HELDERSCHE EN NIEDWEDIEPER
Wy
B IJ VOEGSEL
van Zondag 31 Mei 1868, N°. 66.
:4
HET AVONTUUR VAN LUITENANT YERGOUNOF,
BEHOOR'ENDE TOT DE
w
DOOR
IVAN TOURGUENEF
Dien avond verhaalde luitenant Yergounof ons op nieuw zijn
avontuur. Hij deed dit geregeld eenmaal in de maand en telkens
luisterden wij met nieuw genoegen, ofschoon wij de bijzonderheden
er van allen van buiten kenden. Die bijzonderheden hadden zich
achtereenvolgens aan het oorspronkelijk verhaal vastgehecht als
paddestoelen rondom den tronk van een neergevelden boom. Het
karakter van onzen verhaler was ons te goed bekend, dan dat wij
de minste moeite zouden gehad hebben om de leemten aan te vullen,
die hij soms in zijn verhaal liet; maar sinds eenigen tijd is de
luitenant dood en niemand is er om zijn avontuur te vertellen;
daarom besluiten wij het aan iedereen te doen kennen. Het over
kwam den luitenant in zijne jeugd, nu ruim 40 jaren geleden. Hij
zelf, wanneer hjj van zijn eigen persoon sprak, zeide dat hij toen
een knap, elegant jonkmau was, met eene kleur als melk en bloed,
met lippen als koraal, oogeu als een valk en een fraaijen krullenkop.
Wij geloofden hem op zijn woord, ofschoon er niets meer van te
bespeuren was. De luitenant scheen ons een man toe van een zeer
alledaagsch voorkomenzijne trekken waren gemeen en dommelig,
zjue gestalte was plomp en verre van welgemaakt: maar men
vergete niet, dat geen schoonheid aan de jaren weerstand biedt. De
overblijfselen der élégance waren bij den luitenant beter bewaard
gebleven. Hoewel op jaren, droeg hij nog naauwe broeken met
souspieds en reeg zich in een eng corset. Hij friseerde zijn haar
en kleurde zijne moustaches, die er overigens eer rood of groen
dan zwart uitzagen. Alles bij elkander genomen was de luitenant
een zeer achtingswaardig edelman, hoewel hij bij het whistspel er
oog al van hield in de kaarten van zijn buurman te gluren maar
hij deed dit minder uit winzucht dan wel uit een geest van economie,
want hij vond er volstrekt geen genoegen in zijn geld nutteloos te
verliezen. Dit moge voldoende zijn wat den luitenant betreft: wij
gaan over tot het verhaal van zijn avontuur.
Het had plaats in de toen pas gestichte stad Nicolajef. Het was
in het voorjaar. Yergounof, die luitenant ter zee was en bekend
stond als een flink, omzigtig officier, was door het gouvernement
belast met het bestuur van eenige maritime aangelegenheden aldaar,
in welke hoedanigheid hij dikwijls vrij aanzienlijke sommen ontving,
die hij tot meerdere zekerheid steeds in een lederen gordel om zijn
ligchaam bij zich droeg. Yergounof onderscheidde zich inderdaad,
ondanks ziju jeugdigen leeftijd, door eene groote mate van voorzigtig-
heid en een zeer geregeld levenhij vermeed zorgvuldig al wat
onbetamelijk was en speelde of bedronk zich nooit; zelfs bezocht
hg nooit gezelschappen, zoodat hij bij diegenen zijner kameraden,
welke goedgezind waren den naam van „jonge jufvrouw" had verdiend,
terwijl de losbollen hem den schimpnaam van „slaapmuts" gaven.
De luitenant ha l slechts één zwak. Zijn hart kon niet wederstaan
aan de verleidelijkheden van de schoone sexe, maar zelfs in dit
opzigt wist hij zijne hartstogt te beteugelen en wachtte zich wel
voor hetgeen zijn stand niet paste. Vroeg stond hij op en vroeg
ging hij weder te bed; stipt vervulde hij zijne pligten, en zijne
eenige uitspanning bestond in eene lange avondwandeling door de
buitenwijken van Nicolajef. Nooit las hij boeken, daar hij vreesde
dat hem dit opstijgingen naar het hoofd zou veroorzaken, en inder
daad was hij genoodzaakt geregeld met allerlei drankjes zijne vol
bloedigheid te bestrijden. Wanueer hij des avonds zijne uniform
had aangetrokken en zich naar behooren had afgeborsteld, wandelde
onze luiteuant langs de tuinen der voorsteden. Vaak stond hij stil,
bewonderde de schoone natuur, plukte eene bloem bij wijze van
souvenir en gevoelde zich tevreden; maar gelukkig was hij, wanneer
hij op zijn -weg een klein cupidootje ontmoette, dat wil zeggen,
een aardig meisje, dat getooid met een schoutermantel, een boute
doek om het hoofd gebonden en belast met een of ander pakje,
zich haastte om naar huis te gaan. Daar de luitenant, zooais hij
zelf vertelde, gevoelig maar zedig van aard was, rigtte hij nooit
het woord tot het cupidootje. Nogtans lachte hij haar vriendelijk
toe en volgde haar met zijne blikken, zuchtte diep, ging met deftigeu
tred naar zijne woning terug, zette zich aan het venster, en gaf
zich een half uur ongeveer aan zijne overdenkingen over, terwijl hij
uit een meerschuimen pijp ontzetteud zware tabak rookte, die hij
ten geschenke had gekregeu van zjju peetoom, een Duitsch policie-
agent. Aldus vlogen de dagen heen, zonder droefheid maar ook
zonder vreugd.
Toen de luitenant zoo eens met het vallen van den avond door
een verlaten steeg naar zjjue wouiug terug keerde, hoorde hij eens
klaps achter zich snelle schreden eu verwarde woorden, door luid
snikkeu onderbroken. Hg keerde op zijne schreden terug en bemerkte
een meisje van ongeveer 20 jaren, met eeu schoou gelaat en badende
in tranen. Een groot eu onverwacht ongeluk scheen haar te hebben
getroffen. Haastig ging zij heen en weder, sprak in zich zelve en
wrong al zuchtende de handen. Hare blonde haren hingeu los langs
hare schouders; haar doek (men keude in die dagen geeue mantilles
of burnous) was haar van de schouders gegleden eu hield slechts
aan eene speld. Overigens was zg beter gekleed dan men van
burgermeisjes kon verwachten.
Yergounof ging ter zijde. Een gevoel van medeljjden kreeg de
bovenhand op de vrees, die hij koesterde zijn stand uit het oog te
verliezen; toen het meisje in zijne nabijheid was gekomen, bragt
hij beleefd de hand aan zijne shako eu vroeg baar de reden van
hare droefheid. Kan ik, vroeg hg, terwgl hg de hand aan zijn
degen sloeg, in mijne hoedanigheid vau militair u ook van dieust zijn?
Het meisje bleef staan en scheen in het eerst de aanbieding van
den luitenant niet te begrijpen; maar spoedig daarop, alsof
zij verheugd was haar bart eens te kunnen uitstorten, begon zij
zeer snel en in vrij slecht Russisch te sprekeo. Och, mjjnheer de
„offizir", - en hare tranen stroomden op nieuw en besproeiden hare
frissche wangen - het is verschrikkelijk, het is afschuwelijk, God
weet het. Ze bebben ons uitgeplunderd.... ik bid u, de keukenmeid
heeft alles, alles meegenomen, de trekpot, de cassette, de japonnen
ja zelfs de japonnen, eu de kousen, en het linnengoedJa, en
boe dwaas van mjjne tante.... Er was in een koker een billet vau
vijf-en-twintig roebels eu twee pleeten lepels.... en nog eene pelisse...
L van Tourguenef i9 een te Parijs woonachtig Russisch schrijver, wiens
romans en novellen bijna allen in het Fransch vertaald zijn. Bovenstaand
verbaal is door hem zelven geplaatst in de Revue des deux Mondes van
1 April 1868.
en alles, alles.,., ik zeide dit aan mijnheer de commissaris van
policie en mijnheer de commissaris zegt: ga heen, ik geloof u niet,
ik wil er niet van hooreu. Gij behoort tot denzelfden troep. Ik
zeg hem: ik bid u.... eene pelisse.... en hij zegt: ga weg, hier van
daanik wil er niet van hooren, ga heenen hij stampte op
den grond. Hoe beleedigend, niet waar, mijnheer de „offizir"....
hier vau daan.... en waar moet ik dan heengaan?
Het meisje barste op nieuw in snikken uit en geheel door hare
droefheid overmand leunde zij met haar hoofd tegen den arm van
Yergounof. Deze, door dit alles vrij ontsteld, wist niet regt wat
hij zeggen zou. Genoeg, eindig, sprak hij en hij kon zijne blikken
niet afwenden van het schoone meisje, dat in tranen zwom.
Veroorloof mij, mejufvrouw, u naar huis te geleiden, zeide hij
eindelijk terwijl hij haar op den schouder tikte; hier.... op straat....
gij ziet, dat is onmogelijk. Gij moet mij de reden van uw ver
driet verklaren en als regtgeaard militair zal ik alle pogingen in
het werk stellen om....
Het meisje hief het hoofd op, en scheen voor het eerst te bedenken
dat een jong man haar, om zoo te zeggen, in zijne armen hield.
Zij bloosde, wendde het aangezigt af, en verwijderde zich, al snik
kende, eenige schreden. De luitenant herhaalde zijn aanbod. Het
meisje wierp van onder hare lange blonde haren, die zij met hare
tranen besproeid had, een blik op hem. (Wanneer Yergounof dit
verhaalde, vergat hij nooit ons te zeggen dat die blik hem had
doorboord als een dolk, en zelfs beproefde hij eenmaal dien blik
weder te geven). Vervolgens legde zij hare hand op den arm die
de galante luitenant haar aanbood, en zij gingen te zamen den weg
op, die, zooals zij zeide, naar hare woning geleidde.
Yergounof had in zijn leven weinig gelegenheid gehad om
met dames om te gaan en hij wist daarom niet regt hoe hij het
gesprek moest aanknoopen, maar zijne gezellin hielp hem zelve uit
deze verlegenheid. Zij begon te babbelen of liet van een leijen dakje
ging, terwijl zij met de hand de tranen afwischte die zonder op
houden hare oogleden bevochtigden. Na slechts weinige oogenblikken
wist de luitenant dat zij Emilia Carlowna heette; dat zij geboortig
was uit Riga en thans gelogeerd bij hare tante, die ook uit Riga
kwam dat haar vader militair was geweest en gestorven was aan
eene borstkwaal; dat hare tante eene Russische keukenmeid had
genomen, eene zeer goede keukenmeid die niet veel loon vroeg, maar
ook geen getuigschrift kon overleggen, en dat deze keukenmeid
hun denzelfden dag had bestolen, alles; en was gevlugt, waarheen
wist zij niet; dat zij was gegaan naar de policie Hier herinnerde
zij zich de ondergane beleediging eu op nieuw begon zij hevig te
snikken. De luitenant deed vergeefs zijn best om eenige troostende
woorden te vinden maar het meisje bij wien de indrukken, naar
liet scheen, vrij spoedig wisselden, hield eensklaps op en zeide op
kalmen toon, terwgl zij met haren vinger naar een huis in de
nabijheid wees: Hier wonen wij.
Dit huis was een soort vau hut, welks vloer beneden den beganen
grond was. Vier ramen zagen op de straat uit. Achter de
vensterglazen bemerkte men de donkergroene bladeren van ge
raniums die in potten voor het venster stonden te prijken, en
door een der ramen kwam het zwakke schijnsel eener kaars.
Overigens was het huis aan alle zijden door een houten schutting
omgeven, en eene deur daarin gaf toegang tot de woning. Het
meisje liep daarop toe en toen zij die gesloten vond, rammelde zij
ongeduldig aan den zwareu ring van de ouderwetsche stuiting
Achter de omheining hoorde men een slcpenden tred, als van iemand
wiens voeten in oude pantoffels zijn gestoken, en eene heesche
vrouwenstem deed aan het meisje in het Duitsch eene vraag waar
van onze luitenant de beteekenis niet begreep, want als welopgevoed zee
officier verstond hij niets dan Russisch. Het meisje autwoordde evenzoo
in het Duitsch. De poort werd even geopend, liet het meisje
binnen, maar werd Yergounof voor den neus gesloten. Niettemin
had onze luiteuant den tijd om in de schemering eene groote oude
vrouw te onderscheiden met eene lantaarn in de hand. Yergounof stond
eenige oogenblikken stokstijf van verbazing, maar weldra kreeg
zijne verontwaardiging de overhand omdat men zich een dergelijke
onbeleefdheid ten opzigte van een officier durfde veroorloven. Hij
maakte regtsomkeer en 9loeg den weg in naar zijne woning. Ter
naauwernood had hij echter tien stappen gedaan, of de poort werd
weder geopend en het meisje dat den tijd had gehad de oude vrouw
het een en ander in het oor te fluisteren, kwam weer buiten en
riep luide: waarheeu gaat gij nu, mijuheer de officier? Zult gij niet
bij ons binnenkomen?
Yergounof aarzelde een oogenblik, maar kwam toen op zijne
schreden terug. Zijne nieuwe kennis, die wij voortaan Emilia zullen
uoemen, geleidde hem door een kleiu, vochtig en donker vertrekje
in eene vrij groote kamer, met zeer lage zoldering. Eene groote
kast, benevens eene soplia, met wasdoek bekleed, bedekte eene der
muren, terwgl boven de deur en tusschen de vensters opzigtig
gekleurde portretten hingen van twee aartsbisschoppen met den
myler en een Turk met den tulband op het hoofd. In de hoeken
9tonden koffers en hoedendoozen, terwijl op een opengeslagen speel
tafeltje het hoofddeksel van een man stond naast een glas, half gevuld
met kcas De oude vrouw, die de luitenant bij de deur gezien had,
volgde hem op de hielen. Het was eene Jodin, vau een zeer gemeen
uitzigt; hare kleine roode oogen hadden een somberen blik en
grijze haartjes tooide hier en daar kin en lippen. Emilia stelde
haar aan den luitenant voor: Dat is mijne lieve tante, mevrouw
Fritsche, zeide zij.
De luitenant kon eene beweging van verwondering niet bedwingen
maar hij dacht het pligtmatig zijn naam en betrekking bekend te
maken. Mevrouw Fritsche antwoordde hem slechts met een schuin-
schen blik en vroeg in het Russisch aan hare nicht of zij ook
thee verlangde.
Thee, o ja, antwoordde Emilia. Gij zult immers ook thee
blijven drinken? Ja, lieve tante, breng ons een samomr. Waarom
blgft gjj staan, mijnheer? ga toch zitten. Lieve hemel, wat zijt gij
ceremonieel! Ik zal zoo vrij zijn mijn doek af te doen.
Terwgl zij sprak draaide zij onophoudelijk met hoofd en schou
ders naar alle zgden even als vogels doen, wanneer zij zich op den
top van een boom hebben nedergezet en de zon hen van alle
kanten beschijnt.
De luitenant nam een stoel en terwijl hij aan zijne houding zoo
veel ernst als mogelijk was bijzette, begon hij een gesprek over
den diefstal, waarover Emilia zich had beklaagd. Deze viel hem
echter dadelijk in de rede. Maak u daarover niet meer bezorgd,
het heeft niets meer te beteekenen. Mijne tante zeide mij zooeven,
dat de voornaamste dingen weder teregt zijn gekomen. (Hier
mompelde mevrouw Fritsche eenige woorden in zich zelve en ver
liet de kamer). Het was zelfs niet noodig naar de policie te gaan;
maar ik kon mij niet intoomen. Ik ben gjj verstaat geen Duitsch,
ik ben.... zoo gaawc. Zie mij slechts aan, ik denk er niet meer aau,
in het minst niet.
De luitenant wierp een blik op Emilia. Haar gelaat had inderdaad
weder de uitdrukking van volkomen zorgeloosheid. Alles glim
lachte op dit lieve gezigtje, alles, de oogen met hunne lange blonde
wimpers, de mond, de wangen, de kin, tot zelfs het lieve wipneusje,
tot zelfs de kuiltjes in wangen eu kin. Zij giug voor den gebarsten
spiegel staan en hield zich al zingende en lagchende bezig, hare
vlechten weer in orde te brengen. Met aandacht volgde Yergounof
elk van hare bewegingen, want het meisje beviel hem zeer.
Gij moet het mij niet kwaljjk nemen, zeide zjj, terwijl zjj
allerlei grimassen voor den spiegel maakte, dat ik u zoo bjj ons
in huis heb gebragt. Het is u misschien niet aangenaam?
Wat zegt gij daar?
Ik heb u reeds gezegd, dat ik zoo gaauw ben! Ik handel eerst en
daarna denk ik, en soms denk ik in het geheel niet. Hoe heet gg,
mijnheer de officier? Wilt gij het mij zeggen? En zij plaatste zich
onbeschroomd voor hem, terwijl zij hare poezele armen over de
borst kruiste.
Ik heet Yergounof Kouzma Vasilief, zeide de luitenant.
Yergou.... Neen, die naam gaat mij niet best af; het is te
moeijelijk om hem uit te spreken. Ik zal u Floreslan noemen. Er
was te Riga eene mijnheer Florestan, die uitmuntend Napolilaansche
pomade verkocht, en die een schoon man was,... niet minder schoon dan
gij; maar wat een knappe houding hebt gij!.... gij ziet er wezenlijk
uit als een Russisch held. Ik houd van de Russen, ik ben zelve
eene Russin. Ja, ik ben eene Russin, want mijn vader was officier,
en bij had zelfs het kruis kunnen krijgenMaar mjjne hauden
zijn blanker dan de uwe. Zg stak hare armen omhoog, schudde
hare handen, om het bloed er uit te doen wegvloejjen en toonde ze
daarna aan den luitenant: Ziet gij, zeide zg, ik wasch ze met
geparfumeerde Grieksche zeep. Ruik eens.... neen, niet kussen....
daarvoor laat ik ze u niet zien. Waar dient gij bjj?
Ik dien bjj de marine, in de 19de afdeeling van de Zwarte-
zee-vloot.
O! gij zijt zeeofficier.... Hebt gij eene booge bezoldiging?
Neen, niet te veel.
Gij moet zeer dapper zijn. Ik zie dat aan uwe oogen. Wat
een zware wenkbraauwen hebt gij! Men zegt, dat wanneer men ze
's nachts met kaarsvet smeert, zij goed groeijenmaar waarom
hebt gij geen knevels?
Het reglement verbiedt het.
Foei, hoe flaauw is uw reglement! Is dat een ponjaard, die
gij daar draagt?
Het is een degen. De degen is het onderscheidingsteeken
van den zeeofficier.
O, een degen! Is hij scherp? Laat mij eens zien.
Eu met gesloten oogen en op elkaar geklemde lippen, trok zij
heftig het lemmer uit de schede en streek met het scherp over
haren neus: Er zjjn scharen in uw degen, zeide zij, maar toch
zou ik u met een slag kunnen vermoorden. Zij bedreigde den
luitenant, die zich hield of hij bang was en vervolgens in lagchen
uitbarstte. Ook zjj begon te lagchen.
Ik bewijs u eene gunst, zeide zij met een majestueuze hou
ding. Ziedaar, neem uw wapen terug. Zeg eens, hoe oud zijt gij?
Vijf en twintig jaar.
Eu ik negentien. Hemel, hoe aardig!
Emilia werd zoo uitgelaten, dat zij luid lagchende achterover op
den grond tuimelde. De luitenant bleef onbewegelijk op zijn stoel
zitten, eu kon zjjne oogen niet afhouden van dit gelaat, dat er zoo
frisch en kleurig uitzag en geheel vrolijkheid scheen. Het meisje
beviel hem hoe langer hoe meer.
Eensklaps hield Emilia op met lagchen. Zg bezag den luitenant
zoo aandachtig alsof zij hem het eerst gezien haddaarna ging
zij voor den spiegel staan terwijl zij voortdurend binnensmonds
neuriede (dit scheen eene gewoonte van haar). Kunt gjj zingen,
mijnheer Florestan? vroeg zg.
Neen, mejufvrouw; ik heb in mijne jeugd geen zingen geleerd.
En op de guitarre spelen zeker ook niet; ik wel. Ik heb
eene guitarre geheel met paarlemoer ingelegd; alleen de snaren zjjn
gebroken. Gij zult mij wel andere daarvoor bezorgen, niet waar
mijnheer de officier? Dan zal ik u eene schoone Duitsche romance
voorzingen, o, zoo treffend!En kunt gij dansen?.... Neen,
onmogelijk. Ik zal het u leeren, de Schotsche en Kozaksche wals.
Tra la la, Tra la la.... En Emilia begon door de kamer te huppelen.
Zie eens, welke fraaije schoentjes ik aan heb; die komen uit War
schau Maar hoe noemt gij mij?
De luitenant kreeg eene kleur tot over zijne oorenIk zal u
noemen de goddelijke Emilia.
Gg moet mij uoemen mein zucker püppchen. Toe, zeg mg dat na.
Met het grootste genoegen-, maar ik vrees dat dit voor mgne
tong te lastig zal zijn.
Kom, komzegmein...
Mahein...
Zucker...
Tsouker...
Püppchen, püppchen, püppchen...
Pu... Neen, ik kan bet niet, dat wil er niet best uit.
Zóó, zóó! gij moet. Weet gij wat dat beteekent? Dat is in
het Duitsch het liefste woordje voor de dames. Ik zal het u later
uitleggen, want daar komt mijne tante met de samocar. Emilia
klapte in de handen. Lieve tante, ik wil thee met room drinken.
Is er room?
Houd uw mond, zei de tante in bet Duitsch op vrij korzeligen toon.
De luitenant bleef bjj mevrouw Fritsche tot laat in deu nacht.
Gedurende al den tijd van zjjn verblijf te Nicolajef had hij zulk
een aaugenamen avond niet doorgebragt. Het kwam hem wel
meermalen voor dat het weinig paste aan een officier, aan een edel
man, zich af te geven met personen als de dame van Riga en
hare lieve tante; maar Emilia was zoo lief, zij keuvelde zoo aardig,
zij zag hem met zulke guitachtige blikken aan, dat hij alle bezwaren
ter zijde stelde om ditmaal eens te doen naar de inspraak van zijn
hart, gelijk hem ook eens geraden was door een pope, een van
zijne vrienden. Eene enkele omstandigheid baarde hem eenige onrust
cn had een pijnlijken indruk op hem achtergelaten. Toen hij het