1868. W. 155. Vrijdag 25 December. 26 Jaargang. f BINNENLAND. BUITENLAND. HELDERSCHE *V EN NIEUWED1EPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijn# Dingsdag-, Dondbrdao- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der AdvertentiënVan 14i regels 60 cent, elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. HELDER en NIEUWEDIEP, 24 December. Gisteren werd alhier op plegtige wijze ter aarde besteld het lyk van den adjudant-onderofficier van Hemert, werkzaam bij de maga zijnen der artillerie alhier. De overledene, die gedurende meer dan vijftig jaren het vaderland diende en versierd was met de gouden medaille, was bovendien geregtigd tot het dragen van het Metalen Kruis en lid der vereeniging alhier. Door een aantal leden van de Metalen-Kruis-vereeniging, begeleid door de banier, werd dan ook de begrafenis-plegtigheid bijgewoond, waaraan verder nevens de familiebetrekkingen des overledenen, door eenige heeren officieren en verscheidene onderofficieren werd deelgenomen. Aan de volgende officieren bij de opgeheven corpsen rustende schutterij in Nop.dholland is o. a. eervol ontslag verleend4decomp., aan A. Bakker als 2den luitenant, 5de eorap., aan O. van der Meij als kapitein en aan J. F. Mauikus als lsten luitenant, 4de bat. lste comp., aan W. S. L. Eschauzier als kapitein, aan K. Reedeker als lsten luit. en aan C. Risius als 2den luit. Z. M. de koning heeft den heer P. J. Mouthaan, te 's Hage, ingenieur van den Hollandschen spoorweg, benoemd tot officier der orde van de Eikenkroon. Na allerbelangrijkste discussiën is in de zitting der Tweede Kamer van jl. Dingedag de begrooting voor Koloniën met 50 tegen 13 stemmen aangenomen. De minister voor dat Departement heeft eene zeer uitvoerige en hoogst belangrijke rede uitgesproken, waarin hij eerst de onderscheidene sprekers heeft beantwoord en daarna is overgegaan tot de bespreking zijner rigting in het algemeen. Enkele bijzonderheden slechts kunnen we uit die rede overnemen. Vooreerst eene mededeeling van den tegenwoordigen gouverneur-generaal, die in een rapport, dato 9 September 1867 o. a. zegt, dat de toestand in Indië niet meer die is van voor 25 jaren geleden. Java heeft hoe langer hoe meer eene Europesche gedaante en een Westersch karakter aangenomen, door de meerdere gemeenschap met het buiten land, de meerdere aanraking met de Westersche beschaving. Maar er is meer, vervolgt de heer Mijer, door de nieuwe wetgeving van 1848 en de mildere bepalingen omtrent het verblijf van Europeanen in Indië; door het levendig aandeel der vertegenwoordiging in de wetgeving en het bestuur van Oost-Indië, en door een aantal beginselen en maatregelen,door het regerings-reglement voorgeschreven, die allen de strekking hebben tot wyziging van vroegere toestanden en bevordering van ontwikkeling en beschaving, met achterstelling van stoffelijke belangen, door dit alles is eene zigtbare veran dering in den openbaren geest en meening op Java ontstaan, die nog wordt bevorderd door de overkomst van ontwikkelde mannen niet enkel als ambtenaren, maar ook als ondernemers, en die hoogen prijs stellen op de vrijheid van denken en schrijven. Verder wordt in dat rapport het feit geconstateerd, dat er geen blad van eene andere kleur wordt uitgegeven dau die van de oppositie (men weet in welke rigting dit is)dat allen in denzelfden geest zijn, zonder dat er een tegenwigt bestaat in eenig conservatief blad. De heer Thorbeeke had over het inlandsch onderwijs gesproken. De minister zeide, zulks was geheel in overeenstemming met de meening in vroeger jaren door hem verkondigd. Wat is er van de zaak? Vroeger wilde men het onderwijs tot de zonen van in- landsche regenten bepalen. Er is later door een minister van Koloniën, wiens radicale denkwijze aan de kamer bekend is. en die naar Indië ging als gouverneur-generaal (de minister bedoelt den heer Pahad), in de toenmalige beginselen verandering gebragt. De gouverneur-generaal wilde het onderwijs ook tot het volk uit breiden. Sedert dien tijd is de zaak bedorvendat was weder overdrijving. Allengs keeren wij temg tot het goede beginsel. De minister is het eens met den heer Thorbeeke nopens de beschaving der Oostersche maatschappij. Hij wijst echter op het onbepaalde van sprekers beschouwing, die vooropstelt dat die be schaving moet voortkomen uit de kiem dier maatschappij zelve. De heer Thorbeeke zeide: Geen voorbeeld bestaat er, dat een Oostersch volk ontwikkeld is door Europesche mogendheden. De kennis des ministers van de geschiedenis der menschheid is te beperkt, dan dat hij dit uit eigene kennis zou kunnen bevestigen. Des ministers ondervinding leert hem, dat bij een Oostersch volk, waarin leden der Europesche maatschappij leden, met meer energie begaafd dan de groote meerderheid van het inlandsche volk, verblijven, zekere denkbeelden van zeiven inheemsch worden, welke wij gewoon zyn Westersche te noemen. Het Hoofdstuk voor onvoorziene uitgaven is aangenomen met 62 stemmen tegen 1. In de zitting der Tweede Kamer van gisteren heeft de heer Koorders, namens de commissie voor de verzoekschriften, rapport uitgebragt op het adres van den ontslagen burgemeester der geraeeute Baarlo, te Maasbree, die zich over dat ontslag beklaagt. De be slissing omtrent de conclusie van het rapport (nederlegging van het adres ter griffie en verzending aan den minister van Binnenl. Zaken) zal op een nader te bepalen dag aan de orde gesteld worden. Vervolgens heeft de Kamer in behandejing genomen de wet op de middelen voor 1869. Onderscheidene sprekers hebben hierover het woord gevoerdvelen hebben bezwaren geopperd tegen het stelsel des ministers en tegen het belasting-stelsel, dat naar hun gevoelen eene gewigtige hervorming behoeft. De min gunstige toestand der schatkist en de afhankelijkheid der Indische baten waren mede onderwerpen van dit debat. De wet op de middelen werd aan het einde met 38 tegen 23 stemmen aangenomen. De Kamer is daarop tot nadere bijeenroeping uiteengegaan. De minister van Oorlog, ofschoon reeds 72 jaren, heeft met eene duidelijkheid en overtuiging, die van volkomen kennis van zaken deden blyken, zijne begrooting verdedigd op eene wijze, dat hij de bewondering van al de leden der Tweede Kamer heeft in- geoogst. Indrukwekkend was het, toen de achtenswaardige man bij het vraagstuk, hoe iocompleete officieren in tijd van nood te verkrijgen zouden zijn, te kennen gaf, dat men dan wel de keuze moest doen uit onderofficieren, en dat hij in 1815 zoodanige onderofficier was geweest, die in tijd van nood tot officier was bevorderd. Te regt merkte de heer Storm van 's Gravesande, onder eene merkbare sympathie der geheele vergadering, op: dat men den naam van den hoofdofficier zou wensohen te kennen, die een zoo gelukkige keuze had gedaan. De Hooge Raad der Nederlanden heeft jl. Dingsdag vernietigd het arrest van het Provinciaal Geregtshof in Gelderland, waarbij Jobannes en Marinus Udo, wegens poging tot moord, tot twee malen toe op een bedienend beambte gepleegd, zyn veroordeeld ieder tot acht jaren tuchthuisstraf. De zaak is naar het Hof in Utrecht verwezen, om op nieuw te worden behandeld en afgedaan. Voorts heeft de Baad verworpen het beroep van Anna Catharina Kouwijzer, tegen een arrest van het Hof in Zeeland, houdende hare veroordeeling tot de straffe des doods, wegens vergiftiging van haar kind van elf maanden. Beroepen te Utrecht de heer J. H. Guldenarm, predikant te Oosthem. Men schrijft ons uit Oudkarspel, dd. 21 December: „Heden namiddag circa half twee ure is bij het bedaardste weder een gedeelte van het kerkgebouw der Hervormden, hetwelk volgens bestek en teekening van den heer Hana, architect te Amsterdam, in aanbouw was, ingestort. De oorzaak schijnt te zyn, dat de kolommen, waarop het dak zou moeten rusten, indien men zoo ver gekomen was, te ligt zyn opgetrokken. Boven verwachting is het afgeloopen met ongelukken. Elf personen, zoo timmer- als metsel- lieden, zijn met stellingen, kolommen en bogen naar beneden gevallen, of door de nederstortende boel overvallen. Allen hebben meerdere of mindere kneuzingen opgedaan, maar dooden of zwaar verwonden zyn niet te betreuren. Drie zijn met rytuig naar Alkmaar getrans porteerd. Op het oogenblik is het metselen gestaakt. Of naast de staan gebleven kolommen weder nienwe in denzelfden vorm zullen worden opgetrokken, dit is iets, wat de tijd zal moeten openbaren." In het HandeUllad komt eene advertentie voor, waarin de heer Willem Timmermans te Waalwijk, wenschende al zijne credi teuren, waaraan bij gehomologeerd accoord in hel jaar 1847 25 pCt. is afbetaald, de resterende 75 pCt. te voldoen, zij worden uitge- noodigd om hunne vorderingen bij hem in te leveren of bij de kassiers, de heeren Wijsman en Terbeek te Amsterdam. De commissie voor het oprigten van een monument aan Boerhave te Leiden, heeft van Z. M. den Koning eene som van ƒ500 en van Z. K. H. Prins Frederik eene som van 200 ontvangen. Men deelt de Arnh. Crt. mede, dat een aantal leden van het Haagsche scherpschutterskorps, alsmede verschillende begunstigers van die weerbaarheidszaak, zieh hebben teruggetrokken, naar aan leiding van hetgeen in de Tweede Kamer ten opzigte van die vereenigingen in het algemeen is gezegd. De houding, die een van de officieren van het Haagsche korps tegenover de heeren de Boo en Storm heeft aangenomen, moet daartoe veel hebbon bijgebragt. Jl. Dingsdag stond voor de regtbank te Botterdam ieregt zekere T. J. van L., die beschuldigd was, tijdens de jongste onge regeldheden aldaar, den onder-inspecteur van politie G. Wattier Kraanen met een stok een of meer slagen toegebragt te hebben en op den grond te hebben geworpen, ten gevolge waarvan genoemde onder-inspecteur gewond is geworden. De officier van justitie requireerde schuldigverklaring en veroordeeling tot eene gevangenis straf van twee jaren. De beklaagde verzocht casu quo eene genadige straf, met het oog op zijne oude moeder en op zyne preventieve gevangenisstraf. Heden uitspraak. De stoomboot op Siiedrecht, Willem III, is jl. Maandag avond met de Vlissingsche stoomboot in aanvaring gekomen; eerst genoemde boot is gezonken op de hoogte van de Noord; geen persoonlijke ongelukken hadden er plaats. Jl. Zaturdag morgen ontdekte eene vronw, in het halfdonker, te Workum iets in de vaart drijvende en meende een lijk te herkennen. Hulp roepende, ontdekte men dat zij maar al te goed had gezien. Het was het lijk van den hulponderwijzer der Chistelijke nationale school, die sedert Vrydag aan typhns lijdende was, en dieongetwijfeldin eene vlaag van Ijlhoofdigheid zich in het water had gestort. De typhus komt daar veelvuldig voor. Een varken, bestemd voor den heer Bouhorst, te Amersfoort, is dezer dagen geslagt door den landbouwer Spekschoor, op Aalkers, onder Zieuwert, (graafschap Zutphen). Bij weging verkreeg men het aanzienlyk getal van 503 halve Nederl. ponden. Te Arnhem vond men Maandag morgen naby de stadsgracht mans bovenkleederenmen dacht aan .zelfmoord, ging visschen, maar vond niets. Later bleek, dat een dronken man, 's morgens meenende naar bed te gaan, zich had ontkleed nabij de stadsgracht door de koude ontwaakt, was hij haastig naar huis geloopen, zonder er om te denken, dat hij zijne kleederen op 't gras had achtergelaten Aan het station te Valkenswaard is een buitenlander gevat, die een dronken boer zijn horologie ontfutselde. De vreemdeling heeft eerst getracht den maréchaussee, die hem arresteerde, met een mes te verwonden en later ook den burgemeester, voor wien hy gebragt werd. Zeker boeren-meisje van 17 jaren te Daarle had het ongeluk door een slag van een paard op de plaats des onheils dood ter aarde te vallen. Men zal zich herinneren dat onlangs door de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Vlissingen het punt is ter sprake gebragt, om in den vreemde de aandacht te vestigen op de uitmuntende gelegenheid, die Vlissingen door zyn natuurlijke ligging en door de in aanleg zynde haven-, kanaal- en spoorwegwerken aanbiedt voor ondernemingen op groote schaal. Aan het toen opgevat voornemen schijnt thans gevolg te zijn gegeven, althans in een 5tal dezer dagen verschenen Engelsche dagbladen komt een artikel voor, waarin de Engelsche kapitalisten worden gewezen op de voordeelen die het bezit der terreinen, vroeger bij de marine-werf in gebruik, voor handel en scheepsbouw zouden kunnen opleveren. Terwijl ten gevolge van de langdurige droogte de teelt van koolsoorten steeds met verlies gepaard ging, heeft het groeizame najaarsweder nog zeer voordeelig op het late gewas gewerkt. De verzendingen o. a. van bloemkool, schoon niet zoo uitgebreid als andere jaren, hielden dan ook tot dusver aau met veel vraag voor het buitenland en tegen hooge pryzen. Nu de uitvoer verminderd is, zijn de pryzen lager. Van ƒ15 is de markt langzamerhand tot 5 de 100 stuks gedaald. Door het zuiver gewas, de vele vraag en hooge prijzen komt by slot van rekening de koolbouw nog niet zoo ongunstig uit, als aanvankelijk werd verwacht. BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER. Tot luit. ter zee lste kl. is bevorderd de luit. ter zee 2de kl. J.C.Schotel; tot luit. ter zee 2de kl. de adelborst 1ste k). D. Kits vao Heyningen; en tot adj.-adm. de scbeepskl. J. Vasseur. Tot off. van adm. 3de kl. ia benoemd de adj.-adm. F. W. Sprenger. Mevrouw de markiezin de Caux (Adelina Patti) is te Brussel aangekomen en zal hare eerste voorstelling geven in het Tbéatre de la Monnaie. Voor de avonden van haar optreden werd eene vier voudige entree gevraagd, hetgeen echter niet verhinderde, dat reeds alle plaatsen voor de reeks voorstellingen zyn genomen. Jl. Dingsdag werd op het gemeentehuis van Rouaan en in de kerk van St. Ouen een huwelijk gesloten, waaraan de lilliputsche taille der gepaarden eene groote zeldzaamheid gaf, en dat dus eene zeer talryke menigte toeschouwers had uitgelokt. De bruidegom was de eerzame Ferdinand Placide Augot, de dwerg, sedert vele jaren onder de clowns van den circus Bancy bekendde bruid de eerbare jonge dochter Clarissa Adeliua Caumont, naaister, wonende rue des Boucheries, St.-Ouen, welke de luim der natuur nog een weinig kleiner van gestalte heeft gemaakt dan den bruidegom, maar niet minder scherp van geest dan hij. Augot telt 29, mej. Cau mont 24 jaren. De Moniteur, na er aan herinnerd te hebben dat het gevaar van een conflict tusschen Turkye en Griekenland door de tusschen- komst van den commandant van het Fransche vaartuig Forbin ver wijderd is geworden, zegt, dat de diplomatieke kwestie, voortvloeiende uit het afbreken der betrekkingen tusschen de genoemde staten, een onderwerp der overwegingen uitmaakt van de mogendheden, die het verdrag van 1856 onderteekend hebben. Het regeringsblad is van oordeel, dat de Europesche diplomatie, dank zij den wcnsch der mogendheden om den vrede te behouden, middelen zal weten te vinden om de bestaande moeyclijkhedcn uit den weg te ruimen. Le Public bevestigt het berigt, dat Pruissen en Rusland voorgesteld zouden hebben, eene conferentie te beleggen, ten einde het Turksch- Grieksch conflict te beslechten. Even als Vietor Hugo, Louis Blanc, Garibaldi en Mazzini, heeft thans ook Kossuth een schrijven aan het Spaansche voorloopig bewind gerigt, ten einde dat aan te sporen om tot eiken prys de zaak der republiek in Spanje te doen zegevieren. Le Monde, daarop doelende, zegt: „Ongelukkig legt het Spaansche volk geene sym pathie voor de republikeinsche denkbeelden aan den dag. Onder twintig revolutiën is het monarchaal gebleven. Het verlangt eene constitutie, welke zekere geliefde lokale vrijheden ontziet; maar het is er niet op belast om de zorg zyner regering aan eenig partijhoofd op te dragen; de proef, gedurende twee maanden met het voorloopig bewind genomen, heeft de behoefte, die het aan eene dynastie gevoelt, nog slechts versterkt. De republikeinen moeten dus de hoop opgeven om zich langs den regelmatigcn weg der verkiezingen van het gouvernement meester te maken." De Times zou aan het Grieksche ministerie drie vragen willen voorleggen. De eerste van deze zou zyn of het gelooft, dat Grieken land tegen Turkye opgewassen is; en of het niet gelooft, dat het Turksche leger en de Turksche vloot eiken tegenstand zouden over weldigen, die geboden werd door eenen staat, welke niet veel meer dan een millloen inwoners telt, slechts twee fregatten en eenige kleinere oorlogsvaartuigen bezit, en wiens financiëlen toestand door den correspondent der Times aldus beschreven is„bankroet, schande, voortdurende en hopelooze schuld zijn zijn deel geweest, en het sebijnt, dat het kwaad van jaar tot jaar erger geworden is." De tweede vraag zou deze zyn, of bet ministerie meent, dat Turkye niet handelend zou durven optreden? De Porte heeft tot dusver veel toegegeveo, maar zal zij daarom alles toegeven? Ten opzigte van Creta heeft Turkije zich nog krachtig en moedig er tegen verzet, dat het eiland onafhankelijk verklaard worden zou, en waarom zou het nu niet even vastberaden en wat meer handelend optreden? De derde vraag zou aldus luiden: Zal de eene of andere mogendheid met goed gevolg de Grieksche regering beschermen, zoolang zy voortgaat met werkelyk oorlog te voeren tegen Turkije? Wie zou het willen doen nu die regering zoo in het openbaar niet alleen het internationale regt, maar ook den vrede van Europa minacht? Rusland zou de eenige staat zijn; maar wat kan Busland uitrigten zonder schepen in de Middellandsche zee om tegen de Fransche en de Engelsche eskaders over te stellen? De Zwarte zee is neutraal, Sebastopol is een puinhoop, de monden van den Donau zijn niet meer in Buslands bezit. Die staat zou op de Prnth eenig vertoon kunnen maken, en troepen kannen zamentrekken aan de Moldavische grenzen, zonder die te mogen overtrekken. De Times komt tot de slotsom, dat Griekenland bescherming moet zoeken by de zeemogendheden, Frankrijk en Engeland, en indien deze van Griekenlands zaak vervreemd zijn, blijft dat Koningryk even hulpeloos, alsof de derde der beschermende mogendheden niet bestond. De Times meent dan ook ten slotte, dat de Westersche mogendheden alles moeten in het werk stellen om van Griekenland, door op het staken der vijandelijke handelingen aan te dringen, eene kastijding af te wenden, welke het zich op den hals heeft gehaald, door eene verkeerde vaderlandsliefde. De Engelsche regter heeft dezer dagen uitgemaakt, dat schulden in hotels, herbergen, bierhuizen, enz. niet geregtelyk kunnen worden ingevorderd. De wet erkent die schulden niet. Toen de Iersche spoortrein jl. Zaturdag nabij Mostyn (op den weg naar Holyhead) gekomen was en de trein van Holyhead

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1868 | | pagina 1