1868. N°.33.
Zondag 15 Maart.
26 Jaarérai
W-
BEKENDMAKING.
BINNENLAND^
BUITENLAND.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HELDERSCHE
U NIEVWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertcnticn: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelrcgt.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
BURGEMEESTER en "WETHOUDERS der gemeente HELDER brengen ter
openbare kennis, dat de Lijst der Kiezers voor leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal, de Provinciale Staten en van den Gemeenteraad, door
hen op heden zijn vastgesteld, dadelijk aangeplakt en gedurende veertien dagen
op de Secretarie der gemeente voor een ieder ter inzage nedcrgelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 13 Maart 1868. L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 14 Maart.
De ia den jongsteD tijd zoo druk besproken aangelegenheid der
Fenians is tegenwoordig aan de orde in het Britsche Lagerhuis.
Een der leden van het Huis, de heer Magnire, schetste in donkere
kleuren den ergerlijken politieken toestand der Ieren. Volgens dien
spreker genoten de Marokkanen en de Abyssiniërs nog meer
constitutioneele vrijheid dan de bewoners van Ierland. Hij stelde
voor, om de Iersche quaestie terstond tot een punt van beraadslagiug
te maken. De secretaris voor de Iersche aangelegenheden heeft
daarop de maatregelen der regering toegelicht. Hij deed uitkomen,
dat de ontevredenheid niet by de meer gegoede en beschaafde, maar
alleen bij de mindere klassen aldaar huisvest. Hij verzekerde, dat
de groote meerderheid der staatsambtenaren in Ierland allen inboor
lingen zijn en dat, als er sprake is van onderdrukking de Ieren
dan door hunne eigene tiranen onderdrukt worden. Hij wees er
op, dat, ïd stede dat de welvaart in de laatste jaren was afgenomen,
de statistieke opgaven juist het tegendeel aanwijzen. Twee grieven,
die hoofdgrieven mogen genoemd worden, werden door den minister
besproken, doch zonder nog dadelyke afdoening te kunnen toezeggen:
1. het daarstellen van een betere verhouding tusschen landheeren en
pachters en 2. het opheffen der staatskerk in Ierland. Beide deze
gewigtige aangelegenheden vorderen, naar de verzekering des ministers
een ernstig onderzoek. Deze rede van den minister duurde niet
minder dan drie en een half uurde Ieren kunnen hem dus niet
beschuldigen, dat hij aan de bespreking van hunne aangelegenheden
niet den noodigen tijd heeft besteed.
Op voordragt van den brandraad zijn door burgemeester en
wethouders benoemd: tot koramandeur bij spuit n". 1, voor de
kleine pomp, de heer Lammert Aris, tot kommandeur aan spuit
n°. 4, aan de kleine pomp, de heer Jan Moorman en tot komman-
deur van de brandzeilen, ladders en haken aan spuit n°. 4, de
heer Maarten de Klerk.
In de vergadering van den brandraad van jl. Dingsdag zijn de
nieuw benoemde leden dier vergadering, de hh. L. Greiner, P. KorflF
en R. Vos, als zoodanig geïnstalleerd.
Aaa het Volksblad outleeneo wij de volgende gunstige beoordeeling van
hetboekske .Verscheidenheden," door Johs. Dyserinck, Doopsgezind leeraar alhier
.Waar wij de vorige week dit boekske adverteerden, willen wij heden het
met een eukel woord bij ooze lezers aanbevelen. Veel strijd wordt er tegen-
woordig gevoerdveel onvruchtbaren, onnoodigeu strijd, maar een strijd tegen
's menschen gebreken, zoo als de heer Dyserinck ze in zijne stukjes strijdt,
kan niet te dikwijls herhaald worden. En juist op die fouten, die een opper
vlakkig oordeel nog zoo heel erg niet vindt, is het dubbel noodig de aandacht
te vestigen, niet veroordeelende op een toon van gezag, inaar door de booze bron
naanwkeurig op te sporen, en de droevige gevolgen te doen spreken. In
meaigen karaktertrek zal men zich zeiven moeten herkennen, terwijl een
glimlach om den natuurlijken toon en de uit het leven gegrepen opmerking
om onze lippen zal spelen. En waar het bescheiden boekje niet zonder
genoegen zal ter hand worden genomen, moge men, het neerleggende de
overtuiging met zich nemen dat schulden maken, en ligtvaardig oordeelen,
ea lasteren niet in eene Christelijke maatschappij te huis behooren, en men er
licb voortaan niet meer aan schuldig moet maken. Dot zal zeker het
schoonste loon zijn dat de Schrijver voor zijn arbeid kan ontvangen.
De uitgave is netjes, een duidelijke letter op helder papier. Wij weuschen
het vele lezers toe!"
Zr. Ms. raderstoomschip Borneo, onder bevel van den luit.
ter zee 1ste kl. D. L. Feldman, bestemd naar Oost-Indië, is den
31 Jan. jl. in de Tafelbaai (Kaap de Goede Hoop) aangekomen.
Aan boord was alles wel.
Het dezer dagen te Glasgow voor het Nederl. gouvernement
gebouwd en van stapel geloopen ramtorenschip de Buffel, heeft een
iohoud van 1473 toD; het is 205 voet lang, 40 voet breed en
24 voet diep. De wanden zyn met ijzeren platen van 6 dnim
dikte belegd. Het vaartuig zal in den toren twee 300ponders en
op het dek 4 kanonnen van minder zwaar kaliber voeren. De toren
kan door middel van stoom door één man bewogen worden. Voor
de goede huisvesting van officieren en manschappen is bijzonder
torg gedragen. De machines zijn van 400 paardenkrachten. Men
verwacht dat de Buffel ruim 13 knoopen in het uur zal afleggen.
De opper-ceremoniemeester heeft bekend gemaakt, dat ingevolge
de bevelen des Konings het hof de rouw zal aannemen wegens het
overlijden van Z. M. Koning Lodewijk I van Beijeren, voor den
tjjd van drie weken, te weteneene week middelbaren, en twee
weken ligten rouw, met ingang van den 13 dezer maand.
Tot schoolopziener in het 8ste schooldistrict van Noordholland
is herbenoemd de heer mr. J. Gerdenier, te Hoorn.
Bedankt voor het beroep naar Paesens, door de heer H. J.
James, pred. te Broek op Langedijk.
De Tijd spoort de Christenen aan tot het bijeen brengen van
geldelijke offers voor den opbouw eener nieuwe R. C. kerk te Heilo.
De eerste Utrechtsche bisschop Willebrordus stichtte in der tijd
ter genoemder plaatse eene der eerste Christen-kerken hier te lande;
de nieuw te bouwen kerk zal den naam van dien hoogst verdienstelijken
geestelijke dragen en zijn verworven roem in eere houden.
Het lyk van den Baron Bentinck, laatstelijk gezant te Londen,
U den 9 dezer in het familiegraf te Wijhe bijgezet.
Door de Nederlandsche Handelmaatschappij zijn bevracht voor
Amsterdam, de navolgende schepen, als: Cornelia, Stad Dockum,
Maria Elise, Elisabeth, Anna Digna, Jacoh en Chrislina, Azia,
Mini»ter Thorbecke, President van Rijckevorsel, Ttoee Cornelissen
M lnsulinde.
Voor het provinciaal geregtshof te Amsterdam (voorzitter mr.
Schimmelpenninck) stond dezer dagen te regt Dirk Jacob Reisak, geb.
te Loquard in het voormalig koniugrijk Hannover, beschuldigd van
moedwilligen doodslag, gepleegd in de gemeente Haarlemmermeer,
in Dec. 1854, op Folker Deutsman. In deze belangrijke zaak werden
thans slechts vijf getuigen gehoord, ofschoon in 1854 meer dan 50
in de instructie getuigenis, hadden afgelegd. Toen ontkende de thans
beschuldigde, en werd hy van wege gebrek aan bewijs, op vrije
voeten gesteld. Nog 2 jaren bleef hy in de Haarlemmermeer, vertrok
daarop naar het buitenland en eindelijk naar Oost-Indië, waar hy
eenige jaren als soldaat diende. De stem zijns gewetens liet hem
echter geen rust, zoodat hij, voor nu acht maanden, zich genoopt
gevoelde zich vrijwillig in handen der justitie te stellen. Hij ver
haalde thans omstandig dat hij met den verslagene in één keet
gewoond en aan één werk gewerkt had; dat deze voor beiden het
geld ontving, doch dat hij, zonder zijne voorkennis, geld bij den
werkbaas had opgenomen, waarover hij, vreezende dat het uit zou
komen, zich schaamde voor baas en makker, om welke reden hij
den verslagene, bij het gaan naar het werk onverhoeds van achteren
aangreep, van den dijk in het water wierp en hem daar nog eenige
sneden in den hals toebragt.
De uitspraak is bepaald op Dingsdag 17 Maart e. k.
Aan M. v. d. Heyden, door het Prov. Geregtshof van Utrecht,
ter zake van vadermoord ter dood veroordeeld, is door den Koning
gratie verleend van de doodstraf en die veranderd in 20 jaren
tuchthuisstraf.
Men schrijft ons van West-Terschelling dd. 12 Maart 1868:
„Een vergadering der rederijkerskamer de Zevenster op den 10
dezer in het gewone lokaal alhier gehouden ten behoeve der algemeene
armen, heeft een totale opbrengst van 40 gehad. De uitvoering
wordt zeer geroemd.
„Binnen kort zullen weder een lOOtal personen de reis naar
Noord-Amerika aannemen.
„Heden is de visschersvloot met eene goede seholvangst nit zee
teruggekeerd; men hoopt op bestendiger weder, daar de visch
overvloedig is.
De gouverneur der Militaire Academie, de kolonel SchÖDStedt,
heeft, naar men aan de Arnh. Crt. meldt, zijn pensioen aangevraagd.
Jl. Donderdag vertoonde zich te Arnhem reeds meikevers.
Den II dezer is des nachts ten elf ure een zware brand
te Genemuiden ontstaan, waardoor, naar men berigt, 70 a 80
woningen, waaronder het gemeentehuis en de school zijn vernield.
Den 12 Maart, 's morgens, is men den brand meester geworden.
Het ia moeijelijk, een beschrijving te geven van den aanblik, dien Genemniden
na den brand aan het oog vertoont; bet geheel is een afdrnk van Enschedé's
ramp, zij bet dan ook in kleiner bestek. Omgestorte muren, uitgebrande
woonhuizen, massa's puin die den doorgang belemmeren, rookende en smeulende
hooibergen, dito matten bij menigte opgestapeld, die hier bij duizenden worden
vervaardigd, bier en daar een verbrand stuk rundvee, onderscheiden vaartuigen
opgestapeld met huismeubels nit geredde perceelen, weeklagende inwoners,
waaronder veie ouden van dagen, van alles beroofd, zonder huisvesting, zooder
voedsel! Het is treurig om te vervolgen. Meer dan de helft der plaats ligt in deasch.
Van de groote gebouwen is ter plaatse, waar de brood het vreeselijkste heeft gewoed,
slechts de kerk gespaard. Uit deze en de naburige gemeente Zwartsluis, later met
die uit Kampen vermeerderd, hebben de brandspuiten gedurende den nacht ea
daaropvolgenden dag dienst gedaan, ofschoon er zeker nog wel drie dagen
zullen verloopen, vóór alles gebluscht is. Men berekent, dat omstreeks 1000
inwoners van have en goed zijn beroofd. Voorloopig wordt voedsel, kleediog
en dekking nit omliggende plaatsen aaugebragt. Zeer te betreuren is bet
voorzeker, dat over het geheel genomen zoo weinig voor brandschade verzekerd
was, vooral wat de inboedels aangaat en zulks nit oorzaak van een bijzonder
gevoelen in het godsdienstige dieuaangaande. Dat het verzuim later moge
worden ingezien en vele plaatsen onzes vaderlands, waar zulks nog eveneens
het geval is, er zich in hun eigen belang er aan spiegelen. Dit nog ten slotte
Reeds in den murgen van den brand is een zekeren H. v, D., een verloopen
bakker, die thans bet boerenbedrijf op kleine schaal uitoefende, als verdacht
van oorzaak des onheils te zijn, in verzekerde bewaring genomen. Wat hiervan
zij, zal later moeten blijken. Alleen het denkbeeld is ijzingwekkend, dat één
menschenhand zooveel leeds aan zijne natunrgenooten zou berokkend hebben.
Het vindt naauwelijks geloof schrijft de Jetcisk Chron.
dat het hoofdbeginsel der hedendaagsche grondwetten van Joodschen
oorsprong is. En nogtans is dit zoo. De Talmud bevat dit voor
schrift: „De Koning doet geene uitspraak in regterlyke zaken en
wordt niet voor de regtbank gedaagd." Met andere woorden„De
Koning is onschendbaar."
Een tamboer, die van tijd tot tijd zijn pink wat te hoog
opligte en ten gevolge daarvan er wat hoog gekleurd uitzag, werd
door zijn kapiteiD aldus aangesproken: „Kerel waarom zie je zoo
rood?" „Dat is altijd, kapitein! als ik tegen een superieur spreek,"
antwoordde de tamboer.
Te Maastricht hebben jl. Woensdag avond een 150tal werk
lieden, vertoornd over de niet-betaling van het door hen verdiende
dagloon, bij een mede-aannemer der werken aan het Zuid-Willems
kanaal het huis belegerd, de glazen ingeworpen en hem zeiven
gedwongen de vlugt naar eene verborgene plaats te nemen, tevens
dreigende de woning in brand te steken. Na eenige schermutselingen
met de gendarmen, waarbij een werkman door een sabelhouw een
gedeelte der wang werd afgenomen en de arrestatie van 4 der bel
hamels, eindigde dit betreurenswaardig tooneel.
LEIDEN, 11 Maart. In den afgeloopen nacht is alhier, in den
ouderdom van 67 jaren, overleden de heer J. van der Hoeven,
hoogleeraar bij de wis-en natuurkundige faculteit aan onzehoogeschool.
BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER.
De off. van adm. 2de kl. B. M. E. Crevecccur en de 1ste luit. bij het corps
Mariniers P. S. C. A. Courier dit Dubikart, beiden laatstelijk behoord hebbende
tot het eskader in Oost-Indië, zijn gesteld, de eerste op non-activiteit, en de
tweede ter beschikking van den kommandant en iuspecteur van voornoemd corps.
Aan den Franschen Senaat zyn door een schoolmeester en een
advocaat petitiën gezonden, daartoe strekkende, dat de Senaat
bewerke, dat de keizerlijke Prins reeds nu aan de regering verbon
den worde onder den titel van Napoleon IV. De rapporteur ziet in
de loyale uiting van dien wensch niets ongrondwettigs, maar is van
oordeel, dat de Keizer in zyn hooge wysheid deze kwestie zal weten
te onderzoeken en te gelegener tyd beslissen. De Senaat is ten
opzigte van de petitie tot de orde overgegaan.
In het wekelyksch staatkundig overzigt van den Franschen
Monileur wordt opzettelyk gewezen op de vredelievende strekking
die zich thans bij alle gouvernementen openbaart, welker betrek
kingen onderling, zoowel als tot Frankryk, van den meest bevre
digenden aard zijn.
De heer Peyrat, hoofdredacteur van den Avenir National, heeft
de gevangenis St. Pélage verlaten, waar hij een maand gevangenis
straf heeft ondergaan. De heer Vermorel, de hoofdredacteur van
den Courier Frangaise, wordt in de volgende week ontslagen. Er
komt dus weder plaats voor de journalisten, die geroepen zyn om
in die gevangenis over de weldaden der Fransche drukpersvrijheid
na te denken. De cel van den heer Peyrat is reeds weder bezet,
en vervolgens wacht nog een twaalftal veroordeelde journalisten op
vacatures in de Parijsche gevangenis St. Pélage.
Volgens gerucht, te Parys in omloop, zal weldra een in nog
ai conservatieven geest vervat manifest van Keizer Napoleon III
verschijnen, in den vorm eener brochure, en waaruit o. a. blyken
zal, dat men noch een nieuw volksbesluit, noch de ministeriëele
verantwoordelijkheid te verwachten heeft, maar dat vooruitgang
kan verkregen worden ook zonder af te wyken van de grondwet
van 1852.
Bij het Parijsche doofstommen-instituut is een cursus opgerigt
tot verhelping van het gebrek van het stamelen.
De berigten uit Algerië melden, dat er nog steeds in die
Fransche kolonie groote hongersnood heerseht. Aan het gouvernement
zal het voorstel worden gedaan om door het beschikbaar stellen van
eene som van 1 millioen frs., de noodlijdenden te hulp te komen.
Het gansche debat in het Engelsche Lagerhuis gevoerd over
de Alabama-yusesWe, is naar Amerika, in 10 uren tyds, overgeseind.
Men berekent dat dit ongeveer 35,250 zal hebben gekost. By
deze mededeeling wordt de niet onaardige opmerking gevoegd, dat
menige Amerikaansche scheepsreeder zich met dat bedrag zon hebben
tevreden gesteld als vergoeding voor de hem door de Alabama
in der tijd toegebragte schade.
Van Harer Britsche Majesteits „Dagboek van ons leven in de
Hooglanden van 1848 tot 1861" is niet alleen de eerste druk van
150,000 exemplaren geheel uitverkocht, maar werden ook van den
tweeden reeds eenige duizenden afgezet.
Aan de Corr. Havas wordt uit Londen geschreven, dat
Koningin Victoria (daarmede handelende overeenkomstig een door
den Koning van Pruissen uitgedrukten wensch) Koning George van
Hannover heeft uitgenoodigd zijn verblijf in Engeland te vestigen
en dat H. M. zelfs tot dat einde een Harer Vorstelijke verblyven
ter beschikking van den Hannoveraanschen Vorst heeft gesteld.
Voor cenigen tijd hebben 6 zoogenaamde Algerijnsche Arabieren te Londen
voorstellingen gegeven, waarvan do verhalen de meest wonderbare dingen, die
wij tot nu toe gezien hebben, overtreffen. Die Arabieren beginoen met zich,
onder zeer luidrnchtige, wilde muziek, in een staat van dolle opgewondenheid
te brengen; daarop vaogen zij hunne kunsten aan: de een slokt kaktusbladen
in, de ander gaat op het scherp van een zwaard staan, een derde bijt kop en
staart van een slang af en slikt die op; een ander eet spijkers en stecnen; een
vijfde bindt een touw om zijn midden, en laat 8 man aan beide einden met al
hunne magt trekken, zonder dat hem iets schijnt te deren; een ia er die met
een instrument zijn oog een heel eind naar voren trekt, en eindelijk neemt een
van bet gezelschap een stuk vuur achter in den mond, en laat ieder die het
wil er zijn sigaar bij aansteken. De Pall Mali Gazette, deze voorstelling
besprekende, zegt dat, hoe stuitend en weinig aangenaam het ook wezen moge,
om dit alles te zien, zy toch nit een wetenschappelijk oogpunt eenige belang
stelling verdienen. De opperhuid van den Afrikaan toch ia van een hoornachtige
zelfstandigheid; zij nemen met veel gemak vuur in de handen, en daaruit laten
zich enkele hunner knnsten verklaren; welligt is ook hun verhemelte met een
harderen huid bekleed dan het onze. Wat het uittrekken van het oog betreft,
dit verklaart genoemd tijdschrift niet te begrijpen; en wat het steenen en
spijkers eten betreft, zoo meeDeo Nott en Gliddon (Types of mankind) dat elk
menschelijke type in karakter en voorkomen overeenkomst heeft met een bepaalde
diersoort, dat in dezelfde landstreek wooot; zoo hebben de Esquimo's en de beer,
de Mogol en de wolf, de Neger en de aap overeenkomst; een Arabier nu doet
duidelijk zijn struisvogel-karakter blijken, door stecnen te eten.
Dezer dagen is, naar uit Manheim gemeld wordt, daar het
zonderlinge feit voorgevallen, dat iemand voor de regtbank een
opera-aria moest zingen, dat als een overtuigend bewys in de
regtszaak diende. De leden van het hoftheater te Manheim, hebben,
na tien jaren aan de opera verbonden te zyn, regt op pensioen. In
de volgende maand waren de tien jaren van den baszanger Becker
geëindigd, en het comité der opera, om een pensioen uit te winnen,
verbrak het contract, op grond dat de stem van den heer Becker
voor een opera niet meer voldeed. Dien ten gevolge diende laatst
genoemde een klagt in bij de regtbank, welke een comité benoemde
van schouwburg- en muziek-directeuren uit Mainz, Darmstadt en
Wiesbaden, om in deze, als zaakkundige, uitspraak te doen. Den
28sten der vorige maand hield dit comité eene zitting, waarvoor
de heer Becker verscheen en de opdragt ontving, om de party van
Serastro te zingen: „In diesen heiligen Halle." Hij zong dit aria
zóó uitmuntend, dat de jury hem allen lof toebragt, waarna de
regtbank de opera-directie veroordeelde om den heer Becker, na
afloop van het contract, zyn pensioen te verzekeren.
Het Dagblad van Finland levert de ijselykste schets van den
hongersnood, waardoor thans het noordelyk deel van het Russische
ryk geteisterd wordt. Overal sterven ongelukkigen van honger, op
de groote wegen of in hunne woningen. In een door de bewoners
verlaten huis vindt men een grijsaard aan een tafel gezeten, waarop
een stuk van berkenbast vervaardigd brood ligt, naast een kruik
water en eenige korrelen zont. Men vraagt hem wat hij denkt te
doen na dezen schralen voorraad te hebben opgebruikt. „Sterven,"
is kalm zijn antwoord. By die rampzaligen vindt men dezelfde
gelatenheid als bij de Algerijnsche Arabieren. Aan de oevers der
Oostzee zoowel als aan die der Middellandsche Zee lyden de onge
lukkigen gebrek en sterven zij den hongerdood. Daar noch hier
wordt aan opstand of rauitery gedacht; maar daar zoowel als hier
vernietigt de ellende alle menschelyke gevoelens; het mededoogen is
uit alle harten geweken, en onder de uitgehongerden is er niemand
bij wien het opkomt zyne medemenschen te beklagen, die de slagt-
offers der ramp zijn. Ieder aanschouwt met drooge oogen de ziel-
togenden, ziet ze den laatsten adem uitblazen en wacht zwijgend
zijne beurt af. Bovendien wordt Finland bezocht door nog een
ramp, waarvan de Arabieren tot dus verre gespaard zyn gebleven:
de typhus sleept byna nit elk huis offers weg.
Te Milaan trok sedert eenige dagen een zeer elegant jong
mensch, vaD goede manieren, de algemeene opmerkzaamheid. Hy
had zich ia de groote kringen weten in te dringen en het vertrouwen
van eene respectable familie te winnen. Lnidens zijn pas behoorde