ADVERTENTIËN. UIT HET DAGBOEK DER POLITIE VAN ST. PETERSBURG. INGEZONDEN. Bewegingen van Zr. Ms. schepen in Nederl. Oost-Indië, dato 15 Augustus 1869. Weerkundige Waarneming-en te Helder, wil, zijn persoonlijk inzigt, had cadeau gedaan; dat de gehoorzaamheid, welke de toetreding tot de Carmelieter orde hem oplegde, in de allereerste plaats betrekking had op zijn wil; hij had dus óf geen priester en monnik moeten worden, óf gehoorzaam den wil moeten doen zijner superieuren. Volgens een berigt van de „Indépendance Beige" heeft de pater Hyacinthe eene uitnoodiging ontvangen om zich bij de aanstaande verkiezingen te Parijs candidaat voor het Wetgevend Ligchaam te stellen, maar heeft ze afgewezen. De „Constitutionnel" berigt het volgende: //Binnen zeer korten tijd zal te Parijs een nieuw dagblad verschijnen onder dezen titel: /,De Christen; tolk van de belangen der democratie in de kerk en onder de geestelijkheid; politiek en dagelijksch verschijnend blad.» De hoofd-redacteur en verontwoordelijke bestuurder van dat blad zou zijn de abt Charles Loyson, zich vroegeralskloosterling pater Hvacinthe noemende.» Zoolang het lijk van Jean Kinck, den vader, niet gevonden is, zal de zaak van Tropmann nog veel duis ters blijven bevatten. Aan pogingen om dat lijk te vinden ontbreekt het niet; alle bewoners in den omtrek van Gueb- willer nemen ijverig deel aan de opsporingen, die door de autoriteiten worden voortgezet. Het onderzoek wordt eveneens voortgezet in vele streken van België, vooral in den omtrek van Namen, ofschoon men niet gelooft, dat het lijk ergers anders zal gevonden worden dan tusschen Bollwiller, Soultz, Ollwiller en Cornay. Voor 't laatst is Kinck gezien in gezelschap van Trop mann in eene herberg te Bollwiller en sedert heeft men geen berigten meer van hem vernomen. Te Roubaix is eene belangrijke ontdekking gedaan van twee Duitsche brieven van Tropmann aan Jean Kinck. In beide brieven is bij herhaling sprake van een logement, dat door Tropmann voor Kinck te Wattwiller gehuurd zou zijn. De onderzoekingen zullen nu in den omtrek van Wattwiller worden begonnen; in 't bijzonder zal de vijver daar ter plaatse worden onderzocht. Mogten al deze sporen niet tot de ontdekking van het lijk des vaders leiden, dan voedt men nog altijd de hoop, dat Tropmann weldra tot volledige bekentenis zal komen, vooral 1 u hij overtuigd is, dat zijn stelsel, om de geheele schuld op vader en zoon te werpen, niet meer houdbaar is. De heer Douet d' Arcq heeft gisteren weer den geheelen dag doorgebragt met het gehoor der getuigen te Mazas. Meer dan twee uur heeft hij met den zwager van Jean Kinck gesproken, die van Bollwiller was gekomen om zeer belangrijke inlichtingen te geven omtrent de huiselijke ge woonten van de familie Kinck. In de //Siècle» leest men de volgende opmerkingen van Edmond Texier, naar aanleiding van den moord van Pantin: //Ik beschuldigde een zeker deel der pers, de publieke nieuwsgierigheid overprikkeld te hebben; maar de ware schuldige is de regering. Bij het departement van binnenlandsche zaken bestaat een bureau, dat het toezigt heeft over de openlijk tentoongestelde platen. Tot nog toe was daar steeds de vergunning geweigerd illustratiën van een misdaad, tijdens het proces hangende was, in het licht te geven. Bij den moord van Pantin is dat op eens anders gewordende meest terugstootende afbeeldingen worden met vergunning uitgegeven. De censuur heeft niets tegen gehouden, maar integendeel de uitgaven bevorderd. En waarom? Omdat de misdaad van Tropmann de regering zeer gelegen kwamzij trok de aandacht af van den gezond heidstoestand des Keizers en van de verdaging der Kamer. Heerlijke uitkomst! Men kon de politiek in den kuil begraven, waaruit de zes lijken voor den dag waren gekomen.» De //Figaro» berigt, dat jl. Dingsdag eenige aan de haven te Bordeaux gelegen scheepswerven zijn afgebrand en dat de aangerigte schade opl millioen francs wordtgeraamd. In Frankrijk is de sterfte onder jonge kinderen veel erger dan elders. Volgens de nieuwste statistieke opgaven sterven in het Seine-departement van de kinderen beneden het jaar 87 van de 100, in het departement der Loire 90, in dat der Eure 78, in Calvados even zooveel, in dat der Aube 69 van de 100, enz. Moet het hart niet bloeden, wanneer men zoovele jonge vruchten door het onverstand van moeders en zoogsters, dienst- en kindermeisjes van den levensboom ziet werpen? Engeland, Kardinaal Cullen, het hoofd der catholieke hiërarchie van Ierland, heeft jl. Maandag, toen hij Wexford in het zuid-oosten des eilands bezocht, verscheidene deputatiën van ingezetenen dier landstreek bij zich ontvangen en aan eene van haar o. a. het volgende geantwoord: „Gij spreekt van voor dragten ter bevordering der belangen van dit land, die weldra de overweging van de wetgevende magt zullen vor deren. Ik meen zonder overdrijving te kunnen zeggen, dat het vooruitzigt, hetwelk zich thans voor ons opdoet, Ierland's vrienden met blijdschap moet vervullen. De door het Par lement in zijne afgeloopen zitting aangenomen voordragt tot opheffing der Iersche staatskerk een eind makende aan die langdurige o verheei-sching, welke Ierland's bloei tegenhield en Ierland's hulpbronnen uitputte, is een blijk van de wijze vrijzinnigheid der tegenwoordige regering en een onderpand van de zucht der bewindslieden om regt aan de Catlio- lieken van dit koningrijk te doen wedervaren. De eendragt, die thans gelukkig onder onze landgenooten heerscht, is een wisse waarborg voor het welslagen onzer pogingen. Wanneer wij zoo eendragtig blijven; wanneer wij valsclie vrienden of verraders van Ierland's zaak zien in ieder die misdadige handelingen pleegt of tweedragt hier te lande zaait; en wanneer wij onze verlangens derwijze matigen, dat zij op de regtvaardigheid steunen, geen regt van eenige volksklasse aanranden en alzoo tot heil des staats kunnen strekken dan mogen wij het voor zeker houden, dat de dag niet ver af is, waarop de zegening van vrede en welvaart tot ons volk terugkeert, waarop de nijvere boer in ongestoorde rust de eerlijke vruchten van zijn arbeid kan genieten. 's Hemels zegen ruste op uw streven om het lot van het Iersche volk te verbeteren en om het aloude geloof onzes lands in stand te houden." I) u i t s c h I a n d. In den nacht van jl. Zaturdag op Zondag zijn op onder scheidene plaatsen langs den Rijn, tusschen Boppard en Keulen, aardschuddingen waargenomen, die ongeveer twee seconden aanhielden. Vele personen werden uit den slaap gewekt en sommigen verlieten uit vrees hunne woningen. Omtrent de rigting der golvende beweging luiden de berigten ver schillend. Op enkele plaatsen werd vóór den schok een dof gerommel gehoord als van een zwaar geladen wagen. De Weener Debatte» wijdt een artikel aan de reis van de Fransche Keizerin. Bij de opening van het Suez- kanaal, meent de //Debatte,» mogt Frankrijk niet ontbreken. De Keizer kon er niet aan denken zelf te gaan, en daarom gaat de Keizerin in zijne plaats. //Hoezeer wij er ons ook tegen verzetten,» zegt de genoemde courant, //telkens komt ons de overeenkomst in de gedachte tusschen het lot van Keizerin Eugénie en dat van Keizerin Charlotte van Mexico. Vooral is zulks het geval sedert de Keizerin van Frankrijk, even als die van Mexico, reizen gaat ondernemen ten behoeve van haren keizerlijken gemaal.» De //Debatte» is van oor deel, dat de Keizerin met een zeer pijnlijk gevoel hare reis moet aanvaarden. //Als Keizerin, als echtgenoot en als moeder moet zij voortdurend op de ergste berigten bedacht zijn, want de Keizer is ernstig ongesteld, en het Fransche volk schijnt volstrekt niet gezind te zijn om Napoleon IV zonder bedenken te doen opvolgen aan den tegenwoordigen monarch. Dat alles te moeten overdenken en daarbij altijd te moeten glimlagchen dat is inderdaad eene pijn, zoo groot als men alleen op troonen kan ondervinden.» T u r k ij e. Onder de voorwerpen, die voor het verblijf van H. M. de Keizerin van Frankrijk te Constantinopel met alle moge lijke Oostersclie weelderigheid in gereedheid zijn gebragt, behoort ook het prachtige paviljoen, waaronder II. M. de revue zal bijwonen van de troepen van het kamp Hunkiar- Skelessi. Voorts trekt niet minder de aandacht de draag stoel, die ter beschikking van de Keizerin zal worden gesteld; deze draagstoel is een waar kunststuk, zoo wel door haar bevalligen vorm als door de keurige en overdadige bewerking met goud, borduurwerk en kostbare draperiën. De beide eere-dames, die de Sultan zijne hooge bezoeksters heeft toegevoegd, zijn de Prinsessen Nazli en Fatma, de dochters van Mustapha-Fazyl en van Halim-pacha. Het gepantserd eskader, dat H. M. naar Egypte zal vergezellen, zal worden gecommandeerd door Hobart-pacha. Er leefde eens te Petersburg een eerlijke, arme, oude beambte, braaf en eenvoudig. Zijn levensloop was geregeld als die van een goede klok. lederen dag ging bij uit zijn woning naar ziju bureau en keerde van daar na een een arbeid van 6 uren langs denzelfden weg terug. Zijne kleeding was versleten en zijn muts in hoogst slechten toestand. Zijne dochters drongen zoo lang bij hem aan, dat hij ten laatste besloot om eene nieuwe muts te koopen en als hij in een winkel groene mutsen zag hangen, trad hij binnen en vernam naar den prijs. De koopman wilde hein geene van de groene mutsen geven, omdat zij besteld waren, en bood hem eene andere aan. Maar onze oude had nu eenmaal zijn zin op een groene gesteld. „Welaan," zeide de koopman, „als gij absoluut een groene wilt hebben, neem er eene, ik kan tegen morgen nog wel eene andere klaar maken." De oude man behield dus zijn muts en baarde den volgenden dag niet weinig opzien bij zijn mede-beambten. Allen wenschten hem lagchende geluk met den koop. Een paar dagen later, toen het zeer warm op het bureau was, stak hij zijn hand in den zak om met zijn zakdoek het voorhoofd af te droogen, toen hij tot zijne ver bazing'een mooijen Indischen foulard te voorschijn trok. Hij toonde hem aan zijne collega's en vroeg of hij soms niet bij vergissing iemands zakdoek had genomen? Maar niemand meldde zich aan. „Het zal eene verrassing van uwe dochters zijn," zeide men.. De oude ging naar huis over de vondst nadenkende. „Luistert, kinderen," riep hij uit, „wie heeft dat gedaan? Wilt ge mij op mijn ouden dag nog ijdel maken?" Zijne dochters evenwel wisten niets van de verrassing, raadden er naar, maar geloofden ten laatste dat de neef, die den vorigen Zondag bij hen geweest was, het gedaan had. De oude behield den zakdoek. Den volgenden dag, als hij zich op het bureau aan den lessenaar plaatste en hij de panden van zijn jas voorzigtig uitspreidde, voelde hij iets hards in beide zakken. Hij tastte er binnen in en haalde uit den een' een gouden horologie en uit den ander een welgevulde beurs. Nu liep het den eerlijken man door. Hij overlegde wat te doen, en besloot eindelijk om aan zijne collega's niets van het geval te zeggen. Toen het bureau gesloten was, ging hij dadelijk naar den inspec teur van politie en vroeg een geheim onderhoud. Hij vertoonde horologie en beurs en verhaalde het geval van den zakdoek. De inspeetur vroeg naar alles naauwkeurig. „Het is zonderling," riep hij uit, „en nooit te voren is er iets dergelijks voorgekomen „Nooit! eerst sedert 8 dagen. „Hebt ge soms ook sints dien tijd eenige verandering in uw kleêren?" „Neen." „Denk eens na." „Ja toch, ik heb een nienwe muts gekocht." „Zeg mij hoe en waar?" De oude vertelde wat gebeurd was. De inspecteur lachte luide en zeide: „Gij arme, eerlijke man, gij zijt deelgenoot van een dievenbende geworden! Bemerkt gij het dan niet? De twintig mutsen van gelijken vorm moesten den slimmen dieven tot herkenuingsteeken dienen. Iedere dief tracht zoo spoedig mogelijk het gestolene goed in den zak van een' handlanger te steken. Men heeft u voor een deelgenoot gehouden. Wij zijn u en het toeval grooten dank schuldig. Hier is geld, koop een andere muts, en breng mij deze muts dadelijk terug. Morgen hoop ik de twintig dieven in mijn magt te hebben." De oude giug naar een magazijn, kocht een andere muts, wilde zijn oude muts in zijn zakdoek binden maar haalde tot zijne ver wondering een kostbaren, kanten doek voor den dag. Hij snelde met dezen nieuwen buit naar den inspecteur, die hartelijk begon te lagchen om het angstige gelaat van den eerlijken man. De noodige maatregelen werden intusschen genomen en spoedig waren alle beziters van de groene mutsen gegrepen. Met zeer veel genoegen las ik het artikel, voorkomende in een vorig Nommer (lezer Courant en ontleend aan het „Schager Weekblad." Daarin wordt gesproken over de volksweerbaarheid, een onderwerp dat ik zoo vrij ben hoogst belangrijk te heeten. De Staats- begrooting voor 1870 wijst een cijfer van ruim 14 millioen voor het Departement van Oorlog aan, een cijfer, dat mij de haren ten berge doet rijzen. Ik wil graag gelooven, dat onze minister van Oorlog de tegenwoordige inrigting niet goedkooper onderhouden kan; ik neem aan, dat er in dezen tijd, nu bij de groote mogendheden de staande legers nog worden in stand gehouden, nog niet aan te denken valt om de soldaten naar huis te sturen maar toch dunkt mij dat wij, evenals in Engeland, dien toestand moeten voorbereiden en dat het eenige middel daartoe ook voor ons is: Volksweerbaarheid. Steeds meer algemeen wordt door de publieke opinie de oorlog veroordeeld; steeds meer algemeen houdt men het behoud van den vrede voor onontbeerlijk ter bevordering van handel en nijverheidkortom de oorlog wordt thans als eene uitgediende zaak beschouwd. Dringt die overtuiging nog meer algemeen dooi dan worden de staande legers, die dure en voor de nijverheid a ei- schadelijkste inrigtingen, nutteloos. Voor de handhaving van ïus en ter verzekering van den vrede is dan de volksweerbaarheid, naar m1.!11 inzien, eene noodzakelijke inrifrting en wij houden deelsgewijze (^e 14 millioen, die door ons thans in den vorm van belasting wordt betaald, in den zak. Maar met deze overtuiging, de weerbaarheid vervangt met der tijd het leger, en wij winnen de kosten voor het onderhoud der soldaten uit, ik zeg met deze overtuiging begrijp ik niet, dat de burgers niet algemeener aan de vrijkorpsen deel nemen. Pruttelaars tegen hooge belasting! schaart u liever in de rijen van hen, die zich oefenen in den wapenhandel! Gij allen die inziet dat, hoe eer hoe liever, het staande leger moet ophouden te bestaan, sluit u aan bij hen, die zich de oefening in het hanteren der wapenen tot eene uitspanning na de dagelijksclie bezigheden hebben gesteld. Eene vrij algemeene afkeuring ging er op uit het Nederlandsche volk, toen kort geleden de miliciens der ligting van 1865 werden opgeroepen, om in werkelijke dienst op te treden. Maar maakt dan door uwe algemeene deelneming aan scherpsehutters- vereenigingen zulke buitengewone oproepingen geheel overbodig. Wanneer zal de tijd aanbreken, dat de burgers, hun belang inziende, zich algemeen zullen aansluiten bij die vereenigingen, wier exercitiën in vollen nadruk den naam van nuttige uitspanningen verdienenMen zou met reden mogen verwachten, dat in deze volkrijke gemeente vele honderden tot liet Vrijkorps behoorden. Dit is, helaas! zoo niet. Mogten mijne opmerkingen er toe bijdragen om het aantal weerbaar heidsmannen in ons midden aanzienlijk te vermeerderen! Helder, October 1869. D. Prins Alexander der Nederlanden, kapt.-luit. W. C. Klis, Juno, kapt. jhr. J. E. VV. P. van Raders, van Speijk, kapt. A. J. Kroef en roeikanonneerboot n°. 14, luit. 2de kl. F. K. Engelbrecht, wacht schepen te Batavia, Soerabaija, Macassar en Samarang. Amsterdam kapt.-lnit. P. Koning, doet eene inspectiereis over de knstverlichting j Haarlemmermeer, luit. 1ste kl. H. E. A. Frucht, gest. ter Z. en O. afd. van Borneo. Celebes, luit. lste kl. G. W. C. Yoorduijn, gest. ter Z. en O. afd. van Borneo. Bromo, kapt.-luit. H. P. van Boneval Faure, ligt te Batavia beschikb. voor de dienst. Onrust, luit. lste kl. J. C. H. Beeloo, gest. ter Z. en O. afd. van Borneo. Ardjoeno, kapt.-luit. G. H. Bakker, ligt te Soerabaija beschikbaar voor de dienst. Stavoren, luit. 2de kl. C. L. van Woeldcren, ligt te Muntok en doet opname in straat Banka. Prinses Amelia, kapt.-luit. W. Enslie, wordt te Soerabaija ingerigt als wachtschip. Coehoorn, luit. lste kl. jhr. J. II. P. von Sclimidt auf Altenstadt, ligt te Soerabaija beschikbaar voor de dienst. Madura, luit. lste kl. J. Tromp, gest. ter W.kust van Borneo. Aart van Nes, luit. lste kl. H. K. Koning, gest. in de wateren van Celebes. Bali, luit. lste kl. P. J. D. Breukelman, gest. in de wateren van Celebes. den Briel, luit, lste kl. J. Scheurleer, gest. ter W.kust van Borneo. Maas en Waal, luit. lste kl. C. P. van der Star, gest. ter O.kust van Sumatra. Cycloop, luit. lste kl. D. Schuurman, ondergaat te Soerabaija eenige herstellingen. Suriname, luit. lste kl. jhr. E. P. E. de Stuers, ligt te Soerabaija om herstellingen te ondergaan Admiraal van Kinsbergen, luit. lste kl. G. Bijl de Vroe, gest. in de wateren van Riouw en Linga. Willem, kapt. J. M. L. Brutel de la Rivière, ligt te Batavia beschikbaar voor de dienst. Vesuvius, kapt.-luit. J. H. K. Croes, gestat, in de Moluksche wateren. Sumatra, luit. lste kl. A Dronkers, gest. in de wateren van Menado. Borneo, luit. lste kl. D. L. Feldmann, gest. ter W.kust van Sumatra. Banka, luit. lste kl. W. F. van der Burg, gest. in de wateren van Riouw en Linga. Timor, luit. lste kl. J. J. de Hart, op de W.kust van Sumatra aanwezig, om den hoofd ingenieur der geographische dienst in de gelegenheid te stellen eenige punten sterrekundig te bepalen. Djambi, kapt. J. E. Buijs, doet een oefeningstogt in de Java-zee. Curaijao, kapt.-luit. jhr. M. W. Bowier, ligt te Batavia beschikbaar voor de dienst. Reteh, kapt.- luit. A. W. Keuchenius, gest. in de wateren van Celebes. Marnix, kapt.-luit. P. Toutenhoofd, is den 14 Aug. naar Soerabaija vertrokken om eenige veranderingen aan het tuig te ondergaan. door den Heer T. C. VAN DER STERR. October. Uren. Windrigting en Kracht. Barometer mm. Thermometer C. Vochtigh. procent. Toestand van de zee. Stand. Afw. Stand. Afw. 6 12 nnw. 0.2k. 770.22 f 9.60 14.9 fO.8 0.77 Stil. 7 8 zzw. 0.1 771.57 fll.01 10.0 -2.1 0.92 II 7 12 zo. 0.5„ 771.59 fll.03 14.3 +0.1 0.76 Vlak. Meersgesteldheid: 6 Oct. 12 u. Digtbcwolkt, stil, mooiweer. 7 Oct. 8 u. Helder, beneveld, stil, schoonweer. 7 Oct. 12 u. Helder, schoonweer. Getrouwd A. C. DE WUN EN G. C. THOMASSEN. Oude Schild op Texel, 7 October 1869. Algemeene kennisgeving.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 3