1869. N°. 125.
Zondag 17 October.
27 Jaargang.
BEKENDMAKING.
VEESCHOUWING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
LADY DURBAR.
BINNENLAND.
HELDERSCHE
EN MIEVWEDIEPER COURANT,
,tW ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
j Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.^
Dinggdng den 19 dezer vertrekt de Oost-Indi-
sclie inail over Triest.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
maken bij deze bekend, dat, evenals vroeger, van den 16 dezer tot
en met den 15 April 1870, de quarantaine zal gebonden worden
aeliter in bet Nieuwediep bij het Nieuwewerk, en dat alle vroegere
bepalingen opzigtelijk het stoppen of ankeren en in quarantaine
liggen in den mond van de Haven, van volle kracht blijven; zul
lende de schepen aldaar de eerste visitatie moeten ondergaan, na
welke visitatie de visiteur der quarantaine, indien daartegen geene
bedenkingen bestaan, vrijheid geeft om naar het Nieuwe werk te
verbalen of te zeilen; doch ingeval er onverhoopt ziekte of besmet
ting aanwezig of te vermoeden is, zoodanige schepen zal gelasten
om in den mond der haven aan den Steenendam te meeren, alwaar
zij tot nadere orders van Hoogerhand steeds zullen bewaakt worden.
Het zal echter aan schepen, welke slechts aan visitatie zonder
quarantaine onderworpen zijn, vrijstaan om de visitatie op de reede
af te wachten, indien het met hun belang in strijd is om in het
Nieuwediep te komen.
Ieder wordt ernstig gewaarschuwd, om zich zonder schriftelijke
vergunning van den Heer Directeur en Kommandant der Marine,
aan boord van quarantaine-schepen te hegeven, ten einde zich te
vrijwaren voor de toepassing der zware straffen, welke op de over
treding zijn vastgesteld;
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 14 Oetober 1869. L. VERHEY, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt ter
kennis van de belanghebbenden, dat door de bevoegde Keurmeesters
eene SCHOUWING zal plaaats hebben over RUNDEREN,
PAARDEN en SCHAPEN, en wel:
op Maandag den 25 Oetober e. k.,
in het Koegras, langs den Zanddijk en de Vliet;
op Dingsdag den 26 Oetober e. k.,
in het Koegras, langs het Noordhollandsch Kanaal;
op Vrijdag den 29 Oetober e. k..
te Huisduinen, des voormiddags van 9 tot 11 ure;
in het gedeelte van den Helderschen Polder, aan de westzijde van
den Spoorweg, des namiddags van 12 tot 2 ure; en
in het gedeelte van den Helderschen Polder, aan de oostzijde van
den Spoorweg en in het Brakkeveld, des namiddags van 2
tot 4 ure.
De Veehouders worden bij deze herinnerd aan de bepalingen van
art. 459, 460 en 461 van het Wetboek van Strafregt, en aange
maand hun Vee behoorlijk gehokt te hebben gedurende den tijd
voor het onderzoek bepaald.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 15 October 1869. STAKMAN BOSSE.
II. (Slot.)
DE HAND DES DOODS.
In een huis of in eene kamer waar de dood den dorpel heeft
betreden, heerscht een zeker onbepaald iets, een gevoel, eene gedrukt
heid, die men nergens elders gevoelt en die men nimmer kan vergeten
als men eens die gedruktheid of dat gevoel heeft ondervonden. De
atmospheer schijnt zwaarder en dikker t.usschenbeide verdoovend
er is een verward gegons en gesuis, dat ieder droevig aandoet.
Een doode in huis! Wij spreken fluisterend en treden zacht op
de trappen wij houden den adem in als wij de kamer, waar de
afgestorvene ligt, voorbijgaan. Over den dood sprekende Heere
bewaar ons. Wat kan in plegtigheid of in geheimzinnige akeligheid
het aankloppen van den lijkbezorger evenaren? Ach! Als de dragers
op een heeten zomeravond zijdelings de trappen afkomen met
hun somberen last om de akeligheid hunner tegenwoordigheid
ten volle te doen zien tusschen hen. Hebt ge ooit des avonds
ten negen ure het aankloppen van den lijkbezorger gehoord, lezer?
Zoo ja, nooit zult gij dat eentoonige kloppen vergeten.
De dood had den drempel van Lady Durbars woning betreden.
De straat voor het huis was met run bestrooid. De klopper
van de deur was omwoeld, de schelleknop afgenomen. Kooplieden
en dienstboden slopen steclsgewijs de breede trappen op en neder;
bezoekers stonden met den portier door de halfgeopende voordeur
behoedzaam te praten.
Het was Kersdag maar het was een treurige Kersdag. De
sneeuw, die gedurende den ganschen dag in ruime mate gevallen
was en zoodoende de run, die voor de deur op de straat lag
gespreid, bepoederd had, had deze doen gelijken op iets sombers,
dat aan een kwaad voorteeken deed denken. Tegen den avond
begon het te regenen en een scherpe oostenwind begon op te steken
Het was zes ure in den avond. Er stonden twee rijtuigen voor
de deur dat van doctor Philby en dat van den eerw. heer Pix,
den geestelijke. Met het regt, dat den verhaler toekomt, zullen wij
die woning binnentreden en naar hoven gaan.
In de woonkamer zijn vijf personen hij elkander. Mr. Squill, de
gewone doctor van de Lady (dr. PhUlby's hulp was extra ingeroepen
HELDER en NIEUWEDIEP, 16 October.
Met zeer veel genoegen woonden we gisteren avond de
tooneelvoorstelling bij, door het gezelschap onder directie
van Louis Bouwmeester C°., in het lokaal Tivoli alhier
gegeven. De heide stukken: „Bruno en Couturier" en
«Een kandidaat voor de Tweede Kamer," werden zeer ver
dienstelijk opgevoerd. Inzonderheid werd het meesterlijk
spel van de heeren Ed. Bamberg en Bouwmeester met den
meesten bijval begroet. Ook aan mevr. Larondelle komt
een woord van hulde toe en geheel het gezelschap kweet
zich uitmuntend van zijne taak.
Bijeenkomst in het Gebouw aan de Vischmarkt, op
Dingsdag 19 Oct., 's avonds 7 J ure, onder de leiding van
den godsdienstonderwijzer J. Rinner.
Allen die belangstellen in kennis en ontwikkeling op
godsdienstig gebied, worden verzocht, van die belangstelling
te doen blijken, door hunne tegenwoordigheid ter aange
duide plaatse.
De kweekelingen H. Dieho en G. Bakker, van 's Rijks
normaarschool alhier, zijn eergisteren te Haarlem als hulp
onderwijzers toegelaten.
Bij de Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen
is, na afgelegd examen, tot surnumerair te Harlingen aange
steld de heer J. Giltjes alhier.
Aangenomen voor den overvoer naar Java van een
detachement militairen, sterk 125 man, het klipperschip
Electra, kapt. P. H. Landweer. Embarkement 13 Nov. e. k.
alhier.
De Nederl. ijzeren schooner-bark Hermina Maria
Elisabeth, gezagvoerder T. Visser, den 9 October alhier
uitgezeild, met bestemming naar Stockholm, is op Rothe
(bij Gothenburg) gestrand. Het volk is gered.
Zr. Ms. stoomschip Soemhing, onder hevel van den
kapt.-luit. ter zee jhr. D. Bowier, wordt eerstdaags van de
West-Indiën te Hellevoetsluis binnenverwacht.
De Stoomvaart op Amerika is in den laatsten tijd
eene aangelegenheid, die als van groot, zeer groot gewigt
voor ons vaderland wordt beschouwd. In dagblad-artikelen
en in brochures is die zaak op breedvoerige wijze toege
licht en het nut dier onderneming aangetoond als boven
allen twijfel verheven. De Koninklijke Nederlandsche
Stoomboot-Maatschappij heeft, blijkens een in het vorig
nommer dezer courant voorkomende nieuwstijding, deze
zaak aangevat en roept (zie advertentie hierachter) de
ondersteuning in van allen, die in staat zijn door deel
neming deze belangrijke industriële onderneming te
schragen. Wij wenschen, dat deze zaak tot stand kome
in het belang van de welvaart van ons vaderland en
en die was nu boven bij de zieke dame) stond met den rug naar
het vuur toe gekeerd. Mr. Pix zat digt bij mr. Squill, in een
leuningstoel met de handen stemmig gevouwen. Aan de tafel zaten
twee jonge mannen in eene gedrukte stemming een glas wijn te
drinken een hunner met zijne ravenzwarte kleederen en witte
das, scheen een geestelijke te zijn; uit het norsohe maar gezonde
voorkomen van den ander kon men opmaken, dat hij een land
edelman was. Een derde jongman, in den gewonen uniform van
een kavallerie-officier hij was juist aangekomen van zijn garni
zoen uit de kazerne van Lewes Road liep haastig de kamer op
en neder, het gerinkel van zijne sporen en sieraden maakte een
vreemd contrast met de heerschende stilte. Deze drie jonge lieden
waren neven van Lady Durbar.
Er was iets akeligs, iets doodsch in die ernstige, plegtige rust
van die vijf personen. Zij schenen niet te durven spreken of te
trachten met alledaagsche gesprekken over de zamenleving den
tijd te verdrijven. Elk hunner stelde zich eene slaapkamer op de
tweede verdieping voor den geest; de voornaamste gedachte bij
ieder hunner was, dat in die slaapkamer het leven van een natuur-
genoote snel afnam; dat het ligchaam in die legerstede, dat nu
nog in den strijd met den dood lag te kampen, weldra verstijfd
zoude zijn; dat die oogen, die nu nog door de laatste flikkeringen
van 's levenstoorts werden beschenen, weldra gesloten zouden zijn;
dat voor dat wezen, dat nu nog zwakke teekenen van leven gaf,
weldra de hulp zou vereischt worden van de uitkleedstersdat in
één woord, de dood daar in huis was.
Eensklaps werd de deur geopend en dr. Philby trad binnen.
„Een leelijk geval, vrees ik, heeren," zeide hij. „Een leelijk
geval. Er is, vrees ik, geene hoop voor onze patiënt."
„Geene hoop!" riep de jonge officier, de jongste der drie broeders.
„Geene hoop!" liet de neef, die er als een landedelman uitzag, er
op volgen.
„Geene hoop!" mompelde de jonge geestelijke, en voegde er bij:
„Zij heeft geen testament gemaakt."
Dat was de sleutel van den onrustigen angst van de drie neven.
Lady Durbar was plotseling ziek geworden en er bestond niet de
minste, niet de geringste aanwijzing, of zij eenige testamentaire
beschikkingen had gemaakt. De drie ueven waren door haar met
twijfelen ook niet, of allen, die medewerken kunnen, zullen
dit welberaamde plan zooveel zij kunnen steunen en uit
voerbaar maken.
De minister van Binnenl. Zaken heeft ter kennis van
belanghebbenden gebragt, dat bij het punt van vereeniging
van het zijkanaal naar Nauerna met het in aanleg zijnde
Noordzee-Kanaal twee tonbakens regt tegenover elkander
zijn geplaatst; het ééne in de rigting van den noordelijken,
het andere in de rigting van den zuidelijken dijk van het
Noordzee-Kanaal. De schepen, komende van, of gaande
naar Buitenhuizen, Velsen of Beverwijk, moeten tusschen
de beide bakens doorvaren en westwaarts de rigting van
het hoofdkanaal volgen. De schepen, komende van of
gaande naar Nauerna, moeten blijven oostwaarts van de
regte lijn, getrokken tusschen het noordelijke baken en
de schutsluis te Nauerna.
De opbrengst van den Noordhollandschen staats
spoorweg HelderUitgeest is geweest in Julij. 1869, aan
reizigers ƒ17,216.34, goederen en vee 3710.98^, diversen
11.61, totaal 20,938.93|in Augustus, aan reizigers
ƒ17,443.951, goederen en vee 2958.144, diversen 27.00,
totaal 20.429.10.
Met den 16 Oct. a. s. wordt in dienst gesteld een
voor rekening van het Departement van Koloniën aange
bouwd en te Rotterdam liggend stoomvaartuig, bestemd
voor de dienst der bebakening en kustverlichting in Nederl.
Indië, en is voor den overvoer derwaarts het bevel over
dat vaartuig opgedragen aan den luit. ter zee 1ste kl.
G. C. C. Tbierens; wordende tevens op dien bodem
geplaatst de luit. ter zee 2de kl. B. M. van der Weide
en W. C. Bothlingk en de off. van gezondheid 2de kl.
J. Keyser.
Aan het provinciaal bestuur van Noordholland is,
namens en voor rekening van de nagenoemde gemeente
besturen, aanbesteed: 1. het bouwen van eene school en
onderwijzers woning te Noordscharwoude, bij Alkmaar; minste
inschrijver de heer P. Verhey, te Helder, voor 9228.
2. het uitvoeren van eenige werken tot vergrooting der
school en verbetering van de onderwijzerswoning te Cocks-
dorp, op het eiland Texel; minste inschrijver de heer
Jacob van der Kloot, te Cocksdorp, voor 2556.
Door de Nederl. Handelmaatschappij zijn bevracht voor
Amsterdam, de schepenYmuiden en Anna Maria Wilhelmina.
Aangenomen het beroep naar de Herv. gemeente te
Schalsum (kl. Franeker) door den heer T. T. Heringa,
pred. te de Waal op Texel.
Ter voorziening in de vacature van een predikant bij
Ned. Herv. Gemeente te Alkmaar, is jl. Dingsdag avond
opgemaakt het volgende twaalftal: dd. J. G. Knottnerus,
te Exmorra; W. J. Immink, teLent; H. G. v. Lindonck,
te Linschoten; W. Callenbach, te BergschenhoekH. E.
gelijke toegenegenheid en vriendelijkheid behandeld. De geestelijke
had eene betrekking gekregen, waardoor hem een goed leventje was
verzekerdde landjonker had een flink en onbezwaard boerenbedrijf
bekomen; de rang van den jongen officier was voor hem gekocht,
en zijne niet geringe schulden waren ten minste wel driemaal voor
hem betaald geworden. Doch geen hunner had eene bijzondere
gunst genoten en bijgevolg waren de drie neven geheel in het
duister, wie hunner de groote bezittingen zou erven, die zij wisten
dat hunne tante, in weerwil van hare buitengewone mildheid, zou
nalaten. Mr. Pix voedde buitendien eenigen twijfel, of de woeste
eilanders of de Indianen niet door hare vroegere weldoenster
waren bedacht. De doctor en de apotheker dachten, dat het
niet onmogelijk ware, dat er eenige kleine herinneringen in den
vorm van rouwringen of zilveren trekpotten voor hen waren
achtergelaten. Iedereen neef, dominé, doctor en apotheker,
hoewel allen, gelijk van zelve spreekt, zeer gehecht aan Lady Durbar
en bevreesd bij de gedachte aan haar naderend einde zou toch
vrij wat geruster in zijn gemoed zijn geweest als hij voor vast
geweten had of mr. Tapes, de advocaat en raadsman van de Lady,
in het bezit was van zeker document, dat men laatsten wil of
testament noemt.
„Hare Ladyschap" sprak mr. Pix zachtjes, na het gesprek, dat
ik door eene uitwijding, zoo onbeleefd heb afgebroken," heeft
welligt een testament gemaakt en"....
„Mogelijk niet," meende mr. Squill.
„Zij kon het na nog wel doen," stelde de jonge geestelijke voor,
met zachte stem.
Dr. Phillby schudde het hoofd.
„Zij kon toch wel eene pen houden of voor haar laten houden,"
was de ruwe aanmerking van den officier.
„Even gemakkelijk, mijn jonge vriend," antwoordde de doctor
vleijend, „als zij uwe sabel, die in die stalen scheede is, kon vast
houden, die, neem mij niet kwalijk, met uwe sporen meer geraas
maakt, dan eigenlijk in de nabijheid van eene ziekekamer past."
„Ik zal u zeggen hoe het er mede gelegen is," viel hier de
landelijke neef in, terwijl hij eene lange teug portwijn nam en zyn
gespierde vuist met kracht op de tafel liet nederkomen. „Ik zal u
zeggen hoe het er mede gelegen is. Tante Eanny was eene veel