1868. N°.94.
Woensdag 5 Augustus.
26 Jaargjapg.
BINNENLAND.
BUITENLAND.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
ving
zoo
ïtaat
rden
oon
HELDERSCHE
Ei\ \IEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dlngsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Donderdag den 6 dezer vertrekt de Oost-Indische
mail over Southampton.
HELDER en NIEUWEDIEP, 4 Augustus.
Het is reeds onderscheidene malen voorgekomen, dat, wanneer er
sprake was van staatkundige ontwerpen, en dat later het bestaan
dier ontwerpen werd ontkend, dat evenwel het plan druk besproken
werd en in al zijne gevolgen beschouwd. Zoo is het thans ook met
het ontwerp eener alliantie tusschen Frankrijk, België en Nederland.
Het is niet genoeg, dat van verschillende kanten wordt verzekerd,
dat er niets van bestaattoch wordt er door de bladen van onder
scheidene landen over geschreven de hoedanigheid en de mogelijkheid
van zoodanig verbond beschouwd. Le Temps, een Fransch dagblad,
bevat eene correspondentie uit 's Hage, ten gevolge van eene vraag
door de redactie gedaan, hoe men in Nederland wel over zulk eene
alliantie zoude denken. De correspondent zegt, dat bedoeld verbond
in zijn vaderland voor onmogelijk wordt gehouden. Hij gelooft,
dat een ministerie dat met zulk een voorstel in de Kamers kwam,
geen 24 uren aan het bewind zou blijven. Hij is wel is waar
niet gerust voor de toekomst als hij lessen uit het verledene put,
maar hij durft toch verzekeren, dat zijne landgenooten nooit een
zelfmoord zullen plegen. De Globe, een Britsch ministerieel blad,
bespreekt almede het plan van een verbond tusschen de drie naburen.
Het gelooft ook niet aan kans van slagen, al bestaat ook de wensch
naar tfde verwezenlijking van dat plan. Het blad doet echter uit
komen, dat het altijd het kenmerkend streven van Keizer Napoleon
geweest is om verbindtenissen tusschen onderscheidene staten te
sluiten. Dit was ook dc staatkunde van Napoleon I. De Globe
wijst verder op de behoefte die er voor Frankrijk bestaat om zich
tegenover het magtige Pruissen zooveel mogelijk van bondgenooten
te voorzien.
De schrijver van dit artikel doet echter aan het slot van zijn
artikel uitkomen, dat alleen een handelsverdrag mogelijk en tegelijk
ook voor de drie staten allezins wenschelijk is. Immers zoo
besluit hij noch Nederland, noch België behooren te treden in
een verbond, hetwelk den Keizer van Frankrijk er toe zou kunnen
verleiden om wraak te nemen over de vermindering van Frankrijk's
prestige, door Pruissen's invloed in Dnitschland.
De heer J. H. J. Sehmidt, thans klerk bij de directie der
Marine te Vlissingen, is met l Oct. bevorderd tot adj.-comm.
en als zoodanig overgeplaatst bij de directie der Marine alhier.
Het barkschip Lichtstraal, kapt. Janssen, aan boord hebbende
een detachement sterk 150 onderofficieren en manschappen, is jl.
Zondag uitgezeild.
De jaarlijkscke algemeene vergadering der onderwijzers-gezel
schappen iu het distriet van Noordholland zal gehouden worden te
Schagen op Vrijdag den 28 Augustus 1868. Tot deze algemeene
vergadering zijn uitgenoodigd de leden der onderwijzers-gezelschappen
Sohagerbrug, Schagen, Wieringen en Helder.
Te midden der nog steeds aanhoudende droogte in dezen
omtrek, is het volgende berigt uit Arnhem zeer benijdenswaardig:
„31 July. De eergisteren en heden in deze streken gevallen regen
heeft veel goed gedaan. De weilanden hebben reeds een geheel
ander aanzien bekomen, en veel dat men verloren achtte, kan zich
thans weder herstellen. De prijzen blijven echter hoog.
Aangekomen schepen te Batavia voor 11 JulijAzie, Bilderdijk,
Copernicus, Cornelia, Dordrecht, Eensgezindheid, L. J. Enthoven,
Galilei, Hendrika, Henriëtte Maria, Nederland Oranje, President
Plate, Vertrouwen en Iduna. Vertrokken: Helena Ss Henriëtte,
Medea, Nederland Oranje, Prinses Amalia, Scheveningen, Schoon-
derloo en Wijk aan Zee.
In de vorige week werd te Amsterdam de 53ste jaarlijksche
algemeene vergadering gehouden van het fonds ter aanmoediging en
ondersteuning van de gewapende dienst in de Nederlanden. Uit
het jaarverslag bleek, dat de uitgaven in 1867 hebben bedagen
82944 en de inkomsten 3850 minder. Behalve het groot gelal
personen, die uit dit fonds onderstand genieten, komen op de lijst
der sollicitanten niet minder dan 1294 personen voor.
Eerstdaags wordt ontslagen uit het huis van correctie te
Hoorn zekere S. A., een man, die reeds ruim 36 jaren van tijd
tot tjjd een inwoner der gevangenissen was en thans in ruim
zeventigjarigen ouderdom nog veroordeeld is om drie jaren te
Ommerschans door te brengen.
Prins en Prinses Ilumbert van Italië hebben jl. Zondag
andermaal bij H. M. de Koningin op bet Huis ten Bosch gedineerd,
alwaar ook HH. KK. HH. Prins en Prinses Hendrik tegenwoordig
waren. Gisteren hebben de genoemde vorstelijke personen een
afscheidsbezoek gebragt aan H. M. de Koningin. Zij zullen heden,
naar men verneemt, naar Baden-Baden vertrekken.
Jl. Zaturdag heeft te Rotterdam de wedstrijd plaats gehad
van de Koninkl. Nederl. Yachtclub. De feestelijkheid werd door
HH. KK. HH. Prins en Prinses Hendrik der Nederlanden en door
verschillende autoriteiten bijgewoond.
Men verneemt, dat de heeren L. C. E. E. Fock, med. dr., en
Manuel Wolff Mzu., schorsmoienaar en koopman te Amersfoort,
werkzaam zijn tot oprigting eener Maatschappij van Zijdeteelt in
Nederland, te vestigen aldaar, met een kapitaal van 150,000 in
300 aandeelen a 500 ieder.
Aangaande bet dezer dagen te Middaehten gehouden vijfde
algemeen Evaugelisch Nationaal Zendingsfeest, wordt nader mede
gedeeld, dat ds. van Rhijn het met een gebed heeft geopend, terwijl
ds. Cohen Stuart de openingsrede heeft uitgesproken. De twee
slotredenen zijn gehouden door ds. van den Andel, uit Zutpheu, en
door ds. Huët, reis-predikant der Confessionele Vereeniging; de
laatste zegen over de aanwezigen is uitgesproken door den hoogleeraar
van Oosterzee.
Verscheidene bewoners der St. Jansplaats te Arnhem, hebben aan
het gemeentebestuur verzocht om bij de aanstaande kermis geen
caroussels of mallemolens aldaar toe te laten en hen alzoo te bevrijden
van het daarvan onafscheidelijk geraas en draaiorgelgedeun, hetwelk
hun gehoor verscheurt en de nachtrust verstoort. Een ongeveer
even groot getal anderen, aldaar woonachtig en tapperij doende,
hebben juist het tegenovergestelde verzocht. Men verneemt dat de
bedoelde kermisvermakelijkheden aldaar zullen blijven.
Dat er altijd kaf onder het koren aanwezig is, bewijzen op
nieuw de twee volgende feiten. Evenals duizenden onzer landge
nooten, begaf zich de oude heer G. H., te Zutphen, jl. Woensdag
naar Middaehten, ter bijwoning van het zendingsfeest. Gedurende
de groote pauze, naast de cantine staande, vfaar het van menschen
wemelde, werd hij op eens onzacht op zijde gestooten door een
welgekleed heer, die een half gevuld bierglas in de hand hield.
Een half uur later mistte de goede heer zijn kostbaar gouden
horologie met zwaren gouden ketting. Ook de heer C. van der W.,
te Zutphen, had eene soortgelijke ontmoeting met iemand, die er
zeer fatsoenlijk uitzag, en zocht_ daarna te vergeefs naar zijn zilveren
bril, die met het fraai bewerkte zilveren étui was gevlogen.
In de Haagsche croniek van de Gr. Cour. kom o. a. over
Huet's laatste boek het volgende voor:
„lk zal niet het voorbeeld volgen van zoovelen, die met zekere
vreugde op het boek aangevallen zijn en hunne pennen hebben ge
scherpt om den grooten criticus, van wiens onmeêdoogende oordeel
vellingen zoovelen te lijden hebben gehad, op hunne beurt eens
ongezouten de waarheid te zeggen. Ik vind bet onedelmoedig, om
met Schadenfreude de afdwalingen van een uitstekend letterkundige
met de el uit te meten. Men zegt genoeg, wanneer men zegt,
gelijk men in deze dagen algemeen hoort: „hoe is het mogelijk dat
Busken Huet zulk een boek heeft kunnen schrijven!" En om het
schoone gedeelte van het publiek af te schrikken dezen roman in
handen te nemen, kan men volstaan met te zeggen dat Lidewijde
is Liederlijk wijf, eene vrouw die niet in gezelshap van fatsoenlijke
vrouwen behoort te komen.
„Ik breng het boek ter sprake om aan heeren letterkundigen,
die het aanstaande letterkundig congres, hier te houden, zullen bij
wonen, in overweging te geven om op dat congres de vraag te
behandelen, of eene verklaring kan worden gevonden voor het zeker
opmerkelijke feit, dat drie onzer meest uitstekende auteurs in een
betrekkelijk kort tijdsbestek drie romans geschreven hebbendat
die drie romans allen tot titel dragen een vrouwennaamdat de
drie heldinnen dezer drie romans, wier namen op het titelblad staan,
juist de meest misteekende figuren zijn, welke in die romans voor
komen, dat eindelijk van deze drie romanheldinnen, geclassificeerd
naar de chronologische orde, waarin de romans verschenen zijn, de
eerste door den schrijver eenigen tyd werd gehuisvest in een publiek
huis, de tweede door den schrijver werd in verdenking gebragt
bij haren beminde van ongeoorloofden omgang met een oud en
getrouwd man, de derde door den schrijver werd gemaakt tot
eene volslagen boeleerster. Men ziet, er is een kliraax, als bij af
spraak tusschen de drie verschillende schrijvers. En wanneer men
op zekere tooneelen en toestanden ziet, in al deze drie romans van
uitstekende auteurs voorkomeude, dan wordt men geneigd aan het
aanstaande letterkundig congres, ook nog deze vraag ter overweging
voor te leggen: of de geest, door Offenbach's operettes en door de
chansons der Thérèse's aangekweekt, zich reeds openbaart in onze
roman-literatuur."
Te Windesheim (in Overijssel) heeft zich in Julij het merk
waardige voorval voorgedaan, dat eene vrouw, die eene koe had
gemolken, welke behebt was met uitslag aan het uyer, waarin zij
geen erg had, met koepokken over het geheelc ligchaam is aangetast
en dat die aandoening door hare kinderen op de dorpsschool, op
kinderen die onmiddelijk naast hen zaten, werd overgebragt, terwijl
zij zelve, die trouwens vroeger ingeënt waren, ongedeerd bleven.
Men schrijft uit 's Heerenberg, dat de burgemeester, wiens
gezin ook gevlugt was voor den naast en boven hen dreigenden
vuurgloed, thans als gevolg van den verduurden schrik en angst,
zijn jongste dochter heeft moeten verliezen.
UITTREKSEL uit het Verslag van den toestand
der provincie Noordholland over het jaar 1867,
gedaan aan de Provinciale Staten van dat gewest,
door de Gedeputeerde Staten, in de zomervergadering
van het jaar 1868. (Pervolg van N°. 91).
Het getal geboorten bedroeg 20852 waarvan 10637 van het
mannelijke en 10215 van het vrouwelijke geslacht. Overleden zijn
14817 personen, 7523 mannen en 7294 vrouwen. Het getal huwe
lijken in deze provincie gesloteu bedroeg 5191, waarvan 4016
tnsschen jongmans en jonge dochters, 246 tusschen jongmaus en
weduwen, 599 tusschen weduwnaars en jonge dochters en 330
tusschen weduwnaars en weduwen. Het getal echtscheidingen
bedroeg 47.
Onder het cyfer der bevolking van deze gemeente zijn begrepen
1819 militairen, waarvan 266 tot de landmagt en 1553 tot de
zeemagt behooren.
Het verslag vermeldt dat de Amsterdamsche commissie van toe-
zigt over het vervoer van landverhuizers dit jaar niet tot uitoefening
harer functiën is geroepen. Terwijl het vervoer van landverhuizers
uit alle Europesche havens in 1867 aanzienlijk was, bleef te Amster
dam in dit opzigt eene volmaakte rust heerschen, wat door de
commissie werd toegeschreven aan de geringe handelsbetrekkingen,
die er tusschen de Amsterdamsche beurs en de Noord-Amerikaan-
sche havens bestaan, waardoor de zekerheid eener goede retourvracht
ontbreekt. De gemeente Helder heeft tot de landverhuizing een der
grootste contingenten geleverd j 11 hoofden van huisgezinnen of
vrijgezellen zijn van hier naar Noord-Amerika vertrokken.
Het verslag vestigt ook de aandacht op de meerderheeid der
vrouwelijke bevolking, welke meerderheid echter sinds het vorige
jaar iets is afgenomen. Immers op het einde van 1866 bedroeg
de mannelijke bevolking 48.31% en de vrouwelijke 51.69%,
terwijl de verhouding op het einde van 1867 was: voor het getal
mannen 48.38% en voor het getal vrouwen 51.62%. Het meest
was dit streven tot herstel van het evenwigt tusschen beide geslachten
te Amsterdam zigtbaar.
Op elke 10,000 zielen (de bevolking genomen bij het begin dezes
jaars) hadden plaats 380 geboorten, 277 sterften en 91 huwelijken.
Van de geboorteu bedroeg het getal der onechte in dit jaar 3.85 pCt,
wat hoogst gunstig afsteekt bij het vorige toen het nog 4.36 pCt
bedroeg. Het aantal sterften van kinderen beneden het jaar was
aanmerkelijk hooger dan in het vorige jaar. In alle andere leef
tijden, met uitzondering van personen boven de 75 jaar, is de
sterfte in het afgeloopen jaar veel minder aanzienlijk geweest.
Hoofdstuk II van het verslag, waarin het bestuur en de regeling
van het provinciaal huishouden wordt behandeld, bevat o. a. de
opgave van het getal kiezers voor de Proviueiale Staten in elke
gemeente. Wij vernemen daaruit dat voor de verkiezing der 8
leden, die het hoofdkiesdistrict Helder vertegenwoordigen, 706
kiezers zijn aangewezen en wel 382 voor de gemeente Helder, 92
voor Terschelling, 203 voor Texel en 29 voor Vlieland. Het ver
slag vermeldt verder de verkiezing van den heer S. Kejjser Szn.
op 30 Juljj '67, welk lid weder aftreedt in 1868.
Niet zeer aangenaam zien ons de cijfers aan, die percentsgewijze
uitdrukken door hoevelen er van de verkiezing werd gebruikt ge
maakt. Van de 100 kiezers, vermeldt het verslag, kwamen er gemid
deld ter stembus 23.43 bij de 1ste stemming en 25.12 bjj de
herstemming. De gemeente Helder onderscheidt zich echter in dit
opzigt gunstig van Amsterdam, want van de 706 kiezers kwamen
er bij de 1ste stemming op 371, bij de herstemming 330, dus
52,54 en 46,74 pCt.
Wat de provinciale geldmiddelen aangaat vermelden wy, dat de
stand der provinciale schuld op 31 Deo. 1867 was als volgt:
45,000, als restant der leening van ƒ50,000, opgenomen
in 1865 en 1866.
- 100,000, opgenomen in 1867.
dus 145,000, a 5 pCt, met jaarlijksche aflossing van minstens
5000.
Hoofdstuk III, huishouding der gemeenten, levert vooreerst een
overzigt van de verkiezingen der leden van den gemeenteraad. Uit
dit overzigt blijkt, dat het getal kiezers die hunnen burgerpligt
vervulden te Amsterdam naar evenredigheid het minste was. Immers
het bedroeg daar bij de eerste stemming 28,56 en bij de herstem
ming 25,98 pCt. De plaats onzer inwoning onderscheidt zich
echter in dit opzigt ook niet bijzonder gunstig. Van de 708 kie
zers kwamen slechts 255 ter stembus.
Wat de gemeente-financiën, ontvangsten en uitgaven, betreft,
raeenen wij het stilzwijgen te kunnen bewaren, daar onzen lezers
datgene, wat onze gemeente dienaangaande betreft, reeds bekend is
uit het gemeenteverslag over het afgeloopen jaar.
In hoofdstuk V, openbare veiligheid, wordt medegedeeld dat er
in het jaar 1867 in onze provincie werden gevonden 374 brand
spuiten in 120 gemeenten (te Helder 2 meer dan in 1866). Alleen
te Amsterdam hebben in dit jaar 244 branden gewoed, wat in ver
gelijking met het jaar 1866, toen er slechts 197 hebben plaats
gehad, eene zeer ongunstige verhouding geeft. Het verslag vermeldt
4 branden in de plaats onzer inwoning, waarvan 3 vermoedelijk
ten gevolge van onvoorzigtigheid en een door het broejjen van het
hooi veroorzaakt "werden.
Schipbreuken en strandingen hebben er op de kusten van Noord
holland ten getale van 17 plaats gehad, waarbij 32 personen zjjn
omgekomen. De Noord- en Zuidhollandsche reddingmaatschappy
deelt in haar verslag mede dat in het afgeloopen jaar hare redding-
toestellen het middel zijn geweest tot het behoud van 52 personen.
Verder vernemen wij uit het verslag de plaatsing van nieuwe
reddingbooten te Petten en op Terschelling en worden wy herinnerd
aan de sleephcdling ten dienste der reddingmaatschappy van rjjks-
wege gemaakt op den zuidelijken dam der Marine-schutsluis te
Nieuwediep.
Uit hoofdstuk VI, Nationale Militie en Schutterijen, vernemen
wij dat in dit jaar het getal ingeschrevenen voor onze gemeente
heeft bedragen 128. Het bedrag van het aandeel in de ligting
was 46, waarvan 11 zijn ingedeeld bij de landmilitie en 27 bij
de zeemilitie. Tot het contingent voor de zeemilitie heeft onze
gemeente na Amsterdam, dat er 142 geleverd heeft, het meest bij
gedragen. Na den Helder volgt Texel dat 14, Terschelling dat 10,
Alkmaar dat 7 en Enkhuizen dat 6 zeemiliciens geleverd heeft.
Het aandeel in de ligting bedroeg voor de provincie 1664 man
schappen bij 4102 ingeschrevenen.
Wat de Schutterij aangaat wordt vermeld dat de sterkte daarvan
was op 31 Dec. 1867: van de
Dienstdoende Schutterijen, actief 6281 man, reserve 4566, te
zamen 10847 man; en van de
Rustende Schutterijen, actief 2966 man en reserve 3112 man, te
zamen 6018. Algemeen geheel derhalve 16865 man.
Eindelyk maakt dit hoofdstak nog melding van de vereenigingen
ter bevordering van volksweerbaarheid, van welke er te Amsterdam
2 bestaan, terwjjl er verder gevonden worden te Alkmaar, Haarlem,
Hilversum, Hoorn, Schagen, Weesp en Helder.
Hoofdstuk VII geeft ons een overzigt van het aantal kerkelijke
gemeenten in deze provincie. Dit aantal bedraagt voor de Nederd,
Herv. 177, Waalscb Herv. 2, Engelsch Herv. 1, Doopsgez. 39.
Evaog. Luth. 11, Herst. Ev. Luth. 5, Remonstranten 4, Engelsch
Episcopalen 1, Chr. Afgesch. 22, Moravische Broeders 1, Roomsch
Katholieken 106, Oud R. K. Klerezy 10, Grieken 1, Nederd.
Israëlieten 15 en Portng. Israëlieten 1. Te zamen 396 gemeenten
welke 461 kerkgebouwen en 547 leeraren bezitten.
Wordt vervolgd.)
De feesten te Antwerpen door de kamer van koophandel ondanks
de tegenkanting van het gemeentebestuur aangerigt, zijn, eenige
kleine baldadigheden daargelaten, in orde afgeloopen.