mentaire waarheden en parlementaire onwaarheden dikwerf zeer
onparlementair weet te zeggen, bewijst een incident in de zitting
van jl. Vrijdag. De beer Berryer (van de oppositie) den minister
replicerende, bedieude zich van een argument, dat „eene laagheid"
werd genoemd door eene stem die in de zaal weerklonk. „Wie
spreekt hier van laagheid?" vroeg daarop de heer Berryer.
„Dat zeg ik" antwoordde nu de heer Grauier de Cassagnac.
„O, maar dtin beteekent het ook niets", riep daarop de
heer Berryer.
In de hoofdstad van een der westelijke departementen van
Frankryk is by de regtbank bet verzoek ingediend, om den prefect
van het departement in staat van faillissement te verklaren. Om
zyu tekort te dekken, had de prefect zich met handelsondernemingen
ingelaten, en men verhaalt, dat tnsschen hem en een advocaat, die
niet minder dan 130 geprotesteerde wissels ten laste van den prefect
had, een hevig tooneel plaats vond, ten huize van den gemeente
ontvanger. Dit voorval heeft in de hoofdstad van het departement
groot opzien gebaard.
Het hof van assises in het departement Maine en Loire
heeft eenige dagen geleden een dertienjarig dienstmeisje, dat het
kind van hare meesteres, vrouw Benardière vermoord had, tot
tienjarige opsluiting in een verbeterhuis veroordeeld. Uit het
onderzoek bleek, dat zy deze misdaad gepleegd had om zich op
deze meesteres te wreken, die een som van ruim 30 fr., benevens
eenige kleine voorwerpen van waarde vermist en ze later in de
slaapkamer van haar dienstmeisje gevonden had. Sedert dit oogen-
blik besloot laatstgenoemde zich te wreken, en wachtte slechts op
een gunstige gelegenheid. Deze bood zich den 30 Deo. van het
vorige jaar aan. Vrouw Benardicre, die te Roqnet woonde, verliet
des morgens omstreeks ten 7 ure hare woning, om zich naar Angers
te begeven en bragt haar byna tweejarig kind ter bewaring aau
eene buurvrouw, Bedouet genaamd. Fen paar urea later kwam
het dienstmeisje het kind bij vrouw Bedouet halen, bewerende dat
zij het voedsel wilde geven. Het meisje bleef echter zoolang weg,
dat die vrouw zich begon te verontrusten en haar ging opzoeken,
hetgeen echter vruchteloos bleek te zyn. Toen vrouw Benardière
te huis kwam en van het verdwijnen van haar kind verwittigd
was, vroeg zij aan hare dienstmaagd, die zich achter den schoor
steen verborgen had, waar zij het kind had gebragt. Met de
grootste koelbloedigheid gaf het ontaarde meisje ten antwoord, dat
het zich io de put bevond. Verder gevraagd zijnde op welke wyze
het kiod er in geraakt was, gaf zij voor dat een man haar en het
kind er in geworpen had, doch dat zij er in geslaagd was er uit
te kruipen. Om dit te bewijzen, toonde zij hare kleederen, die nog
van het water doorweekt waren. Bij het geregtclijk onderzoek
kwam zij echter tot de bekentenis dat zij de misdaad gepleegd had.
In Engeland is men weinig voldaan over deo loop van de
Abyssinische expeditie. Het gaat te langzaam, zoodat Theodorus,
naar men meent, tijd heeft gehad, Magdala te bereiken en dus de
gevangenen weêr in zijn handen zyu cn op verre na niet veiliger
dan zij waren. In het parlement is intusschen door dc regering
verklaard, dat zij van 's Konings aankomst te Magdala geen berigt
had ontvangen, evenmin als van ongevraagde medewerking van de
Egyptische troepen, waaromtrent eveneens geruchten in omloop
wareo naar aanleiding van bewegingen van die troepen te Massowah.
In de Iersche kwestie, waaromtrent het parlement, naar
eergisteren berigt werd, Dingsdag a. s. de inzigten der regering zal
vernemen, is, naar gemeld wordt, een motie op handen, strekkende
om het huis het oordeel te doen uitsprekeu, dat de voortdurende
ontevredenheid in Ierland een ramp is voor dat land en een bron
van malaise voor het gansche Koningrijk; dat het mitsdien van
belang is, de oorzaken van de ontevredenheid weg te nemen; dat
dit slechts kan geschieden door invoering van een bestuur, een
wetgeving en instellingen, voldoende aan de wenschen en behoeften
van het Iersche volk; en dat verder in de eerste plaats wyziging
van het pachtstelsel noodig is cn het onderwys verbetering eischt.
De regering moet niet voornemens zyu nog in deze zitting de
Iersche zaak te laten behandelenbet is echter de vraag, of door
het initiatief van de leden de behandeling niet bespoedigd zal
worden. Veel zal zeker afhangen van hetgeen a. s. Dingsdag wordt
medegedeeld.
Een pachter van Wyshall, Mashall genaamd, was bezig oesters
te eten op de markt te Nottingham, toen de man, die ze verkocht,
hem zulk een grooten oester toediende, dat de pachte er aan stikte.
Te Cork hebben nieuwe in hechtenis-nemingen plaats gehad.
De autoriteiten vreesden, dat door het gepeupel een poging zou
worden aangewend om den Fenians-kapitein Mackay door middel
van geweld te bevryden.
Naar het schijnt zal de Koning van Pruissen eerstdaags aan
graaf von Bismarck eene schitterende belooning toekennen voor
zijne den lande bewezen diensten, en die tevens het ongegronde zal
aantoonen van de geruchten, volgens welke de eerste minister zou
zijn in ongenade gevallen. De afmatting, hem veroorzaakt door het
verzet der feodale party, was de reden van zijn verzoek om verlof,
maar hij zal weldra naar Berlijn terugkeereu, zich weder aan het
hoofd van het bewind plaatsen en zyne tegenstanders tot den
aftogt nopen.
Te Koningsbergen werd iu den morgen van den 12 dezer het geheels
gezin van den directeur der brand-waarborg-maatschappij, Schönbeck, op een
kind van eeuige maanden na, dood in bed gevonden. Blijkbaar had er ver
giftiging plaats gehad. Thans schrijft mendaaromtrent uit die stad het
volgende: „Schönbeck was reeds lang vervuld met het plan om zich van het
leven te berooven; hij had dit zelfs aau een zijner bloedverwanten te Konings
bergen meegedeeld en gezegd, dat, wanneer zijn toestand niet veranderde, hij
dan tot het cyancalium zijne toevlugt zou nemen. Deze bloedverwant is des
Dingsdags avonds nog bij hem aan huis geweest, ook omdat dien dag mevrouw
Schönbeck met bijzonderen nadruk hem hare moeder had aanbevolen, wat zijn
argwaan opwekte. De man vond evenwel in bet gezin niets bijzonders,
Schönbeck en zijne vrouw waren bezig met brievenschrijven, evenzoo de twee
oudste dochtertjes, van 15 en 13 jaar, maar niets verried het vreeselijke plan,
dat weldra tot uitvoering zou komen. Uit de brieven, die men gevonden
heeft, blijkt onwederlegbaar, dat deze vier personen, na daarover vooraf to
hebben gesproken, vrijwillig zich den dood gegeven hebben; daarentegen zijn
de drie andere kindereu, zonder dat zij het wisten, door vergif om bet leven
gebragt. Uit den brief van Schönbeck blijkt, dat het voornemen was ook het
jongste kind, vijf maanden ood, te doen sterven. Dat dit in het leven gebleven
is, moet worden toegeschreven aan deu overspannen toestand van den vader,
die waarschijnlijk daardoor vergeten zal hebben, aan de kleine het vergif
te geven."
Volgens eene aanteekeuing op ecu stuk papier moet Schönbeck zelf het
langst geleefd hebben: de aanteekening is geschreven des nachts ten half vier
ure. Het schrift verraadt het afnemen zijner krachten, De schrijver smeekt
in woorden, die ter naauwerkood nog leesbaar zijn, vergiffenis aan hen die hem
reeds als lijken omringen. „Ik stierf niet „ecnen" dood, zegt hij daarin ook.
God moge mij genadig zijn." Vreeselijk is de schets die hij geeft van het
sterven der zijnen. H'j schrijft: „de kinderen sliepen zacht en rustig in,
slechts de kleine Albert (een knaap van zeven jaren) kampte lang eu wreed
met den dood."
Alle leden vau dit gezin lagen ontkleed in hunne beddenSehöubeck met
zijne vronw op dezelfde kamer. Hier vond men ook de overblijfselen van het
i snelwerkend cyancalium. Naast eenige kopjes lag een stuk papier, waarop