1869. N". 118. Vrijdag 1 October. 27 Jaargang- lTit de „Millioenen-rede," Uitgever A. A. BA K K E R Cz. STATEN-GENElUAL. BINNENLAND. :hagei loofde dstrij er, da er, te terpj jstaai einen ÜELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT, „W ij huldigen het goed e.?' Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. M franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. regels 60 ceut, I Prijs der Advertentiëa: Van elke regel meer 15 cent. j Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Ter voorkoming van verkeerd bezorgen van Brieven of Advertentiën, bestemd voor ile Heldersclie en Nieuwediefer Courant, maakt de Uitgever het Publiek attent, dat de naam der Nieuwe Courant van den Helder, Nieuwediep, Willemsoord, enz. in der tijd veranderd is in eenvoudig Heldersche Courant, onder tvelk adres wij gewoonlijk onze Brieven ont vingen. Daarom verzoekt hij voortaan als adres te stellen: Bureau HELDERSCHE en NIEUWEDIEPER COURANT. A. A. BAKKEB Cz. De rede, door den Minister van Finantiën in de zitting van 24 September in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ge houden, heeft ons de verwachte, maar toch niet aangename tij ding gebragt, dat //die schone Sage von Aranjaez» voorbij zijn, en dat het Nederlandsclie volk langzamerhand zijne eigene uitgaven zal moeten gaan betalen. Voor velen zal die toestand logisch en natuurlijk als hij is, iets afschrikkends hebben. Wij waren toch zoo gewend om millioenen uit te geven voor spoorwegen, millioenen voor nieuwe of ver beterde waterwegen, zonder ons ooit te bekommeren, waar het geld van daan konde komen, dat nu eenmaal op de plat-prozaïsclie vraag: «wie zal dat betalen?" niets anders kan worden geantwoord dan//het Nederlandsclie volk" menigeen ons zal gelooven aan den rand van den afgrond, omdat wij niet meer alle onze schulden en uitgaven kunnen voldoen met wisseltjes op Indië. De minister stelt voor, eene vaste bijdrage van 10,000,000 door onze O. I. koloniën te doen opbrengen, om die te brengen onder de gewone jaarlijksclie baten van onze staatshuishouding. Daar gelaten of het cijfer juist is gesteld, wat wij niet kunnen beoordeelen, heeft het stelsel zeer veel goeds. Indië toch geniet moreel en materieel voordeele: van Nederland, en niets is billijker dan dat de Prins itan liet Moederland eene aan die voordeelen indien de d geldsom vergoeden, om alzoo bij te dragen slissing twey.van beheer, die geheel of gedeeltelijk om den vereenjgde „oniën worden gemaakt. Wij die voorstanders zijn, ook in het staatsregt, van het beginsel, dat in het burgerlijk regt door ieder wordt erkend, ,/laat ieder zijn eigene schulden betalen," zijn ook dan nog voor het stelsel van eene vaste bijdrage als Indië geheel zal voorzien in zijne begrooting en die hegrooting geheel afgescheiden zal zijn van die van het moederland. Immers er blijven in Nederland vele uitgaven, bijv.: het grootere deel der kosten van het departement van Koloniën, de in- rigting voor Oostersche land-, taal- en volkenkunde te Leiden, een deel der militaire academie te Breda, eene kostbaarder inrigting der Nederlandsclie marine, enz., enz., die onmogelijk kunnen worden gebragt op de Oost-Indische begrooting, en die toch naar regt en billijkheid door Indië moeten worden gedragen. Hoe hard het ons dus voor een oogenblik moge schijnen, de aankondiging van den minister van Finantiën komt, ontdaan van alle plirases e:n verzachtende redeneringen, hierop neêr: //rekent niet meer op de liooge batige sloten van de Indische dienst, stelt li te vreden met de 469 zegge vier honderd negen en zestig! millioen, die de Javanen u in de laatste 17 jaar hebben geschonken, en vordert voortaan niet meer., dan de bijdrage, die u toekomt." Maar als het Nederlandsclie volk hiermede genoegen neemt en dat zal het doen, want het Nederlandsclie volk is een eerlijk volk dan heeft liet ook regt om te vragen, dat die nu verdwenen haten inderdaad besteed worden voor de Indien. Het is niet genoeg te zeggen: onze Indische haten zijn weg; maar gij moet er bijvoegen, waar zij gebleven zijn, en op welke wijze gij wilt zorgen dat Indien liet voor deel geniet, dat wij moeten missen. Met andere woorden: liet dwangstelsel heeft ons die schatten bezorgddit stelsel was alleen daarvoor goed; het diende nergens anders toe dan om ten koste van Indien onze schatkist te stijven. Van liet oogenblik dat het gevolg vervalt, moet ook de oorzaak worden weggenomen. Alzoo: gij ontneemt ons de Indische haten, goed: maar alleen dan goed, indien gij te gelijker tijd breekt met het cultuurstelsel, met heerendiensten en al die overblijfselen van barbaarschen dwang, waaraan gij uwe baten te danken hadt. Het spreekt, van zelf, dat de redenering van het publiek deze is: wij hebben tot nog toe de schatten uit Indië ter goeder trouw gebruikt. Indien zij ons niet toekomen, zul len wij ze zonder morren opofferen. Maar gij kunt die opofferingen al leen dan vragen, wanneer gij te gelijker tijd aantoont, hoe die schatten in de toekomst zullen worden besteed. De troonrede, die spreekt van //voorstellen van wijde strekking" met betrekking tot O. I., wettigt ons tot het vermoeden, dat liet ministerie ons gevoelen deelt, en de noodzakelijkheid inziet om de zaken in Indië op nor malen voet te brengen; al moet dan ook de invoering van liet nieuwe, op de natuur gebouwde stelsel uit den aard der zaak met bedachtzaamheid geschieden, zullen niet vele verkregene regten worden gekrenkt, en eenen te lievige schok aan regtens bestaande belangen worden toegehragt. Vraagt men: waar zijn onze Indische baten gebleven, waarom toont de Indische dienst thans niet meer over schotten van 30 en 40 millioen? dan vreezen wij, dat de minister zal antwoordenomdat wij in onze liooge wijsheid de hen met de gouden eijeren hebben geslagt. Wij hebben vergeten, dat Java industrieel een arm land is, en wij hebben liet behandeld en lasten opgelegd als ware liet een rijk land. De natuur-rijkdom, de onuitputtelijke groeikracht van Oostersclien bodem en Oostersch klimaat, hebben wij behandeld als industrieelen rijkdom. In plaats van belas tingen te heffen van de winsten van het kapitaal, hebben wij het kapitaal zelf aangetast vooral door de koffij- cultuuren soms vernietigd. Deze economische zonde wreekt zich zwaar, want belastingen op behaalde winsten hebben een eigenaardig streven naar verliooging in verband met de toenemende welvaart; belastingen op het kapitaal moe ten noodzakelijkerwijze verminderen, omdat zij den hoofd factor van productie, het kapitaal, aantasten, en alle toekomstige welvaart afsnijden bij den wortel. Zoo handelden wij in Indiëomdat de grond onuitput bare vruchtbaarheid, de bodem de heerlijkste natuurkrachten bevat, beschouwden wij de Javanen als een rijk volk, en belastten ze daarnaar; en onze vorm van belasting (heeren diensten) was op zicli zelf reeds doodend voor de nijver heid. Zoo moesten de Indische inkomsten verloren gaan, omdat zij niet werden opgebragt uit de jaarlijksche verdiensten van het volk, maar afgenomen werden van het kapitaal. Tegen zulk //interen" is een nationaal vermogen evenmin bestand, als een bijzondere rijkdom. De eerste, dringende pligt is dus den vorm van belas ting te veranderen. Afschaffing van alle belasting op het kapitaal, geen gedwongen cultures! Geen heerendiensten, die onzinnige verkwisting van arbeidsvermogenBevorde ring van de particuliere industrie, geene belastingen in producten, maar in geld. Geen gemeenschappelijk, maar individueel landbezit. //Het ligt niet op onzen weg, terug te keeren tot het tijdperk, waarin de belangen van Indië aan die van het moederland ondergeschikt en maar al te veel achtergesteld werden." Zoo zegt de minister. Dit dan ook is de gegronde reden, maar ook tevens de eenige reden, waarom Nederland afstand moet doen van de uit Indië verkregene schatten; omdat de belangen van Indië, niet die van Nederland op den voorgrond moeten staan. Evenmin als hier belastingen behoeven te worden opgebragt, om irrigatie-werken te maken op Java, even min behoeft de Javaan millioenen te betalen voor onze spoorwegen. Dit sta echter wel en uitdrukkelijk op den voorgrond: hiermede vervalt nu ook elk voorwendsel voor onze anti- economische geldmakerij op Java. Indien Nederland eens, zij het dan ook half gedwongen, afstand heeft gedaan van deze Indische haten, dan trede Java weer terug in den kring van het gemeene regt, dan geve men de vruchte- looze, door de ondervinding veroordeelde pogingen op, om tweeërlei staathuishoudkundige waarheid te scheppen, eene voor Indië en eene andere voor Europa, dan leere men uit hetgeen Engeland in de laatste jaren heeft gedaan in zijne koloniën en bezittingen: »how to manage a colonv." Tweede Kamer. Gisteren en heden zijn de afdeelingen vergaderd tot onderzoek van onderscheidene wetsontwerpen, waaronder de comptabiliteitswet voor Nederl. Indië en de Nederl. Indische begrooting voor 1870. De Staatsbegrooting voor 1870 heeft in de verschillende hoofdstukken de navolgende eindcijfers: I. Huis des Konings f 750,000.00. II. Hooge Collegiën van Staat enz. - 605,442.00. III. Buitenlandsche Zaken - 522,541.00. IV. a. Justitie- 3,326,528.00. b. R. C. Eeredienst - 690,776.73. V. Binnenlandsche Zaken - 20,033,401.73. VI. Marine- 8,683,518.96. VII. a. Nationale Schuld - 28,285,645.49. b. Finantiën- 15,384,066.00. c. Herv. en overige Eeredienst. - 1,758,117.00. VIII. Oorlog-14,259,000.00. IX. Koloniën- 1,879,880.00. X. Onvoorziene uitgaven 50,000.00. Totaal der Uitgaven 96,228,916.91. i, Middelen - 85,456,583.00. Verschil f 10,722,333.91. Onder de uitgaven zijn begrepen 18 millioen voor spoor wegen. De hegrooting voor Marine is 728.646.06 minder dan die voor 1869. Het denkbeeld ook bij deze begrooting is om voort te gaan met den aanbouw van monitors uit eigen middelen; om de op stapel staande houten scliroefstoom- schepen der 1ste klasse af te werken en om den aanbouw van meer strijdvaardige schepen hetzij houten of ge pantserde tot een gunstiger tijdstip te verschuiven. Voor 1870 worden wederom 2 monitors in aanbouw gebragt zoodat, verder aldus voortgaande, op het einde van 1872 negen dergelijke vaartuigen beschikbaar kunnen zijn. Met het oog evenwel op de wenschelijkheid om de voltooijing der gepantserde flotille tegemoet te komen, waardoor zoo veel te eerder met den aanbouw van schepen, die in de plaats der schroefstoomschepen le klasse moeten treden en met dien van gepantserd materieel voor Oost Indie, een begin zal kunnen worden gemaakt, verdient het over weging het werkvermogen van particuliere inrigtingen hier te lande te haat te nemen. De Minister heeft gemeend aan de mogelijkheid tot verwezenlijking van dit denkbeeld op de begrooting van 1870 eene plaats te moeten geven. Sterkte voor 1870, 5789 koppen zonder de zeemilitie, die in 1869, 600 koppen bedroeg. Van die 5789 koppen zijn 3100 bestemd om in Nederl. Indië te dienen; 193 voor Suriname; de overige 2495 worden verdeeld op de schepen, bestemd voor de binnenlandsche dienst, kruistogten, op leiding en oefening, enz. Het auxiliair eskader zal bestaan uit 4 schepen bemand met 800 koppen. Op de bemannin gen der schepen van het auxiliair escader worden 323 en uit die der schepen van de Indische marine 128 koppen bespaard en daardoor bezuinigd de Indische toelage van 461 officieren en minderen, en tevens besparing gebragt in de kosten van uitzending van officieren en manschappen bestemd voor de aflossing. HELDER en NIEUWEDIEP, 30 September. Het is een oud en bekend gezegde, dat diegene waarlijk wijs en geleerd mag heeten, die erkent dat hij eigenlijk niets weet. Ten opzigte van de staatkundige nieuwstijdingen, die uit Spanje tot ons komen, is dat aloude gezegde al hijzonder toepasselijk. De regering daar te lande wil de keuze van een Koning nog wat opschorten, betere en rustiger tijden afwachtende zoo lieet het in het eene berigt. Een weinig later vernemen we, dat de regering dit gerucht hielp verspreiden en inmiddels alle pogingen aanwendt om den Koning van Portugal voor den Spaanschen troon te winnen. De Koning van Portugal komt bepaald in aanmerking en zal, ter wille van het uitgebreidere Spanje, het kleinere Portugal er aan opofferen, zoo verhaalt de een; terwijl de ander stellig verzekert, dat de hertog van Genua dc meest gewcnschte candidaat is. Nog een ander weet ons te verzekeren, dat het zoo goed als zeker is, dat de Regent nog voor één of twee jaren voorloopig aan het bestuur blijft. Waarlijk, bij zoovele strijdige berigten omtrent de toekomstige dynastie in Spanje mag hij wel heeten goed op de hoogte te zijn, die erkent dat hij er niets van weet. Uit Ierland verneemt men, dat de Protestantsche kerk, voorheen staatskerk, zich flink organiseert en zoodoende de bange vrees beschaamt van hen, die meenden, dat het nu geheel uit zou zijn met het bestaan van die kerkgemeenschap in dat land. Op zekere vergadering, te Londen gehouden, werd door een priester, Charles Brett genaamd, over generaal Garibaldi gesproken en werd deze voorgesteld //als de godslasterende boekanier, die eerst zeeroover, later kotfijhuishouder te New-York en eindelijk algemeen berucht werd door het dragen van een rood hemd en het trekken van een degen in Italië.» Hij is gevlugt zoo vervolgde de welspekende redenaar, naar zijn kooltuin op Caprera en ik hoop dat zijn oogst goed mag uitvallen. Een vriend van den grijzen generaal antwoordt daarop Hoe langer de kooltuin Garibaldi daar bezig houdt, zooveel te rustiger voor de priesters van Rome. Toen maarschalk Prim bij den Keizer van Frankrijk werd toegelaten, ontving deze hem zeer vriendelijk en betuigde zijn spijt dat hij den generaal niet eerder had mogen zien. //Sire," antwoordde Prim, «uwe regering is daarvan de oorzaak, die mij niet zeer minzaam uit Frankrijk verwijderd heeft.» //Laat ons daarvan zwijgen," antwoordde Napoleon, en begon over andere dingen te spreken. Naar men verneemt heeft de Keizer verklaard elke oplossing der verwikkelingen in Spanje te zullen goedkeuren, behalve de troonsbeklimming van Montpensier en de republiek Ook met lord Clarendon heeft de Keizer zeer lang gesproken over Frankrijk's binnen- en buitenlandsche

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 1