1869. N°. 110. Zondag 12 September. 27 Jaargang. Goed gemeend, maar... onhandig. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 168. ~B I N N E N L A N1Ü~ HELDERSUHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. „W y huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonaementsprijs per kwartaal1.30. M franco per post - 1.65. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. maandag den 13 dezer vertrekt de Wegt-Indi- gche mail. i. Ware nog de gewoonte onzer voorvaderen in stand gebleven, de gewoonte, dat ieder zich een symbool koos, eene spreuk, waarin hij trachtte het beginsel te leggen, dat de daden zijns levens besturen moest, de gewoonte, die elke maatschappij en elk boek een karakteristieke spreuk op het voorhoofd deed dragen, wij zouden voor de //Maat schappij tot Nut van den Javaan» geen heter devies weten, dan wat wij hier boven uitschreven//goed gemeend, maar... onhandig.» Dr. W. Bosch begon met een nobel denkbeeld op ver standige wijze aan te vatten. Zijne grondgedachte was eenvoudig en bewees zijn vertrouwen in Nederlandsclie eerlijkheid en goede trouw. Hij zeide tot dit volk: //gij, Nederlanders! mishandelt den Javaan. Ik weet het en nog enkelen weten het; gij, volk van Nederland! weet het niet! Wat u ontbreekt is niet goede wil, maar kennis. Laat eene met dat doel opgerigte maatschappij, zonder neven bedoelingen, kennis verbreiden over Indische toestanden, en het slechte Indische regeringstelsel zal van zelf ver dwijnen.» Dit denkbeeld, eenvoudig, logisch, eerlijk, wekte sym pathie, en de //Maatschappij tot Nut van den Javaan» won in leden, invloed en aanzien. De meerderheid van de toetredende leden nam letterlijk op de woorden: de maatschappijwil zich voorloopig zelf niet eens regtstreeks met de Javanen in betrekking stellen,» zoo als die voorkwamen in het vliegend blaadje: «Wat wil de M. tot N. v. d. J.?« Daardoor traden personen toe uit allerlei rigtingen op politiek gebied, die zich ver- eenigden met de gedachte«verspreidt juiste kennisdie geen deel zouden hebben genomen, indien er sprake ware geweest van staatkundige of staathuishoudkundige proef nemingen op Java, als in corpore vili. Van den aanvang af echter was er in de Maatschappij tweeërlei rigting merkbaar. De goede onpartijdige kennis- verspreidende, regtsbewustzijn opwekkende handelingen der Maatschappij en hare... aanvallen van onhandigheid. De zoogenaamde «Noodzakelijke blik op de geschiedenis van Java» is een eeretitel voor de maatschappijtot de slechte rigting behoort veel van wat zij verrigt heelt. Onze sympathie voor den algemeenen secretaris, den heer Enklaar, die op zijn leeftijd met jongelingsvuur en overtuiging zulk een taak op zich heeft genomen, mag ons niet verhinderen ons oordeel te vermelden, dat de lezing, die wij hem hoorden uitspreken over andere leesbeurten, in ons vaderland gehouden, zijn wij natuurlijk tot spreken onbevoegd gerekend moet worden onder de verkeerde maatregelen. Die rede toch overtuigde niemand en kwetste velen. Zij overtuigde niemand, omdat de wijze van argumenteren al te na'ïf was. De cijfers, die indruk moesten maken, waren uit allerlei bronnen ontleend, en de spreker kende blijkbaar evenveel bewijskracht toe aan eene opgave van de eene of andere Ja va-Courant, als aan de regerings verslagenaan de eersten soms nog meer. Het gevolg was, dat men in de koffijkamer in de pauze telkens hoorde 't is erg, als 't waar is!» maar de indruk was niet ernstiger, clan die door een dagblad-artikel ver kregen; en wel door een partij-dagblad; al deed de spreker zijn uiterste best om neutraal te zijn, zoo liet toch menige bittere opmerking voor de conservative partij noodeloos zich hooren, en verraadde de politieke rigting van den redenaar. Men zie in deze opmerking niet het in ons land al te gewone «oude koeijen uit de sloot halen;» men moet toch een wond peilen om die te genezen! Onder de onhandige misgrepen van de Maatschappij be lmoren ook de heftige persoonlijke aanvallen in sommige harer blaadjes vervat. Verdient het blaadje n°. 9, voor zoo veel betreft de elucubratie onder den titel «Een vroom man! maar ook een Christen?» een anderen naam, dan een onhandigen, onbesuisden, personelen aanval op den Heer van Wassenaar Catwijk? De Maatschappij schijnt geen flaauw begrip van polemi seren te hebben. N°. 13 van de vliegende blaadjes geeft al een zeer treurig staaltje van de wijze waarop de Maat schappij onpartijdigheid beoefent. Door hoeveel noodelooze scherpheid wordt niet het blaadje n°. 4 ontsierd, dat ove rigens de Heer Sloet tot Oldhuis van heden op geestige wijze weêrlegt met den Heer Sloet van vroeger. Alle vrienden van de Maatschappij moeten betreuren, dat zij dezen weg opgaat. Zij vervreemdt op deze wijze velen van zich, die haar hoogachten. Zij weerhoudt velen een opstel te plaatsen in hare vliegende blaadjes; zij wekt haat en afkeer, waar ze meent eendragt en verlichting te zaaijen. Deze beschouwingen moeten zich aan ieder opdringen, vooral in dezen tijd, nu de Maatschappij tegelijkertijd eene belang rijke schrede deed in de goede en in de slechte rigting. De Maatschappij publiceerde het fraaije, duidelijke, af doende «Rapport van de Commissie tot onderzoek omtrent den toestand van het Inlandsch onderwijs op Java», en dat terzelfder ure, toen zij het alleronhandigste «Voorstel tot het aanleggen van irrogatiewerken in Demak en Grobogan» in het licht zond. Professor Veth en de zijnen hebben evenveel eer van hun werk behaald, als Bestuurderen der Maatschappij 't hooge woord moet er uit zich en de leden ridiculi seren met het voorstel van den ingenieur de Bruijn over te nemen. Het Bestuur der Maatschappij behoorde te weten, dat zij vele vijanden heeft; waarom draagt zij haren vijanden wapens aan, bij karrevrachten tegelijkwaarom sleept zij vuur aan om haar eigen dak te verbranden? (Slot volgt). HELDER en NIEUWEDIEP, 11 September. De rust in Spanje's hoofdstad, voor een oogenblik bedreigd doorde zonderlinge houding van een deel der nationale garde, is, na de door de regering genomen maatregelen tot beteu geling, spoedig weder hersteld. Aan het berigt van de herstelling der orde is ook thans het gewone slot toegevoegd, dat door politie arrestatiën zijn verrigt, ditmaal gelukkig nog al niet talrijk; slechts 40 personen zijn er achter de gegrendelde deuren geplaatst. Het getal is betrekkelijk klein maar voor dengene, die daarbij nadenkt over het lot der gezinnen, wier vaders en verzorgers in de gevangenis zuchten, de zoodanige gevoelt leedwezen en deernis over het gebeurde en de gewone, maar niet te min droevige gevolgen van zulke tooneelen van verzet tegen het wettig gezag. Nog steeds is men niet in het reine met de keuze van een Koning in het koninglooze koningrijk. Men zegt, dat Keizer Napoleon de keuze van den Prins van Asturië gaarne zoude zien. Naar men wil, komt Prim weldra met die tijding uit Frankrijk bij zijne collega's terug. Het is niet onmogelijk dat van zekere zijde aan de menigte zal worden opgedisclit, dat de jeugdige Prins de broodwinner is van zijne moeder en de verdere familie en dat hij dus, als ouderlievend zoon, bij elke der andere candidaten een een streepje voor heeft. Als de goede Spanjaarden nu maar van de Bourbons gediend waren, dan was het niemendal; maar, ja wel, ze worden daar aan gene zijde der Pyreneën al zóó liberaal, dat ze van don Carlos en van zijn neef, de Prins van Asturië, volstrekt niets willen weten. En daar er nog geen candidaat zich heeft voorgedaan, die als zeer geschikt voor de vervulling der vacature in aanmerking kan komen, dringen zeer vele invloedrijke personen aan op de verlenging van Serrano's regentschap tot den termijn van drie jaren. In drie jaar tijds zullen de Spanjaarden toch wel een Koning kunnen zoeken. Jammer dat het nog geen gewoonte is om ook de Vorsten bij advertentie op te roepen en met hen een vergelijkend examen te houden in het theoretische en practische van de kunst om te regeren, met het doel om een volk gelukkig te maken. De Keizer van Frankrijk, hoewel nog niet te Parijs teruggekeerd, is aanmerkelijk beter, zoo verhalen de officiële berigten. Reeds heeft hij in het park van St. Cloud en in den omtrek daarvan een rijtoer gemaakt en is dit uitstapje hem zeer wel bekomen. Het berigt van 's Keizers herstel werd eergisteren door de officieuse bladen in Frankrijk als volkomen zeker vermeld. De reis van Zr. Ms. stoomfregat «van "VVassenaer," onder hevel van den kapt. ter zee F. R. Toe Water, naar de landengte van Suez, welke bodem bij gunstige gelegenheid Donderdag a. s. vertrekt, zal circa zes maanden duren. Een muziekkorps zal zich aan boord bevinden, terwijl de officier van gez. 2de kl. Ripping de reis medemaakt om hij terugkomst aan het departement van Oorlog verslag uit te brengen van zijne bevinding op geneeskundig gebied. Een treurig ongeval had in den vroegen morgen van heden nabij onze kust plaats. Een boot waarin een 4tal sloeperlieden zich bevonden, niet het doel om adsistentie te verleenen aan binnenkomende schepen, sloeg in de Noordzee, ter hoogte van Falga, om, en voor de daarin zich bevindende personen dreigde het doodsgevaar. Gelukkig was er nog een andere boot in de nabijheid; de bemanning van dit vaartuigje stelde terstond alle pogingen in het werk om de in nood verkeerende menschen te redden. Zij hadden liet geluk drie menschenlevens te behoudende vierde W. Dalmeijer, vond, helaas! den dood in de golven. De man Iaat eene weduwe met een kind achter, treurende om het verlies van den echtgenoot en vader, die in de uitoefening van het gevaarlijk beroep zijn leven liet. De geredde per sonen zijn J. Verberne, H. Kapteijn en J. Jansen. De genoemde Verberne, wiens leven thans ook weder is ge spaard, is, naar wij vernemen, voor eenige maanden in gelijk geval verkeerende, evenzoo behouden gebleven, terwijl zijn makker Paans noodlottig om het leven kwam. De namen van de sloeperlieden, die hunne drie makkers hebben gered, zijn: T. Baak, H. van der Wiele, K. Kikkert en A. Vos. Tot commies der posterijen 3de kl. is benoemd de heer J. van Herwerden, thans surnumerair. Aangenomen het beroep naar de Doopsgezinde gemeente te Broek op Langedijk, door den proponent J. Schippers Jr.; naar Wormer en Jisp door den proponent E. M. Mulder. Beroepen bij de Herv. gemeente te Monnickendam, ds. J. W. van Troostenburg de Bruijn, te Oudeschans. Den 14 dezer zal voor het Provinciaal Geregtshof in Noordholland teregt staan Pieter Saai, oud 32 jaren, geboren en wonende te Nieuwe Niedorp, landman, ter zake van moedwilligen doodslag. Uit de bekentenis van den' beschuldigde blijkt, dat hij in den namiddag van 10 Junij, omstreeks 3 uur, gaande van Nieuwe Niedorp naar zijne schoonmoeder, die ongeveer een half nur van daar ver wijderd woont, de herberg van J. Strijbis op eenigen afstand van het dorp gelegen, voorbij is gekomen; dat in de nabij heid dier herberg van Horst, de verslagene (milicien-verlof ganger, komende van de inspectie), welke hem toen nog onbekend was, met twee maaijers stond te praten; dat Horst, die zwaar beschonken was en heen en weer waggelde, hem toevoegende: «Saai, ik loop met je," waarop hij (be schuldigde) antwoordde: «Nou dat mag je wel;'" dat Horst echter met hem gearmd wilde loopen, hetgeen hij (beschul digde), omdat Horst zoo dronken was, niet verkoos; dat dit de gramschap van Horst in die mate opwekte, dat hij niet ophield onder hevig gevloek en getier hem (beschul digde) gedurig beet te pakken aan verschillende plaatsen van zijn ligchaam, om welke reden hij (beschuldigde) hem tegen den grond wierp, ten einde van hem ontslagen te worden, en het daarna op een loopen zette; dat hij (beschuldigde) een eindweegs verder aan S. Over, die hem te paard achter opkwam, gevraagd heeft wie die persoon (daarmede Horst bedoelende) was; dat Horst hem middeler wijl weder ingehaald had, en na Over te hebben toegevoegd: «Jij kan ook wel op je donder krijgen,» hem (beschuldigde) op nieuw is aangevallen, hem geduwd en geslagen heeft, waarop hij (beschuldigde) de herhaalde aanvallen moede, hem ten tweeden male van zich heeft afgeworpen; dat hij (beschuldigde) toen weggeloopen is tot aan de woning van C. Rezelman, alwaar hij C. en P. Smit aantrof, met wie hij is blijven staan praten en hun ook zijne ontmoeting met Horst medegedeeld heeft; dat hij dit enkel deed om een praatje te maken, wat nog al zijne gewoonte is en geenszins om den verslagene op te wachten; dat hij ook vertrouwde dat deze hem niet weder zou aanvallen als hij hem in gezelschap van twee personen zag; dat inmiddels Horst daar langs kwam en zonder eenige aanleiding, onder hevig getier, hem weder te lijf ging en hem bij de borst pakte; dat hij daardoor zoo zeer in drift ontstoken is, dat hij, om van Horst ontslagen te zijn, dezen tegen het hek nabij de woning van Rezelman, geworpen en vervolgens den ten processe aanwezige stok van den weg opgenomen en daarmede in drift Horst tegen het hoofd geslagen heeft; dat hij, zoodra de slag was toegebragt, bloed uit het oor van den verslagene zag vloeijendat hij dadelijk diep berouw gevoeld had over hetgeen hij gedaan had, daar hij begreep dat de slag veel te zwaar geweest was; dat evenwel het denkbeeld van levensgevaar nog niet bij hem opkwam; dat hij eerst den volgenden morgen van den veldwachter, die hem kwam gevangen nemen, tot zijne ontsteltenis vernam, dat Horst inmiddels overleden was. Dat bovenstaande bekentenis gedeeltelijk wordt gestaafd door de in de instructie gehoorde getuigenevenwel is door de getuigen C. en P, Smit verklaard; dat zij zich in den namiddag van 10 Junij 11. in de dorsclischuur van Rezelman bevonden, toen de beschuldigde zich voor de openstaande deuren vertoonde, zeggen dat hij met Horst twist had gehad en dat hij nu getuigen had, indien deze hem op nieuw wilde aanvallen, dat zij naar buiten gegaan zijnde, Horst zagen naderen, dat hij in beschonken toestand, al zwetsende op den beschuldigde aankwam, hem aangreep en, volgens getuige C. Smit, hem een vrij hevigen slag toebragtdat de beschuldigde ook zijnerzijds Horst aangreep en hem een duw gaf, waardoor deze achterover viel tegen het hek en wel zoo, dat hij geheel wezenloos met zijn rug tegen het hek aanlag, dat de beschuldigde liera toen nog een paar trappen tegen de beenen gaf, en vervolgens den in judicio aanwezigen stok, die onder zijn bereik lag, opnam

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1