J1869. N°. 30.
Woensdag 10 Maart.
27 Jaargang.
i -i 3éét:
aangifte voor de zeemilitie.
BINNENLAND.
BUITENLAND^
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
KENNISGEVING.
fi<
1 =-l.U
«eJ
P«H
Mi
-Kot»
IIELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
*J if
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatdrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent, behalve 35 cent zegelregt.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
r 12.. Donderdag den li dezer vertrekt de Oost-
Indische mail over Harsellle.
I stol)
a IJ
71
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER noodigen bij
36 t deze uit, de Lotelingen van de ligting van dit jaar, die verlangen bij de Zee
stuk militie te dienen, om zich daartoe vóór den eersten April aanstaande ter
Secretarie dezer gemeente aan te melden, op een werkdag, tusschen des voor
middags van 9 tot 1 ure.
De Zeemilitiens ontvangen vier jaren na den dag hunner inlijving een bewijs
12(|j van ontslag uit de dienst, en worden, wanneer zij een behoorlijk paspoort hebben
13i ontvangen, in tijd van vrede, van de dienst bij de Schntterijen vrijgesteld.
G» De Zeemilitie wordt bestemd tot bemanning van de verdedigings-vaartuigen
ijs voor de biunenlandsche dienst en langs de kusten. Zij wordt niet naar de
Koloniën en Bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen gezonden, tenzij,
ingeval van zeer buitengewone omstandigheden, eene nadere wet daartoe mag-
lapti tiging verleent.
Aan hen, die verlangen na volbragten oefeningstijd in werkelijke dienst te
blijven ofte komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt zulks vergund.
Aan hen, die zich met verlof bevinden, wordt in gewone tijdeu vergunning
tot uitoefening van de Buitenlandsche Zeevaart en Visscherij verleend.
Aan Lotelingen die vóór hunne inlijving bij de Landmilitie, hun beroep van
:n ei de Baiteolandsche Zeevaart maakten, en zich voor de Zeemilitie hebben aange-
ly i boden doch daarbij niet hebben kunnen worden aangenomen, wordt, wanneer zij
tij di zich met verlof bevinden, mede in gewone tijden vergunning tot uitoefening
van de Buitenlandsche Zeevaart verleend.
Rooi In gewone tijden kunnen de manschappen der Zeemilitie vergunning bekomen
tot het aangaan van een huwelijk, wanneer zij hun derde dienstjaar
(D.J. hebben volbragt.
3. J, Voor Lotelingen die hun beroep van de Buitenlandsche Zeevaart maken, is
(D.j, het alzoo van belang dat zij zich op den boven bepaalden tijd voor de Zeemilitie
igge, aanmelden, omdat zij anders bij de Militie te land ingelijfd worden en gedurende
geb, hun diensttijd geene vergunning verkrijgen om hun beroep nit te oefenen,
gei Burgemeester en Wethouders voornoemd,
(Z,), Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 2 Maart 1869. L. VERHEY, Secretaris.
(D.|.|
HELDER en NIEUWEDIEP, 9 Maart.
Nu het Turksch-Grieksche geschil gelukkig aan zij is, beleven
wij een vrij rustigen tijd, altijd wanneer men onder rust verstaat
dat het zwaard niet door de bewoners van verschillende landen of
van een zelfden staat getrokken wordt. Krijg bestaat er altijd;
want de partyen in een land woelen altijd tegen elkander. Élk
gelooft de waarheid te bezitten en zoo men elkander dan al niet
met den degen bestrijdt, doorboort men elkander met woorden als
pijlen. De vergaderzalen der Spaansche Cortes, waar meo nieuwe
grondslagen zal leggen voor het staatsgebouw; het Britsche parle
ment, waar men dit gebouw wil veranderen; de Noord-Duitsche
Bondsraad, waar men weerbarstige leden ziet worstelen tegen een
overmagtigen premier; zij zijn zoovele bewijzen dat er nog krijg
bestaat en dat het zwaard hetwelk den naam draagt van het woord,
een wapen is, niet minder geducht en vaak meer snijdend dan de
degen. Zulk een strijd zal echter eenmaal zegenrijke gevolgen
opleveren. Door hem zal de wereld tot licht en waarheid geraken;
terwijl de oorlog niets zal doen, dan velen in de duisternis des
grafs te doen zinken, die ellendige werktuigen in de band van een
heerschzuohtige niet wisten waarvoor zij tegen hunne natuurgenooten
het zwaard ontblootten.
,Sj Met genoegen woonden we gisteren avond het concert bij van
p, het Stafmuziekkorps der Kon. Ned. Marine, onder directie van den
kapelmeester L. W. Weckesser, en met welwillende medewerking
11 van eenige heeren artisten. Het ensemble werkte goed en de soli
werden zeer verdienstelijk uitgevoerd, daarom betreurden we het
des te meer, dat de opkomst zoo gering was.
Van goederhand vernemen wij, dat dr. J. A. Lamping, pred.
bij de Herv. gemeente alhier, met 1 April a. s. het predikambt
1( nederleggen en de betrekking aanvaarden zal van mederedacteur der
r. Nieuwe Rotterdammer Courant.
Wij hebben vóór ons liggen het reglement voor de internationale
tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf
van den handwerksman, te houden te Utrecht van de eerste helft
vau Augustus tot 30 September 1869. In dat reglement vinden
wij opgenomen een aantal bepalingen, strekkende tot regeling dezer
tentoonstelling, die eene prijzenswaardige poging raag worden genoemd
om de welvaart van den ambachtsstand te vermeerderen. Door
j de Provinciale commissie voor Noordholland is de behartiging der
belangen van deze tentoonstelling in de plaats onzer inwoning op-
gedragen aan eene commissie, bestaande uit de heeren: C. J. van
Spall, president, G. Scholten, secretaris en H. J. Janzen Sz.
penningmeester
Zr. Ms. transportschip met stoomvermogen de Leeuwarden,
comm. de Rnyter de Wildt, is, naar men verneemt, half Febr. jl.
van Batavia vertrokken met bestemming naar Nederland, met een
transport officieren en manschappen, die repatriëren.
Zr. Ms. stoomschip de Amstel, den 9 Febr. jl. te Porto-
Grande (St. Vincent) aangekomen, heeft den llden daaraanvolgende
de reis naar de Kust van Guinea voortgezet.
Jl. Zondag morgen is bet koopvaardijschip Prinses Amalia,
hupt. van Bentveld, van Brouwershaven naar Oost-Indië vertrokken.
Met dit vaartuig vertrekt een detachement schepelingen der marine,
onder bevel van den luit. ter zee 1ste kl. jhr. E. P. E. de Stuers,
bestaande uit 23 officieren en 151 onderofficieren en mindere
schepelingen.
Tot ridder der orde van den Nederlandsehen Leeuw is benoemd
de heer H. H. Evers, predikant bij de Herv. gemeente te Enschede.
Bij Kon. besluit van 18 Febr. 11. is bepaald de hoegrootheid
van het contingent, dat iedere provincie moet leveren in de ligting
der nationale militie van 1869. De miliciens zullen verdeeld worden
als volgt: bij de infanterie: reg. gren. en jagers 750; 1ste reg.
inf. 960 2de 950; 3de 1000; éde 1020; 5de 1020; 6de 1020;
7de 1000; 8ste 1000; kavallerie: bjj ieder der regimenten huzaren 94
artillerie: reg. veld—artillerie 560; 1ste reg. vesting-artillerie 380;
2de 350; 3de 400; reg. rijdende artillerie 64, pontonniers 50;
bataillon mineurs en sapeurs 100;
De voor de zeemilitie te bestemmen lotelingen zullen voortaan
in mindering moeten gerekend worden van het aantal manschappen,
aan de gewone regimenten Infanterie toe te wijzen, in evenredigheid
van het bij elk regiment in te lijven getal.
Bij de kavallerie mogen geen milicien-plaatsvervangers, boven de
25 jaren oud, worden ingedeeld, tenzij dezen bij het wapen ge
diend hebben.
Bij de regementen vesting-artillerie zullen zooveel mogelijk miliciens
behooren te worden ingelijfd, herkomstig uit de gemeenten, waar de
schutterij geheel of gedeeltelijk voor de dienst der vesting-artillerie
is bestemd.
In dit jaar zullen bij de drie regementen Vesting-Artillerie,
het korps Pontonniers en het bataillon Mineurs en Sappeurs geen
plaatsvervangers worden ingedeeld, terwijl voortaan aan het 7de reg.
Infanterie, op gelijken voet als de overige Infanterie-korpsen, plaats
vervangers kunnen worden toegewezen.
Zoo wel in het belang der miliciens zeiven als bij besparing van
kosten bij hunne opkomst en vertrek met verlof, zoo mede tot
bevordering van spoedige opkomst onder de wapenen, is als beginsel
aangenomen de militie zoo mogelijk te localiseren. Mitsdien zullen
de miliciens, voor zoover dit geschieden kan, behooren te worden
ingelyfd bij de korpsen of onderdeeleo daarvan, garnizoen houdende
in het gewest, waaruit de manschappen herkomstig zijn.
Bij het leger hier te lande telde men op 1 Jan. 11. 9 comman
deurs en 107 ridders der orde van den Nederl. Leeuw.
De minister van Binnenl. Zaken heeft bepaald, dat met den
1 Mei e. k. het dagelijksch toezigt op den Noordhollandschen
Staatsspoorweg en den spoorweg HaarlemUitgeest wordt opge
dragen aan den spoorwegopzigter D. VV. Eeltjes, ter standplaats
Alkmaar en op de spoorwegen Moerdijk—Eindhoven, Boxtel
's Hertogenbosch en van Tilburg naar de Belgische grenzen, in de
rigting van Turnhout, aan den spoorwegopzigter B. Sleyster, ter
standplaats Breda; terwijl zij met dien dag ontheven worden van
het toezigt, hun vroeger opgedragen.
Men meldt aan het TJtrechtsch Dagblad uit 's Hage:
„Weldra kan men de wederindiening van de schutterij-wet ver
wachten. Het nieuwe ontwerp is bijna gelijk aan het ontwerp van
Heemskerk, hetwelk voor een paar jaar door de Tweede Kamer werd
aangenomen en door de Eerste Kamer werd verworpen. Men waeht van
de zjjde der Eerste Kamer thans minder oppositie, dewijl nu in
Limburg en onderscheidene kleinere gemeenten de schutterij reeds
is ingevoerd. Het vermeerderd aantal dienstoefeningen zal das weder
op 40 per jaar voor de ongeoefenden worden voorgesteld, evenzeer
ais de verpligte theorie, de voordragt der officieren speciaal van den
kommandant uitgaande, enz."
Men schrijft uit 's Hage, dat aldaar een gezantschap van de
Kust van Guinea is aangekomen, bestaande uit den kapitein Meijer,
militair commandant van het fort Elmina en den inlander Emizang,
om met den minister van Koloniën de belangen der kolonie te
bespreken.
Bedankt voor het beroep naar Utrecht door ds. E. F. H. Wolff,
pred. te Valburg; voor dat naar Apeldoorn, door ds. van Konkel,
te Zntphen.
In antwoord op de uitnoodiging des Pausen aan de Protes
tanten om het aanstaande oecumenisch concilie bij te wonen, heeft
prof. Hofstede de Groot en eenige predikanten naar Rome een brief
gezonden, waarin zymet opgaaf der redenen waarom, voor de eer
dier uitnoodiging bedanken.
Bij de redactie van de Tijd is reeds als bijdragen, ter viering
van het gouden jubelfeest van Z. H. Paus Pius IX, ontvangen eene
som van 10,467.40.
Bijbelsche Jutceelen" is de titel van een werk van dr. Richard
Newton, uit het Engelseh in onze taal overgebragt en door den
boekhandelaar A. Akkeringa dezer dagen in het licht gezonden.
Door een kenrigen stijl en door eene levendige afwisseling, beveelt
zich dit werkje voorzeker aan bij Protestantsche Christenen, die
echt godsdienstige lectuur verlangen.
Wij hebben de eerste aflevering met veel genoegen gelezen en
meenen wel te doen met belangstellenden te wijzen op dit werkje,
dat een goede plaats bekleet te midden der vele godsdienstige
werken aan onze Britsche naburen ontleend.
Dezer dagen is bij den boekhandelaar Zwaardemaker te Deventer
uitgekomen eene brochure „over opvoeding en emancipatie der vrouw,
door A. J. Vitringa." De schrijver van dit vlugschrift, gedrukt
op verzoek van het bestuur des departements Deventer, der maat
schappij Tof Nut van 't Algemeen, wil, dat het meisje ontwikkeld
zal worden tot vronw in den edelsten zin des woords, om door
verstands-ontwikkeling, veredeld gevoel en reine liefde werkelijk
opvoedster en leidsvrouw des menschdoms te kannen worden, onder
het besef, dat hare bestemming en haar geluk liggen in den huiselijken
kring. Het doel is te bereiken, door een middelbaar onderwijs ook
voor de vronw in het leven te roepen. Het zou op den weg der
maatschappij Tot Nut van 't Algemeen liggen om, na te hebben
getoond wat zij op het gebied van onderwijs kan tot stand brengen,
ook in dezen weder van haren invloed te doen blijken.
Jl. Zaturdag ochtend zjjn te Haarlem twee schippers uit
Rijnsburg ongelukkig omgekomen. Zij lagen met eene schuit in de
Nieuwegracht, ten einde mest te laden en waren den vorigen avond
in het achteronder gaan slapen, terwijl de mest 's nachts door
anderen werd aangebragt; in den morgenstond meende men hen te
wekken, maar zij waren gestikt. Bij het openen van het luik sloeg
de damp er uit en men ontdekte, dat zy vuur in een komfoor
hadden gehad, dat zich aan hunne dekking en kleeding had mede
gedeeld. De lyken zijn naar het gasthuis overgebragt. Naar men
verzekert, was een der ongelukkigen gehuwd en vader van drie kinderen.
Jl. Vrydag avond heeft de hoogleeraar M. de Vries in de
maandelyksche vergadering van de Maat. der Ned. Letterkunde te
's Hage eene voordragt gehouden over de spelling van den naam
Leiden. De slotsom daarvan was dat de schrijfwijze Leijden is eene
ongerijmdheid, dat het schrijven van Leyden door niets geregtvaardigd
wordt, zoodat dan ook evenzeer Siegenbeek als de bewerkers van
het Woordenboek Leiden geschreven hebben. De ei is de oudste en
oorspronkelijkste spelling; zij kwam reeds in eene oirkonde van
1083 voor en stemt geheel overeen met de naamsafleiding, daar
Leiden afkomstig is van het oude Leitha. (Dagblad.)
De gezondheids-commissie te Breda heeft een onderzoek ingesteld
naar de zoogenaamde kunstbloem, waarvan mousters aan eenige
bakkers waren toegezonden. Uit dat scheikundig onderzoek is gebleken,
dat die kunstbloem eenvoudig bestaat uit fijngemalen gips, zoodat
dit poeder schadelijk kan werken op de gezondheid der verbruikers.
De gebroeders van Rjjn, te Groningen, hebben dezer dagen
van den veehouder H. Bosman, te Adorp, een os gekocht voor den
hoogen prijs van 710. Dit dier zal binnen kort aldaar en elders
ter bezigtiging gesteld worden.
Ten bewjjze dat het getal kandidaten bij de Ned. Herv. kerk
niet groot is, wordt medegedeeld, dat voor de tweede maal kandi
daten voor de vacerende predikants-betrekking te Haulerwijk zjjn
opgeroepen en er zich slechts één heeft aangemeld, namelijk de heer
H. van Allen, voor 10 jaar hulpprediker aldaar en sedert dien tjjd
ingezeten van dat dorp.
Gelijk België het pleizier had in het displeizier te deelen van
Frankryk, (zoo lezen wjj in een ingezonden artikel, voorkomende in
de Arnh. Crtzoo hebben de Nederlanders de eer den Pruissen te
mishagen. Wie het niet weet, raadt in geen tien keer, wat er gaande is.
Weina, de Pruissen vinden, dat wy zoo oorlogzuchtig beginnen
te worden. En waaruit wordt onze strijdlust afgeleid? Uit de
groote drukte welke tegenwoordig de scherpschutters maken. De
Kroonprins zit in hunne vergaderingen voor, drinkt op het kameraad
schappelijk welzijn der scherpschutters en van hun bond, bereidt de
voorloopigheden voor den wedstryd in Augustus te houden, de
Koning ontvangt en riddert sommige hoofden van die scherpschuttery,
ergo, zegt Pruissen, er is iets gaande.
Dat hebben we nu al van die heldhaftigheid. Als wij het te
zeggen hadden, 'zou een scherpschutter naar Berlijn moeten worden
afgezonden, om de regering te vertellen, dat in Nederland niemand
er aan denkt, om iets vyandigs, tegen wien ook, te ondernemen
hij zon voor Bismarck op de knieën moeten vallen en zeggen
„Och, genadige heer, geen haar op ons hoofd denkt aan vechten
wij hébben dat scherpschntteren opgevat als een aristocratisch amuse
ment, evenzoo ongeveer als onze plattelandsjongens comedietje
spelendaarom, denk er maar geen kwaad uit." Wat, die heeren
scherpschutters zouden het Nederlandsche volk vertegenwoordigen?
Daartoe zien ze er veel te fijntjes, te gelikt en te gehandsehoend
nit, om te mogen herinneren aan „volksweerbaarheid." Te Heiligerlee
verschilde het weinig, of de heeren van de scherpschuttery waren
handgemeen geworden met het volk, „volksweerbaarheid 1" Neen,
als dat soldaatje-spelen Pruissen ontrust, dan hebben we medelijden
met den angst der buren; strjjd? de eenige volksstrjjd, dien wy
in 't verschiet zien, is de verkiezingsstrijd, en aan dien kamp zullen
de scherpschutters wel deelnemen. Hm!
Ook de instelling van het kruis voor militaire verdiensten dezer
dagen maakte Pruissen onrustig; maar te regt merkt de Nieuwe
Groninger op, dat de omstandigheid, dat dit krnis van Berlynsch
zilver zal wezen, reeds een genoegzaraen waarborg voor alle Pruissen
moet opleveren, dat althans deze instelling volstrekt niets vyandigs
tegen onzen oostelijken nabuur aan den dag legt.
Wel neen! wy Nederlanders zyn niet strijdlustig en zoeken geen
vijanden. Als wij vijanden hebben, zoo bezitten wij die binnen Z. M.
gebied-zelf; vijanden van volksvooruitgang, vijanden van verlichting.
Het te Gent verschijnend dagblad le Bien Public bespreekt
ook de Nederlandsche wet op de begraafplaatsen en zegt
„Wel verre van zich in hare beschikkingen door eene lage vijandig
heid jegens eene bepaalde geloofsbelijdenis en inzonderheid jegens de
Katholieke te laten leiden, heeft het Haagsche ministerie met betrek
king tot die wet vóóraf het gevoelen gevraagd van de hoofden van
elke eeredienst en met name ook dat der bisschoppen. De regering
van Willem III, Protestantsch Vorst, is derhalve oneindig beter
gezind jegens de Katholieken, dan die van den Katholieken Vorst
Leopold II.
De keizerlijke Fransche Prins komt tegenwoordig veel onder
de menschen. Bijna alle schoone dagen lokken hem naar het bosch.
Z. H. is tevens een liefhebber van vólocipèdes, maar hij neemt deze
nitspanning in zyn eigen tuin en hindert dus niemand. De publieke
vélocipèdist is evenwel ieder tot last. Hjj rjjdt elk voor de voeten.
Het veelvuldig gebruik, de last en de ongevallen daardoor ver
oorzaakt, hebben in de hoofdstad eene poiitie-ordonnaotie nood
zakelijk gemaakt, dat gebruik op den openbaren weg regelende, en
voorschrijvende welke rigting zy aldaar behooren te volgen.
Volgens den Moniteur Universel, heeft pater Hyacinthe, op
het oogenblik toen het ljjk van Lamartine de villa in het Parijsche
Bois de Bonlogne zon verlaten, eene korte toespraak en een gebed
uitgesproken. „Terwijl men buiten Frankryk," zeide hjj o. a.,
„den grooten dichter, den grooten redenaar en den grooten burger
betreurt, herdenken wy hier enkel den grooten Christen. Ja, den
Christen; want dit is hjj gebleven onder al zyne menschelyke zwak
heden en te midden van al de bedwelmingen van het genie. Ja,
den Christen, want steeds bleef hy de zoon zijner moeder, aan wier
schoot en aan wier „heilige moedermelk" hij nog meer dan aan zjjn
eigen genie, die onnavolgbare toonen ontleent heeft, waarin hjj de
ziel en God bezong. Volgen wy hem in onze verbeelding naar de
vierschaar des Regters en tevens naar den Vader der barmhartigheid
en laat ons gezamenlijk dien doodpsalm uitspreken, welke even vol
is van geloof en berusting, als van liefde en hoop: De pro
fundus," enz.
Men is bezig om tnsschen Engeland en Amerika de briefport
tot op een stuiver te reduceren. De Amerikaansche regering beeft
aan den heer Reverdy Johnson den last gegeven dit voorstel in
bescherming te nemen, zoo dat op het einde van dit jaar waar-
schjjnljjk de zoo lage briefport tusschen de oude en nieuwe wereld
een feit zal zjjn.