zeer ligt gekwetst, zoodat sommigen hunner jl. Dingsdag weder aan het werk zijn gegaan. De leeraren der hoogere burgerschool te Delft hadden vóór den aanvang der groote vacantie bekend gemaakt, dat zij gezind waren om een jongeling van aanleg, en wiens ouders minder gegoed waren, op hunne kosten gedurende drie jaren de lessen aan die inrigting van onderwijs te doen volgen. Een 12jarige knaap heeft zich, naar aanleiding van die oproeping, aangemeld, en is in het afleggen van het toelatings-examen gelukkig geslaagd. Op Zondag 26 dezer zal te Utrecht in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen de vijfde bijzondere ver gadering worden gehouden van het Nederl. Rederijkers- verhond waartoe thans 17 kamers behooren. Op de bijzondere vergadering zullen verschillende huishoudelijke zaken behandeld worden en tevens worden beraadslaagd over eenige in het belang van de rederijkerskamers in het algemeen, en van den bond in het bijzonder gedane voorstellen. Jl. Maandag is te Utrecht een kanonnier van het regiment vcld-artillerie, wegens aanhoudende dronkenschap, van het regiment verwijderd en buiten de barrière gebragt. Hij was van het depot van discipline teruggekeerd en daarom thans veroordeeld om eerloos weggejaagd te worden. De in aanbouw zijnde spoorwegbrug over het Ilollandsch- Diep heeft door den storm der laatste dagen nog al geleden. Vijf machineriën zijn van de pijlers der brug geslagen en in de diepte verdwenen. Acht personen, die op de brug aan het werk waren, hadden omstreeks ten 12 ure de nood vlag gelieschen, maar er kwam niemand opdagen om hen te redden. Zij zijn toen met hun achten in een oud wrak bootje naar land gegaan en met veel krachtsinspanning ver beneden den Moerdijk behouden aan wal gekomen. De milicien, die eenige weken geleden bij het schijf schieten te Breda, ten gevolge van onvoorzigtigheid, het ongeluk had een korporaal, belast met het aanwijzen der schoten, ter neer te schieten, is dezer dagen door den krijgsraad te 's Bosch, na eene maand preventieve gevan genis, vrijgesproken. De orkaan van jl. Zondag heeft te Heugcliem een ongeluk veroorzaakt, dat allerzonderlingst mag heeten. Een knaapje van 10 jaren was bezig een takkebos te binden met een zeer lang touw. De wind, die op dat oogenblik met razende woede gierde, slingerde het touw plotseling om den hals van het jongske en oefende ver volgens zulk eene drukking uit op het touw, dat de arme kleine werd geworgd. Ter voorziening in de vacature, ontstaan door het emeritaat van ds. J. C. Kindermann, te Doetinchem, is door den kerkeraad het volgende drietal opgemaakt: ds. C. II. Kindermann, te Helder; F. A. W. Bicken, te Tiel, en C. H. Ter Laag, te Weesp. Te Wijhe zijn de prijzen der aardappelen in den laatsten tijd zoodanig gestegen, dat men thans reeds 2.50 a 2.80 per mud besteed. Hiervan is echter oorzaak dat van af Herxen tot in de nabijheid van Olst, de fijnste aardappelen in ons gelieele land verbouwd worden, terwijl de ervaring jaarlijks lieeft doen blijken, dat de schippers van alle kanten naar deze omstreken komen om ze op te koopen zelfs tegen 1 per mud boven de markt. Mindere soorten worden verkocht van 1.50 h 1.80. Jl. Zaturdag avond, ongeveer 10 ure, ontstond ten huize van den heer W., in de Heerenstraat te Groningen, eene belangrijke gasontploffing. Keeds eenige dagen hadden de liuisgenooten een gaslucht waargenomen en zij ontboden dientengevolge een deskundige, die echter de onvoorzigtig heid had met eene brandende lamp onderzoek naar het lek te doen. Eene massa gas had zich tusschen het plafond in de zoldering opgehoopt en de uitbarsting was zóó hevig, dat geen enkel voorwerp in de kamer onbeschadigd bleef, maar alles in honderden stukken barstte. De huisgenooten, in het vertrek aanwezig, zijn er als door een wonder onge deerd afgekomen. Zelfs in de belendende woningen zijn verscheidene voorwerpen in stukken gesprongen en op verren afstand werd de schok waargenomen. In de Gron. Crt.» roept een landbouwer zijne stad- genooten op, om zich gezamenlijk tot de regering te wenden met verzoek om afschaffing der jagtwet, omdat deze wet meer dan eenige andere het eigendomsregt aantast. In de //Groninger Courant» wordt als radicaal middel tegen het schoolverzuim aangegeven, het opnemen in de wet op de nationale militie van een artikel van ongeveer den volgenden inhoud: //Jongelingen, die hun 20 jaar zijn ingetreden, moeten vóór de loting een examen afleggen. Blijkt uit dit examen dat zij dragelijk lezen en schrijven alsmede, dat zij de vier lioofdhewerkingen der cijferkunst kunnen uitvoeren, zoo worden ze tot de loting toegelaten. Zij, die niet aan de vereischten hebben voldaan, worden zonder loting bij de militie van den staat ingedeeld en kunnen geen onbepaald verlof krijgen, vóór zij op de militaire scholen de ontbre kende bekwaamheden verworven hebben.» In' een tweede artikel, zegt de schrijver zou men, om het groot getal examinandi te verminderen, kunnen be palen, dat van het examen konden worden vrijgesteldstu denten aan hoogescholen, seminariën of gymnasia, leerlingen aan hoogere burgerscholen, hulponderwijzers, kweekelingen, klerken enz. Omtrent het gebeurde op den spoorweg tusschen Leeuwarden en Harlingen verneemt men de volgende bijzonderheden: Een der goederenwagens van den trein, die ten 9 ure van Leeuwarden vertrok, is in de nabijheid van Franèker in brand geraakt, zoodat, toen men daar aankwam, alles in lichte laaije vlam stond. Aan blusschen viel niet te denken. De hitte was zoo hevig, dat zelfs een bordje aan den weg mede in brand sloeg. Slechts weinig heeft men kunnen redden, en dat nog geheel en al beschadigd. De schade is vooralsnog niet te berekenen, maar is zeker nog al aanzienlijk. Gesmolten zilver heeft men op den weg onder de waggons gevonden, zonder dat men kan nagaan, waarvan dit afkomstig is. Onder andere goederen is gevonden een zakje met 25 bijkans zwart gebrande rijksdaalders, benevens 3 half verbrande bank biljetten, ieder van 25 gulden. Een jagthond is bij het onheil omgekomen. Van den waggon is alleen het onderstel overgebleven. De oorzaak van dit ongeval is nog onbekend. Een treurig voorval maakte jl. Zaturdag te Harlingen het onderwerp uit van aller gesprek. Een jong mensch, ongeveer 25 jaar oud, en door het emigratiekantoor Prins Zwanenburg voorzien van eene kaart van overtogt naar New-York, via Huil, werd door genoemde heeren in het logement //het Haagsche Wapen» eene kamer aangewezen, waar hij den nacht kon blijven, daar de boot //European» eerst in den voormiddag van Zaturdag vertrok. In gemeld logement gedroeg zich het jonge mensch zeer vreemd en was blijkbaar uiterst gejaagd, liep naar boven en weêr naar beneden, gaf zijne laarzen af en vroeg ze terug, ging eindelijk stilletjes weg, door uit het bovenraam te springen. Daarna zwierf hij den ganschen nacht bij de boot om, deed aan de werklieden allerlei vreemde voorslagen, als bijv. aan een hunner hem zijn matrozenpak af te koopen, aan een ander vroeg hij toestemming om zich tusschen de goederen in het ruim te verschuilen Hoe meer de tijd verstreek, hoe onrustiger hij werd, ook blijkende uit het gedurig zien op zijn liorologie. Na zes uur verdween hij, en pas een half uur later kwam een werkman vertellen, dat hij hem, niet ver van het beeld van Caspar de Robles, had verdronken gevonden, met het hoofd op de steenen liggende. Dadelijk ijlden sommigen naar de aangewezen plaats en vonden de toedragt daar alzoo. Men zegt, dat de ongelukkige toen nog leefde, maar zeker is het, dat hij kort daarna geenerlei teeken van leven gaf. Uit de naspo ringen van het gemeentebestuur bleek, dat het was de heer J., gemeente-ambtenaar te Schoonhoven. Het beurtschip van Amsterdam op Meppel, jl. Zatur dag ochtend afgevaren, is Zondag door den hevigen storm beloopen en dwars van Blokzijl geloopen. De schipper, J. Corven Otter, met zijne twee knechten en een passagier, zijn, na eenigen tijd in den mast te hebben doorgebragt, nog bij tijds door den Steenwijker beurtman gelukkig gered. Het schip was zwaar beladen. Het //Weekblad van het Begt» bevat een vonnis van de Arrond.-Regtbank te Assen, dd. 12 Febr. 1868, waarbij de brievengaarder Lommers, te Ruinen, schuldig wordt verklaard aan //het openen van aan de post toevertrouwde brieven, door een ambtenaar van het bestuur der posterijen, vermits hij een dienstbrief, dd. 30 Sept. 1867 door den burgemeester van Ruinen aan den procureur-generaal in Drenthe gerigt en aan des besch. kantoor ter verzending bezorgd, heeft geopend en gelezen.» De regtbank heeft die schending van het brievengeheim gestraft met eene boete van 150 en de kosten van het geding, desnoods te verhalen bij lijfsdwang, //met ontzetting van den beklaagde van de waarneming van alle openbare bediening of ambt geduren tien jaren." Dat men soms zijn zaken te goed kan doen, blijkt uit het volgende: Op het Karltheater te Weenen werd onlangs een stuk gespeeld, waarin een acteur, achter de schermen, het geblaf van een hond moest nabootsen. Hij deed dit zoo natuurlijk, dat de directeur van den schouw burg door de stads overheid is verzocht, de belasting te betalen voor eenen hond, dien hij tot heden toe verborgen had gehouden. De acteur is genoodzaakt geweest voor de bevoegde autoriteiten te blaffen, om haar van hare dwaling te overtuigen. Een onzer landgenooten maakte dezen zomer een reisje door zijn vaderland en bezocht te dier gelegenheid ook de sleutelstad. Op de Ruïne gekomen, vroeg hij zijn geleider wat dat eigenlijk voor een plein was. Het antwoord van den gids, dat daar het onheil met het kruidschip in 1807 had plaats gegrepen, brak hij af met de woorden„O ja, nu herinner ik het mij alhier is van Speyk met het turf schip van Breda in de lucht gevlogen.» (Leidsch Dbl.) Jl. Zondag is het Suez-kanaal tusschen Port Saïd en Kantara voor het eerst hevaren, bij wijze van proef neming. Het Egyptisch stoomfregat //Khedif» heeft den afstand tusschen die twee punten afgelegd met eene snel heid van 10 kilometer in het uur. De «Times» komt in een artikel op tegen de be handeling, die 't vee op zeereizen wordt aangedaan. De meer dan onmcnsclielijke behandeling, die 't vee op een der booten van de General Steam Navigation Company op zijn overtogt van Rotterdam naar Londen en bij de ontscheping te Blackwall heeft ondervonden, strekt voor namelijk 't Londensche blad tot stof voor de behandeling van 't onderwerp uit een humaan en sanitair oogpunt. De //Times» toch is van oordeel, dat de behandeling, die 't vee te beurt valt, of liever de ergerlijke mishandeling, gereedelijk aanleiding kan geven tot besmettelijke veeziekten. Voor deze onmenschelijkheden stelt de //Times» niet slechts de matrozen en de veedrijvers, maar ook de hoogere beambten der boot en de maatschappij verantwoordelijk. Hoe zal het op een veeboot toegaan als men zoo op een passagiersboot handelt? Het blad acht het noodig dat de wet tusschenbeide trede, daar de Privy Council de magt in handen heeft om het vee op zijn overtogt beter te doen behandelen en van voldoend water en voer te doen voorzien. Volgens het jongste nummer van de //Stemmen voor waarheid en vrede,» bedraagt het get.pl der candidaten bij de Nederlandsche Hervormde kerk slechts 56. Daarentegen wordt het aantal vacaturen in die kerk gerekend op ongeveer 150. De schaarsclite van candidaten zal dus spoedig in volslagen gebrek overgaan, waaronder vele gemeenten zullen lijden, te meer, dewijl het getal van hen, die aan de drie academiën in ons land zich voor het predikambt voorbereiden, niet zoo groot is, dat zich in de eerste jaren eene breedere candidatenlijst laat te gemoet zien. In de Kamper kroniek van Moulin, deel 2 bl. 126, leest men dezen eed, dien de leden der gezworen gemeente in de 16de eeuw moesten afleggen: //dat gij naar uw beste wetenschap kiezen zult tot schepen en raad de beste en wijste, de nutste en oorbaarste tot stads behoef; en dat zult gij niet laten om maagden noch zwagerschap, noch om mijde, noch om gave, noch om lief, noch om leed, noch om haat, noch om nijd; en wat iemand van ul. in den Raad zegt, dat in den Raad te houden. Dat u God alzoo helpe.» De //Siècle" heeft van een vriend uit Amerika het volgend verhaal van een heel wonderlijk avontuur ontvangen. De correspondent verzoekt aan het blad den naam der stad te verzwijgen, waar dit alles heeft plaats gehad, doch hij verzekert dat het feit authentiek is. Op zekeren dag ging een jong kassier van een aanzienlijk koopmans huis op de bank eene som van 50,000 dollars halen. Bij zijne terugkomst op het bureau vond hij de portefeuille niet meer, welke deze aanzienlijke som bevatte. Men verdacht zijne eerlijkheid; men wilde niet gelooven, dat hij die zware rol hankbilletten onder weg had laten vallen; men geloofde ook niet dat hij ze zich had laten ontstelen, Men wilde hem doen aanhouden. Hij, die onschuldig was, was wanhopig en besloot zich te dooden doch alvorens tot dit uiterste over te gaan, plaatste hij de volgende aankondiging in een dagblad zijner woonstad „Ik, Nkassier van het huis Xheb op mijnen weg van de bank (hier de naam der bank) naar het bureau eene portefeuille verloren met 50,000 dollars in hankbilletten, welke som ik op de bank ontvangen had. Ik heb besloten, als ik die som niet terug vind, mij te dooden, niet willende leven met het denkbeeld van verdacht te worden mij aan diefstal te hebben schuldig gemaakt. Zondag veertien dagen, des middags, zal ik mij door het hoofd schieten, wanneer de persoon, die ze gevonden heeft, mij de 50,000 dl. niet terug brengt. „Ik beloof 1000 dl. belooning en mijne onwankelbare vriendschap aan dengene, welke mij dit geld, aan de geassocieerden van mijn huis toebehoorende, zal terug brengen." De ongelukkige kassier wachtte twee dagen op het uitwerksel van dit berigt. Niemand bood zich aan. Hij hernieuwde het, zeggende dat er maar twaalf dagen meer overbleven te leven, indien de 50,000 dl. niet werden terug gebragt. Niets verscheen. De jonge man wachtte met koortsachtig ongeduld. De laatste week deed hij het berigt eiken dag in het blad opnemen. Eindelijk ver schenen des Zaturdags de volgende eenvoudige, maar verschrikkelijke woorden in het dagblad. „Het is morgen, Zondag ten 12 ure, dat ik zal hebben ophouden te leven, indien de persoon, die de 50,000 dl. gevonden heeft en welke mij niet toebehooren, ze niet heeft terug gegeven." Welk een verschrikkelijkeu nacht moet die man hebben doorgebragt! Het is Zondag. Elf uren is geslagen. Een man, vreemd in die landstreek, klopt aan de deur der kamer van den kassier. Deze opent. De onbekende treedt binnen; op de tafel lag een brief, gewis een eeuwig vaarwel, door den jongen man aan zijne familie geschreven. Naast dien brief lag een revolver. „Komt gij mij het leven redden?" vroeg de kassier. „Ja," antwoordde de onbekende. „Ik heb uwe portefeuille niet gevonden, maar ik ben waarborg voor de 50,000 dl. bij uw huis. Ik zal den intrest betalen, tot op den dag dat gij in staat zult zijn de som terug te geven, welke gij aan dit huis verschuldigd zijt. Alles is vereffend. Ik stel u slechts eene voorwaarde." „Welke?" „Dat gij mijn beambte wordt in mijne handelsondernemingen en vijftien jaren in mijn dienst zult zijn, op die voorwaarde, welke ik zal bepalen." „Ik neem dit aan," zeide de jongeling, in tranen losbarstende; „beschik over mij. U is mijn leven, dat u toebehoort, ook gewijd." Acht dagen na dit tooneel vertrok de onbekende met zijn bediende naar Californië, waar zij een huis openden en dat, dank zij den ijver en de verstandige inrigting, snel en voorspoedig bloeide. De eigenaar van dit handelshuis stierf, en legateerde de helft van zijn fortuin aan dengene, dien hij deel had gegeven in zijne onderneming en daaren boven.... 50,000 dl. ten titel voerende: restitutie. Hij was het zelf geweest die de som gevonden had. Op nog geen honderd mijlen afstands van Precadilly woont Jerry S..., verhuurder van paarden en rijtuigen. Op zekeren morgen komt een welgekleed heer bij Jerry onbekend, om een paard en rijtuig te huren voor een dag en hij was er bijzonder op gesteld, dat die moesten zijn van Jerry's bezitting. „O, mijnheer, ik heb een paard en rijtuig voor u, zoo goed als er in geheel Londen te vinden zijn," zei Jerry, „maar ik heb de eer niet u te kennen en dus wensch ik eenige eenige"... „O, gij wilt eenigen waarborg niet waar?" „Juist mijnheer." „Goed," zeide de welgekleede heer, „wat is uw paard en rijtuig waard?" „Het stel, dat ik voor u had uitgedacht, is wel honderd guinjes waard." „En als ik nu dat bedrag bij u deponeer?" „Dat zal voldoende zijn, mijnheer." „Best, span maar in." Paard en rijtuig waren spoedig ter beschikking van den vreemdeling en nadat hij beide eens goed had opgenomen, zeide hij tot Jerry „Ik ben van gevoelen, dat uwe eisch van honderd guinjes niet te hoog was." „Volstrekt niet mijnheer en als ge dat paard maar eerst ziet loopen zult ge er nog beter van overtuigd zijn." De welgekleede heer haalde eene banknoot van honderd guinjes benevens een vijfstuiverstuk uit den zak, reikte beide aan Jerry over en stapte op en reed heen. Nadat de welgekleede heer den geheelen dag voor pleizier had rondgereden, kwam hij 's avonds laat weder thuis. „Ei, ei, teruggekomen hé zeide Jerry, toen de heer zijn kantoor binnentrad. „Ja, vriendjeen het zal mij aangenaam zijn als gij even mede naar buiten gaat om te zien of het paard en rijtuig niet in denzelfden goeden staat is als toen ik ze ontving. Alles moet naar behooren geschieden ik houd niet van praatjes naderhand." Jerry was bijzonder tevreden over de manieren van den welge- kleeden heer. Hij ging naar buiten en nadat hij alles goed had bekeken, zeide hij dat alles zoo goed in orde was als het ooit geweest was. „'t Is dus evenveel waard als toen ik het van u ontving niet waar?" „Zeker." „Goed. Mag ik de banknoot van 100 guinjes terug hebben als 't u belieft Zij gingen in het kantoor, waar Jerry de banknoot teruggaf. De

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 2