Door het tooneelgezelschap van de heeren L. Bouw meester C°. zal Vrijdag in het lokaal Tivoli alhier eene voorstelling worden gegeven. De heer S. Gorter, pred. te Wormerveer, een onzer meest talentvolle litteratoren, die zich als zoodanig niet alleen, maar tevens als geestig en scherpzinnig kunst criticus heeft doen kennen door onderscheidene artikelen in »de Gids'- is, door zwakke gezondheid, genoodzaakt geweest zijn ontslag aan te vragen, bij den kerkeraad, die hoewel met diep leedwezen, in zijn besluit heeft berust, en hem heeft voorgesteld dit ontslag te laten ingaan met 1 April 1870. Het hof van Zuidholland heeft in de zitting van jl. Zaturdag den heer la Vieter, uitgever van het /Dagblad" schuldig verklaard aan het drukken van een geschrift, waarvan de schrijver onbekend of niet aanwezig is, dat beleedigende uitdrukkingen bevat, die eene bepaalde on deugd ten laste legden aan den heer J. C. van Lier, en hem veroordeeld tot eene geldboete van 100 en eene schadevergoeding van ƒ150. Jl. Woensdag had te Leiderdorp een stoute opligterij plaats. De boekhouder van een ingezetene had zich van een kwitantie meester gemaakt en hierop het bedrag van 8 te Leiden ontvangen. Met deze som begaf hij zich naar Schiedam, en ging bij den depóthouder van zijn meester het voorhanden zijnde geld, ruim 300, incasseren, voorgevende, dat zijn heer te Rotterdam was en oogen- blikkelijk geld noodig had. Daarna begaf hij zich werkelijk naar Rotterdam, vanwaar hij waarschijnlijk naar Duitsch- land is vertrokken. Hij laat zijne vrouw en drie kinderen in treurige omstandigheden achter. Zijn meester had hem voor eenigen tijd uit medelijden in dienst genomen, daar hij met de zijnen in de grootste behoefte verkeerde. Naar men met zekerheid verneemt, is prof. dr. J. J. van Oosterzee, te Utrecht, reeds voor eenigen tijd van wege de hoofd-commissie voor het nationaal gedenkteeken te 's Hage uitgenoodigd geworden, om na de plegtige onthulling, den 17 November e. k., een voegzaam slotwoord te spreken en is deze vereerende uitnoodiging door den hoogleeraar met bereidwilligheid aangenomen. (U. D.) Van de 20 jl. Zaturdag bij de regtbank te Rotterdam uitgesproken vonnissen, zijn er 10 gewezen tegen zeelieden, welke gedurende de reis van hun schip zijn gedeserteerd. Ieder hunner is tot eene gevangenisstraf van drie maanden veroordeeld. Jl. Vrijdag opende prof. Opzoomer, te Utrecht, zijne academische lessen, met eene hoogst belangwekkende rede over het vrije onderzoek. De te Utrecht gehouden vergaderingen, waarin over het oprigten eener stoomvaart op Amerika gehandeld is', zijn afgeloopen. De beraadslagingen hebben tot de volgende resultaten geleid. Aangenomen zijn de volgende besluiten: 1° De pogingen om de volksverhuizing naar Amerika over ons land te leiden behooren door de regeering bevorderd te worden. 2° In den tegenwoordigen tijd en bij den achterlijken toestand van onzen handel op Amerika kunnen wij alleen met vereende krachten en kapitalen aan den vreemden wedijver het hoofd bieden. Daarom is het raad zaam om, in stede van de krachten te versnipperen, vooreerst slechts ééne Amerikaansche stoomvaart-maatschappij op te rigten. 3° Vlissingen is nu de gunstigst gelegen haven van ons klein land, en de eenige die thans geschikt is voor de vaart van stoomschepen op Amerika, welke aan de eischen van het personen- en goederenvervoer uit het bui tenland en van de nationale belangen voldoen. De ver gadering heeft verworpen de vijfde resolutie, houdende, dat subsidie onvermijdelijke noodzakelijkheid is. Daarentegen is besloten, overeenkomstig het voorstel van een der sectiën dat het wenschelijk is, dat de staat de directe stoomvaart op Amerika ondersteune. De kwestie van het verbin dingspunt New-York of Norfolk is onbeslist gebleven. Over eenkomstig de zesde resolutie is een uitvoerend comité benoemd, bestaande uit de heeren Janssen, voorzitter; baron zich te veel bezig hield met de veete die er bestond tusschen hem en mr. Patten, de kerkelijke ontvanger en rentmeester van de kerk der andere rigting, omtrent den juisten en waren toestand in het leven hier namaals van doodgeboren kinderen. Ik ben zoo ijverig geweest in het opsommen van de goede daden van Lady Durbar, dat ik geheel vergeten heb melding te maken van de bron van haar rijkdom, waarvan zij zulk een bewonderens waardig goed gebruik gemaakt heeft. Ik heb waarlijk ook nog niets gemeld omtrent haar persoonlijk voorkomen, hare manieren, haren omgang, enz. Ik moet mij dus haasten deze tekortkomingen te vergoeden. Wie Lady Durbar was. Lady Durbar was de eenige dochter van een rijk Oost-Indisch bankier en agent, die een onmetelijk fortuin had verzameld in die gelukkige Indische dagen, toen men den goudboom aldaar nog schudden kon en de nabobs aldaar nog niet tot de overleveringen behoorden. Ben rijk man een zeer rijk man zijnde, kon hij natuurlijk niets doen op eene alledaagsche of onbeduidende wijze. Toen hij dus in de groote geldcrisis van 1825 bankroet ging, was het niet vooreen paar nietige twintigduizendtallen van ponden, maar voor meer dan anderhalf millioen ponden sterling. Er ontstond een ontzettende Bcnsatie in de city en op de beurs toen het bekend werd, dat de groote agentschap van Mango, Chutnee, Cholopp, Chowringee Chobahawder en C°. gefailleerd was. Eene menigte menschcn stonden dagelijks de geslotene deuren en ramen van het huis der gevallene firma in de Old Broadstreet aan te gapen. De papa van onze heldin Sir John Mango ging onmid- delijk op reis naar Indië om pogingen in het werk te stellen, ten einde aldaar de zaken van het Calcuttahuis te vereffenen. Er valt niet aan te twijfelen dat hij, daar aangekomen, met groote vlijt de tank der vereffening heeft aanvaard. Hij was met die taak zoo vlijtig bezig, dat hij eindelijk spoorloos was verdwenen, en behalve een gerucht, dat hij met eene Begum was gehuwd en eene uitge strekte Zenana bezat in de domeinen van een inlandsche prins, lijid men nimmer iets meer van hem gehoord of gezien. De schoone Fanny Mango, toen achttien jaren oud, had voor hare toekomst te kiezen tusschen drie onaangename vooruitzigten eene betrekking te zoeken als gouvernante, voortaan haar verblijf te zoeken bij twee doove en zeer ongezellige oude tantes te Brixton of te trouwen. Nu is trouwen voor de meeste jonge dames juist zulk van Wassenaer, baron Mackav, Stork, Matton en Brouwer, leden; Tak, secretaris. Dat comité beeft toegezegd, in de allereerste plaats in relatie te treden met de Koninklijke Nederlandsche stoomboot-maatschappij. Te Breda is een karretje, waarin twee personen, tegen een paal aangereden, waardoor de twee mannen er uitge worpen en vrij zwaar gewond werden, terwijl een zelfs geheel bewusteloos werd opgenomen. Het paard holde door en kwam eerst later tot staan. Jl. Vrijdag avond te 6 ure kwamen te Dinteloord de officier van justitie, de regter-eommissaris en de griffier der arrondissements-regtbank te Breda, geassisteerd door de noodige marechaussées, ten einde onderzoek te doen naar eene vermoedelijke poging tot vergiftiging. In het laatst van Sept. toch was het huisgezin van De II., een arbeider aldaar, plotseling ziek geworden na het gebruik van meel, dat hun door een anderen arbeider, Willem K., die bij denzelfden boer diende, te huis was bezorgd. Reeds toen had men vermoeden van vergiftiging, dat nog toenam, toen bekend werd, dat K. een dosis rattenkruid bij dr. L. te Dinteloord had gekocht, zoo hij zeide, omdat hij zooveel last van ratten had. Nog sterker rees de verdenking, toen dezelfde K. zich door halsafsnijding van het leven had trachten te berooven, omdat hij, zooals hij zich uitliet, angst gevoelde dat de mensclien hem voor den dader zouden houden van de vergiftiging. Hij is dan ook naar het huis van verzekering te Breda overgebragt, Het alge meen gerucht wil, dat jaloerschheid en gekrenkte eigen liefde de drijfveeren zijn geweest, die hem tot de misdaad zouden hebben aangezet. Te Tiel spong een woedende os over boord van de stoomboot, waar het beest opgebragt was en zwom naar den wal. De eigenaar v. A. wilde hem toen grijpen, maar het al woester geworden dier nam hem op de hoornen, wierp hem in de hoogte, gaf hem nog een paar stooten en liep toen in woeste vaart den weg naar Ophemert op. Om verdere ongelukken te voorkomen, wilde men het dier ter neer schieten en riep daartoe een luit. der dd. schutterij aldaar te hulp; deze was spoedig met eenige manschappen, voorzien met geweren en scherpe patronen, aanwezig. De os was echter niet blijven staan om tot mikpunt voor de Tielsche schutters te dienen, maar had zijn weg naar Ophemert vervolgd. Nog is eene vrouw te Zennewijn door den os van den dijk gestooten. Deze vrouw, evenals de eigenaar, heeft eene groote wond aan het hoofd en is ook aan den schouder gekwetst. De os is eindelijk in eene weide onder Ophemert door den sergeant Nijhoff doodgeschoten. De vlasoogst is in de omstreken van Harlingen zoo goed gelukt, dat men, op hoop van eene gelijken oogst in bet volgende jaar, reeds 116 huur voor een grondemaat land heeft geboden, zonder het echter nog te erlangen. De aardappelenoogst is goed geluktde prijzen zijn te Harlingen ongeveer 1.20 per mud. Men schrijft uit Makkinga, dd. 5 Oct.: //De heer F. Scheenstra alhier, heeft in de maand Mei bij het herstellen van den dorpstoren, een jonge torenka gevangen en sedert opgekweekt. Het beest is nu zoo aan hem gehecht, dat het hem overal volgt. O. a. gisteren, toen de heer Scheenstra op een der bovenzalen van het gemeentehuis op zijn bureau bezig was, wist Hans uit diens woning, waar hij opgesloten was, te ontsnappen en kwam heel deftig bij den baas op de schrijftafel zitten. Nu en dan doet hij wel eens een uitvlugt (men heeft hem alle slagveeren gelaten), maar tegen etenstijd is hij altijd weer present. Aan zijn zwarte familie schijnt hij zich niet veel meer te laten gelegen liggen." Jl. Vrijdag avond is een 21jarig dienstmeisje uit het dorp Witmarsum, naar het huis harer ouders, te Bolsward woonachtig, overgebragt. Dit meisje was, in een weiland liggende, aangetroffen, juist na een kind te hebben ter wereld gebragt. Het kindje, hoewel volgens eigene beken tenis der ongelukkige moeder, levend geboren, was reeds eene onaangename toekomst niet, maar de eenige vrijer waarover de dochter van den gevlugten bankroetier op dat oogenblik kon beschikken was sir Hugh Durbar, generaal in dienst van de compagnie rijk, slecht gehumeurd en zeven en vijftig jaren oud. Wel is waar er was nog een neef van Fanny, Frederik Elton genaamd, jong, gezond, goed gehumeurd en knapdoch hij was zoo arm als een klerk bij een zaakwaarnemer, inet een inkomen van tachtig pond per jaar, die daarenboven nog eene bedlegerige moeder had te onderhouden, maar wezen kon. Een huwelijk met hem was na tuurlijk geheel en al buiten kwestie. Sir Hugh was daarenboven in de directie en aandeelhouder van velerlei banken en Indigohuizen. Hij had een huis in Parklane en eene villa in Twickenham j kortom, twaalf maanden na de vlugt haars vaders werd Fanny Mango, Lady Durbar. Al spoedig had zij bittere redenen om hare kwalijk begrepene trouw te betreuren. Gedurende de twaalf maanden, dat hij nog in zijn ziekelijken toestand voortleefde, werd zij door hem op eene wijze behandeld, die men gewoonlijk een hondenleven noemt. Een voort durend slecht humeur, immer klagend over ongesteldheid, ruwe woorden, en niet zelden ruw geweld, dit waren de voornaamste karaktei trekken van sir Hugh Durbar. Lady verdroeg dit alles met het grootste geduld. Hare zachtmoedigheid onder het lijden, wekten algemeene verrassing en bewondering op. Zij zwachtelde zijn jiehtigen voet, zij droeg zorg dat hij op zijn tijd de medicijnen innam, zij verdroeg zijne slagen en verwenschingen met onuitputte lijke gelatenheid en zachtheid. Plotseling kwam sir Hugh op de gedachte om naar het vaste land te gaan en wel alléén. Zijne vrouw smeekte hem evenwel onophoudelijk en met de grootste teederheid om hem ten minste tot B. te vergezellen, in welke bekoorlijke badplaats hij eene villa bezat. Daar bleef zij zijne terugkomst afwachten eene terugkomst die echter nimmer plaats vond, want sir Hugh Durbar stierf te Civita Vechia aan maag kramp, juist zes maanden na zijn vertrek van B. en, dit dient zeer tot zijn voordeel gezegd, hij liet zijne slecht behandelde vrouw zijn ganschc vermogen na, zonder eenig voorbehoud. Lady Durbar was diep getroffen door de tijding van den dood haars mans. Gedurende langen tijd was zij geheel ontroostbaar, en zij gaf openlijk haar besluit te kennen, dat zij voor haar gelieele leven den rouw over haar echtgenoot aannam. Van dat oogenblik af aan nam zij afscheid van alle wereldsche pracht en ijdelheid. &^naa tere ze ech adv kaï hel overleden en door haar in een doek gewikkeld. De v; kindermoord verdachte moeder is onder geneeskundige ver-j der pleging gesteld en het lijkje tot geregtelijke schouwing naar met de regtbank opgezonden. Ooi - Het harddravers-paard, genaamd «de Deugd," toe- behoorende aan den heer H. Kremer, te Garnwerd (prov. Groningen), heeft dit jaar reeds aan geld tot een bedrag van 1635 gewonnen, waarvan 300 op de harddraverij, den 2 dezer te Purmerende gehouden. Aldaar werd 1400 voor het paard geboden, maar de eigenaar was ongenegen het beneden 2000 af te staan. Op de tweede groote botermarkt, jl. Donderdag en Vrijdag te Meppel gehouden, zijn ter stadswaag gewogen 1478 vierde vaten boter, behalve het aantal dat door par ticulieren gewogen wordt. De aanvoer op beide dagen was ruim 100,000 kilo, die tegen 48 a 54 per vierde vat ver handeld is: makende een bedrag van plus minu3 125,000. Binnen 14 dagen tijds is aldaar vernegociëerd plus minus 230,000 kilo boter, vertegenwoordigende eene som van omstreeks ƒ285,000. Over het geheel waren de prijzen hooger dan op de eerste groote botermarkt. Ook nu weder was de aftrek gretig, de kooplust levendig. Een aantal kooplieden, waaronder velen uit Holland, maakte de markt graag. De mazelen, die reeds eenige weken te Meppel hebben geheerscht, nemen een meer kwaadaardig karakter aan. In de beide laatste weken althans zijn 16 kinderen, beneden de 5 jaar, aan deze ziekte bezweken, en nog gaat er bijna geen dag voorbij, waarop niet een sterfgeval plaats heeft, dat een minnend ouderhart met droefheid vervult. Bij de opening van het kanaal van Suez zal het volgende programma in acht genomen worden. Alle schepen moeten 16 November te Port Saïd voor anker liggen. Den volgenden dag zullen zij in de volgende orde vertrekken: De Aigle met de Keizerin van Frankrijk aan boord; de Hetha, met den Kroonprins van Pruissen; de Elisabetha, met Aartshertog Victor; de Wassenaer met Prins Hendrik der Nederlanden; de Vanadis, met Prins August van Zweden. Op deze afzonderlijke schepen volgen de eskaders; eerst het Italiaansche, dan het Fransche, daarna het Neder landsche en het Zweedsclie. Na de oorlogschepen zal de koopvaardijvloot volgen, benevens de passagiersbooten. De Onderkoning, aan boord van de Latif, zal de overige schepen voorafgaan. Van geachte zijde wordt het ,/D. v. Z. H." in staat gesteld tot de mededeeling der volgende beschrijving van de bovengroep van het nationaal gedenkteeken voor 1813. De Nederlandsche maagd, aan wier voeten verbroken kluisters liggen, houdt in de eene hand den pijlenbundel der ver- eenigde provinciën; met de andere ontplooit zij het vaandel van het geliefde stamhuis van Oranje-Nassau, terwijl de Nederlandsche leeuw weder herrijst. De beeldhouwer Joseph Jaquet heeft hierin een meesterlijk kunstgewrocht geleverd. De heeren J. M. van Kempen en L. J. S. van Kempen hebben dit meesterstuk in massief koper gereproduceerd, door een geheel nieuw electrometallurgisch procédé, met eene volkomenheid, vroeger onbereikbaar. De wetenschap behaalt hierin een voortreffelijken triomf. De groep heeft, van den voet tot aan den top van het vaandel, eene hoogte van ruim zes Nederlandsche ellen en weegt ongeveer 5000 Nederl. ponden. Een schrijven uit St. Paul (Amerika) in de //Prov. Drentsclie en Asser Crt." behelst de volgende curieuse opmerkingen: //De stand der advocaten is hier talrijk, en de advocatie en regtsgeleerdheid voor velen een zeer goed bestaan. Echter zijn het aardige heeren, waarvan de meesten geen woord Latijn verstaan, en die het verstaan zijn zeer spoedig klaar met citaten uit Romeinsche schrijvers, en velen zeggen tot vervelens toe: //Cato zei dit en Cicero dat." Er zijn er enkelen onder, die hun tijd aan de hoogescholen zeer goed hebben besteed, en de oude talen perfect kennen, Zij zag geene vrolijke gezelschappen, zij ging niet naar bals of partijen; maar wijdde zich geheel en al aan de liefdadigheid en het doen van goede werken. Het zij mij vergund u eene schets te geven van haar zelve en van haar verblijf. Zij woont in een groot huis, van rooden steen, hecht, doch zeer eenvoudig gebouwd. De gezelschapskamer is groot en ouderwetsch, en met een Turksch tapijt belegd; zware gordijnen bedekken de ramen, het huisraad is met eene sombere ernstige pracht versierd. In het midden der kamer staat een mahonijhouten tafel, opgehoopt met godsdienstige boeken en tractaatjes, met half afgewerkt wollen naaiwerk, pakjes thee en suiker, werkdoosjes, schrijf gereedschap, rekeningen, brieven, visitekaartjes, gedrukte circulaires, breiwerk, enz. Verbeeld u dat aan deze tafel eene dame zit, met eene indrukwekkende houding, die vroeger zeer schoon moet geweest zijn. Er is eene onbeschrijfelijke tint van zachtaardigheid en droef geestigheid, van gelatenheid en langdurig lijden in hare groote grijze oogen en in de trekken van haren mond. Zij is gekleed in zwart fluweel en draagt eene weduwenmuts, hoewel haar echtgenoot, sir Hugh, reeds twintig jaren dood is. Haar haar is rijk golvend en nog niet grijs. Dit is Lady Durbar. Ten zes ure in den morgen staat zij des winters eu des zomers op, en ten acht ure leest zij de gebeden in de eetkamer der bedienden. Van het ontbijt tot den maaltijd, tusschen het ontbijt en het middagmaal schrijft zij, of leest zij goede boeken, of anders maakt zij, gelijk Dorcas, kleederen voor de armen. Van af het tusschenmaal tot drie ure in den namiddag, geeft zij audiëntie aan afgezanten van liefdadige instellingen. Van drie tot vijf ure rijdt zij in haar deftig maar eenvoudig versierd rijtuig van het eene verbijf der ellende naar het andere, troost en hulp brengende waar zij ook henengaat. Dan begeeft zij zich huiswaarts, om een eenvoudig maar goed middagmaal te gebruiken, waarna zij zich zelve somtijds het genot vergunt van een rustig kopje thee of een spelletje schaak met den geestelijke, of haar zaakwaarnemer, of haar doctor. Daarna nemen de avondgebeden een aanvang en na half elf is voor geen der ramen eenig licht te zien in de woning van Lady Durbar. Zoo sleet zij haar leven. Zoo bragt zij de twintig jaren, die op het afsterven van haar echtgenoot volgden, door, in eene reuk van vroomheid en liefdadigheid. Maar ach! Wat zegt de Trappist? //Broeder, wij moeten sterven!" Lady Durbar werd ziek. Slot Volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 2