daar zijn de Engelschen in den aanvang echter niet altijd
zoo hijzonder meê ingenomen. Dit blijkt o. a. ook uit het
verzet, dat in den laatsten tijd daar te lande wordt opgewekt
hij hen, die weinig ingenomen of bevoordeeld zijn door de
liberale koloniale staatkunde, door het tegenwoordige minis
terie gevolgd. Men beschuldigt daar het bewind, dat het,
door de koloniën meer door zich zeiven te laten besturen,
de deur openstelt voor eene aanstaande afbreking dei-
betrekkingen tusschen moederland en volkplantingen. Men
wil te Londen eerlang eene bijeenkomst houden, met
medewerking van afgevaardigden uit de verschillende
overzeesclie bezittingen, ten einde plannen te beramen om
dien niet wenschelijken afloop door ter dienste staande
middelen te verhoeden.
Als die bezorgde Engelsche heeren een stel goede maat
regelen wenschen te bekomen, dan zouden we hun den
raad geven zich om advies tot den Sultan van Turkije te
wenden. Een besluit, dezer dagen door den grooten heer
genomen, getuigt van zijne zorg voor de bescherming des
lands, opdat anderen het niet zullen inpakken. Van iederen
vreemdeling, die voortaan op Turksch grondgebied den
voet zal zetten, wordt gevorderd dat hij in het bezit zij
van een reispas, afgegeven door een Turksch consul en
dat hij een entree betaalt van 12 frs. Die maatregel is
uitmuntend! In andere landen klaagt men wel eens, dat
een vreemdeling er zoo ligt «het rijk in» heeft, maar daar
voor zal de Sultan in zijne staten wel oppassen. De ge
schiedenis verhaalt, dat het oude Griekenland zijne beschaving
en zijn bloei aan de overkomst van kundige vreemdelingen
te danken had, de Porte stelt een inkomend regt op die
lastige vreemdelingen. Het zal een heele drukte geven ingeval
eens te eeniger tijd de Russische Keizer, ter uitvoering
van den uitersten wil van Peter den Groote, met een leger
van een honderd duizend man of wat op Turkije afkomt,
om dat rijk te veroveren. Dan zal de bevelhebber van
dat leger heel wat francs te voldoen hebben eer er een Rus
den voet zet op den Turkschen grond! Deze som zou
nog al groot zijn en de Sultan is door zijne wijze
bepaling onzes inziens nu volkomen gedekt tegen eiken
vijandelijken aanval. In Frankrijk zijn tot nogtoe de
ambtenaren gedekt tegen elke geregtelijke vervolging; zulks
is bepaald in art. 75 eener wet van het jaar VIII. Thans
denkt men echter ernstig er over om die bepaling zoo
spoedig mogelijk in te trekken, en nu de val van die
bepaling zoo goed als zeker is, steken spotvogels daar nog
bovendien den draak meê. Ze vertellen, dat eens een
dronken diender in Frankrijk in Adamseostuum en slechts
met den sabel omgord, langs de straten liep. Er werd een
klagt ingediend bij den maire, die hierop antwoordde:
«Het is niet waar, dat de agent naakt rondloopt; hij is
door art. 75 gedekt!»
Het laatste berigt omtrent de verhouding tusschen Turkije
on Egypte, gedateerd van 28 dezer, is van den volgenden inhoud:
Het antwoord van den Onderkoning van Egypte is vol
doende, wat den vorm aangaat; de grootvizier heeft echter
het voornemen om eene nieuwe dépêche te zenden, betref
fende de toekomstige houding van Egypte. De sterkte der
land- en zeemagt zal binnen de grenzen van den firman
van 1841 moeten blijven; elk vierendeeljaars zal aan de
Porte het budjet ter goedkeuring moeten worden aange
boden het regt om nieuwe belastingen te heffen en om directe
betrekkingen met buitenlandsche regeringen te onderhouden,
zal aan den Onderkoning ontzegd worden.
Voor de Hervormde gemeente ter dezer plaatse was het
jl. Zondag een gewigtige dag. Hare van Aartswoud beroepene
leeraar J. II. Kremer werd in de voormiddag-godsdienst
oefening in de Nieuwe Kerk tot haar ingeleid door den
den oudsten predikant der gemeente, ds. L. V. Ledeboer Az.
In zijne rede, naar aanleiding van Mattheus X 275:
u Hetgeen gij hoort in het oor, predikt dat op de daken,"
schetste de leeraar hetgeen de gemeente van haren nieuwen
voorganger kan en mag verwachten en wel dit, dat hij
voor allen alles trachtte te zijn, niet om zich te schikken
naar de denkbeelden en begrippen der menschen, maar om
uit te spreken wat in hem waarheid is geworden. De
zegenbede door den ouden leeraar over zijnen nieuwen
ambtgenoot uitgespi-oken, werd gevolgd door het gezang
der gemeente: Ëv. Gez. XCI 3.
Des avonds aanvaardde ds. Kremer zijn dienstwerk in
de Westerkerk, sprekende over Mattheus VII 16a:
uAan hunne vruchten zult gij ze kennen." Bij den aanvang
van zijnen arbeid ter dezer plaatse, stelde de spreker
op den voorgrond, dat het geloof zich in het leven moot
openbaren en dat deze verhevene grondstelling des Christen-
doms de toetssteen moet zijn voor leeraar en gemeente.
Deze rede werd besloten met toespraken tot- den bevestiger,
de verdere aanwezige predikanten, de kerkvoogden, den
kerkeraad en tot de gemeente.
Beide deze godsdienstoefeningen werden door een groot
aantal belangstellenden bijgewoond.
Regt aangenaam bragten de leden der Zangvereeniging
z/Cecilia» met hunne dames jl. Zondag den avond in Tivoli
door. In de fraai verlichte zaal, gaf die vereeniging, onder
directie van den heer II. A. Egbers, eene groote vergadering,
die, zoowel door de flinke uitvoering der welgekozen
zangstukken, als door het bal, dat de bijeenkomst besloot,
aan de aanwezigen groot genoegen verschafte. Toen het
laatste nummer van het programma: //Koor uit La Muette
de Portici,» op zeer verdienstelijke wijze was gezongen en
de luide bijvalsbetuigingen van het auditorium eene her
haling van dit nomuier eischte, werd, in plaats daarvan,
het programma met nog een nommer verrijkt, dat tot aller
genoegen werd uitgevoerd.
Naar men verneemt zal hier eerstdaags aankomen
de heer B. de Rosen, Conseiller d'Ëtat actuel de S. M.
1'Empercur de Russie, ter bezigtiging van het Marine
etablissement alhier.
De kapt. der vesting-artillerie F. K. H. M. v. Vugt,
in garnizoen te's Hertogenbosch, vroeger alhier, is benoemd
tot officier der orde van de Eikenkroon,
Tot ridders der orde van den Nederl. Leeuw zijn
benoemd de heer W. J. Verkuyl, directeur der directe
belastingen, in- en uitgaande regten en accijnsen te
Groningen, en de heer A. E. Reuther, kapt. bij het 2de
regiment vesting-artillerie.
Z. M. heeft goedgevonden den heer J. H. Padtberg,
ref. op wachtgeld bij het departement van Marine, met
1 October a. s. te benoemen tot intend. der quarantaine
plaats op de Tien Gemeten.
Den 17 Ju lij is de nieuw benoemde commandant
van het Indische leger, de luit.-generaal en oud-lid van
den Raad van Nederl. Indië, W. Kroesen, te Batavia
aangekomen en met de gebruikelijke eerbewijzen ontvangen.
De lord-mayor van Londen, dezer dagen in de
residentie aangekomen, is jl. Zaturdag door Z. M. ten
gehoore ontvangen.
Het //Politieblad» behelst eene opgave van zestien
gouden en zilveren cvlinder-, anker- en repetitie-horlogies,
die bij gelegenheid der scherpschuttersfeesten, in de gemeente
Utrecht door middel van zakkenrollerij zijn ontvreemd.
Het vroeger reeds geopperde plan tot aanleg eener
spoorweglijn llarlingenBolswardSneekHeeren veen, is
in de jongste dagen weder ernstig ter sprake gebragt. Deze
weg zou, kwam hij tot stand, de kortste verbinding daar-
stellen tusschen Midden-Duitschland en de haven van
llarlingen. Als de Nederlanders, die zoo graag bijdra
gen om spoorwegen te doen aanleggen in verafgelegen
streken (bv. in Rusland en Noord-Amerika) spoorwegen
die ze nooit te zien krijgen nu maar evenzeer bereid
zijn om hunne gelden voor eene inheemsche onderneming
beschikbaar te stellen. Van eene buitenlandsche spoorweg-
lijn gelooven ze alles goeds waarom niet van eene
inlandsche, die zonder twijfel wel zal opnemen?
Men schrijft ons van Terschelling, dd. 27 Augustus:
z/Zooals wclligt niet algemeen bekend is, behoort het
zoogenaamde goudschip //the Lutine» in eigendom aan het
Nederlandsche gouvernement en heeft dit in vroegere jaren
aan den heer Ëschauzier concessie verleend, om tegen 50
procent goederen uit het gezonken vaartuig te bergen.
De overige 50 procent is, als eene bijzondere gunst, aan
de Engelsche assurantie-maatschappij, genaamd Lloyds, bij
welke //the Lutine» geassureerd was, afgestaan.
Of uit deze handeling van ons gouvernement, voor Lloyds
nu een regt is geboren geworden, kan ik, als geen jurist
zijnde, moeijelijk beoordeelen, Lloyds schijnt zulks te
meenen.
In de vorige week toch werden hier door genoemde
maatschappij een paar boeijen (kleine wraktonnen) gezonden,
waarop geschilderd stond //Eigendom Lutine,» welke boeijen
heden middag op bedoeld wrak zijn gelegd.
Of de tegenwoordige concessionnarisscn zich deze, onzes
inziens vrij aanmatigende handelwijze zullen laten aanleunen,
meen ik op goede gronden te mogen betwijfelen.»
«Dat de Noordzee-eilanden, ook uit een wetenschappelijk
oogpunt beschouwd, niet onbelangrijk zijn, blijkt uit de
omstandigheid, dat zich op het oogenblik, voor de derde
maal in dit jaar, een natuurvorscher alhier bevindt,
met het doel om den rijken plantenschat dier eilanden te
bestuderen.
Zoo ik verneem, komen, inzonderheid op Terschelling,
enkele planten voor, die elders in Nederland, men wil zelfs
in Europa, te vergeefs gezocht worden.»
Gisteren is in de gemeente Barsingerhorn een ver
gelijkend examen gehouden voor de vervulling der betrekking
van hoofdonderwijzer aan de openbare school te Kolhorn,
tot die gemeente behoorende.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam
heeft zich tot den minister van Financiën gewend met het
verzoek, zijne ondersteuning en medewerking te verleenen
aan het pian voor eene regtstreeksche stoomvaart tusschen
Nederland en Java. De Kamer heeft daarbij als haar
gevoelen te kennen gegeven, dat zulk eene stoomvaart,
zoowel in het belang van den handel als in het algemeen
belang des lands, bij de openstelling van het Suez-kanaal
onontbeerlijk is.
II. M. de Koningin heeft jl. Vrijdag weder de werken
van het Noordzee-kanaal nabij Velsen met een bezoek ver
eerd. Onder geleide van Jhr. W. Boreel en den heer
Freeman, heeft II. M. per stoomboot een togtje naar
Schellingwoude gedaan en is vervolgens naar 's Gravenhage
teruggekeerd.
Jl. Vrijdag werd te Velsen eene vereeniging gevormd
tot bevordering der weerbaarheid, in eene vergadering in het
hotel //Apeldoorn,» bijeengeroepen door de hh. A. A.
van de Velde, A. van Tuyl van Serooskerken, H. C.
den Haan en L. Zegers Veeckens Jr., welke later tot
bestuurders werden gekozen, met den heer Muysken, oud
kapitein der artillerie, tot president. Als bewijs van inge
nomenheid met deze zaak mag wel gelden, dat zich al spoedig
70 personen als lid verbonden.
Men meldt uit 's Hage, dat de aanstaande gemaal
van II. K. II. Prinses Maria, dochter van Prins en Prinses
Frederik der Nederlanden is Prins Wilhelm Adolph Maximi-
liaan Karei von Wied, die dezer dagen zijn 25ste jaar is
ingetreden, en luitenant is bij het éde regiment grenadiers
der Pruissische garde, garnizoen houdende te Coblenz. De
vader van Z. D. H. den Prins Willem von Wied (Prins
Hermann) is in Maart 1864 overleden; hij volgde dezen
op, onder de voogdij van zijne moeder, Prinses Maria,
dochter van wijlen den hertog Willem van Nassau, zoodat
de beide hooge geslachten verwant zijn; zoo men weet
behoorden de Prinsen van Wied tot de vorsten des voor-
maligen Duitschen Rijks, die, volgens besluit der Duitsclie
Bondsvergadering, het regt hebben op den titel van Door
luchtige Hoogheid.
De vrouw van een spekslager te 's Hage, bevond
zich dezer dagen met haar kroost aan het Rooinhuis, Op
eens bemerkte zij, dat een van haar kinderen ontbrak, en
werd te gelijk eenige beweging in een met kroos bedekten
sloot gewaar. Ofschoon zij in zwangeren toestand verkeer
de, bedacht zij zich geen oogenblik om zich te water te
begeven, en mogt zij het geluk smaken om haar kind nog
te redden. Ongelukkig moest zij haar moedige daad met
een ontijdige bevalling bekoopen en bevindt zich thans niet
buiten levensgevaar.
Op den 17 dezer is te Piershil door A. Langestraat
per post afgezonden; een brief, aan het adres van A. Be-
rendsen, te Anna-Paulowna-Polder,» inhoudende: 1 munt
biljet No. 265, groot ƒ50; 1 dito No. 609, groot ƒ10; 1
dito No. 301, groot ƒ10; 1 dito No. 128, groot 10; welke
brief bij den geadresseerde niet is ontvangen. De officier van
«Justitie te Alkmaar verzoekt opsporing, aanhouding en berigt.
In het //Zeister Weekb.» vinden wij deze advertentie
,/Mijn zeer getrouwe Hector verloor ik heden door den dood.
Zeist, 24 Augustus 1869. J. W. Evei'sz.»
Op het gemeentehuis van Lonneker zou een huwelijk
worden voltrokken, bij welke gelegenheid de bruid, die
nog geen dertig jaren oud is, iemand als het ware van de
straat had opgenomen om bij de op handen zijnde plegtig-
heid als haar vader op te treden. In de verwachting van
een paar borreltjes als belooning te zullen ontvangen, trad
de voorgewende vader te voorschijn en, hoewel slechts 31
jaren oud, gaf hij op 58 jaren en vader van de bruid te
zijn. Die opgave verwekte achterdocht en bij het eerste
onderzoek bleek het bedrog. Het huwelijk werd dan ook
niet voltrokken.
De //Prov. Groninger Courant» meldt, dat de voor
malige hoofdonderwijzer van St. Nicolaasga, die uit geld
gebrek zich heeft schuldig gemaakt aan een valsclie naam-
teekening en deswege door het hof van Friesland tot een
jaar cellulaire gevangenisstraf werd veroordeeld, op verzoek
van den geneesheer uit de gevangenis is ontslagen, omdat
hij lijdende is aan een vreeselijken kanker aan de tong,
die hem binnen korten tijd ten grave zal slepen. De
ongelukkige is bereids weder bij zijne brave vrouw en
zeven kinderen aangekomen, ten einde in zijn eigen woning
te sterven. De beklagenswaardige, die nog altijd door
zijne dorpsgenooten hoog geacht wordt, had eene drukke
school en genoot daarvoor 500, zegge vijfhonderd gulden,
als jaarlijksch tractement.
In het begin der vorige week heeft te Minnertsga
een ruim 5jarig knaapje, ten gevolge van een noodlottigen
val, het leven verloren. Hij was zijn moeder, die eenig
werk op den zolder verrigtte, gevolgd, en viel eindelijk
al spelende door het valluik. Het arme knaapje kwam met
het hoofd zoodanig op den steenen vloer teregt, dat het
denzelfden nacht reeds aan de gevolgen is overleden.
In zekere Christ. Afgescheidene kerk in ons land,
werd dezer dagen het woord gevoerd door een proponent,
een afgevallen Israëliet. Hij behandelde o. a. het onbe
twistbare der vleeschelijke opstanding en zeide hierover het
volgende//Mijne vriendenziet, een schip met landver
huizers steekt in zee, om de nieuwe wereld op te zoeken.
Men wordt onderweg echter door een lievigen storm over
vallen en het schip vergaat met man en muis. De menschen
worden verslonden door kleine visschen, deze weder door
grootere, nog eens grootere, nog eens, nog eens en nog
eens grootere, terwijl deze laatste door nog grootere zee
monsters worden verslonden. Deze monsters worden door
menschen gevangen en tot traan gekookt; die traan wordt
de gelieele wereld door verzonden en, zie mijne vrienden,
toch is God zóó magtig, dat hij uit die traan de onder
scheidene stofjes der verongelukten weder bijeen weet te
verzamelen, om daaruit te zijner tijd de vorige personen
weder te formeeren.» (Pr. Gron. Ct.)
De buitenlandsche bladen melden, dat bij Dr. Peter
man, te Gotha, een telegram uit Tripoli is ontvangen, ge-
dagteekend van 18 Augustus, waarin, helaas! bevestigd
wordt, dat de onverschrokken Nederlandsche reizigster,
freule Alexandrine Tinne, nog geen 30 jaren oud, in de
woestijn tusschen Moursouk en Gliat is vermoord geworden.
In de economische nalezingen van het tijdschrift
//de Economist,» onder redactie van mr. de Bruijn Kops,
1869, komt. op blz. 225 eene belangrijke aanteekening voor
wegens de onmeêdoogende wijze, waarop de veehouders hunne
beesten meestal aan den felsten zonneschijn bloot stellen.
Als eenvoudig en niet zeer kostbaar middel tegen deze
wreede mishandeling wordt daar voorgesteld, het plaatsen,
hetzij van eenige hoornen, hetzij van eenig afdak. Wanneer
daarbij geregeld aarde tot strooijing en vermenging van
den mest wordt aangebragt, wordt de veehouder tevens met
eene mestvaalt bevoordeeld.
Heeft men tot dusverre alleen uit de algemeen bekende
talen in het Nederduitsch overgezet, men gaat thans reeds
verder, en ook het Turksch krijgt zijn beurt. De boek-
verkooper Jan Leendertz kondigt eene vertaling aan uit
het dagboek van den Sultan, naar het Turksche handschrift.
Als dat zoo door gaat, zal het voor eene goede opvoeding
eerlang kunnen noodig worden dat men op de hoogere burger
scholen ook Turksch leert, ten einde menschen te vinden,
die deze taal gemakkelijk overzetten; en mogelijk in de
fashionable wereld in het Turksch te kunnen converseren.
Voor België houdt men den roggeoogst als middel
matig en den tarweoogst als goed. Over de planten te
velde, zooals biet, haver, hop en aardappelen is men steeds
tamelijk voldaan.
De berigten, welke ons uit Frankrijk toekomen, ver
schillen weinig van die uit België: de berigten omtrent
den korenoogst zijn niet volledig genoeg en al te tegenstrijdig
om de uitkomst er van te kunnen opgeven. In het zuiden
zijn de klagten talrijk, zoowel van de hoeveelheid als van
de hoedanigheid; van de andere gedeelten des lands, uit
gezonderd eenige plaatsen, zijn de inlichtingen voldoende.
Uit het geheel kan men opmaken, dat men in Frankrijk
een middelmatigen oogst zal hebben, en dien ten gevolge
meer dan voldoende voor de behoeften. Wat de markten
aangaan, die blijven te Parijs en in de meeste departementen
vast. Er wordt weinig handel gedreven in de zeehavens.