van den heer Knikker te Schagen, eenige avonden in dit saizoen te wijden aan letterkundig genot. De lieeren Cremer, Haverschmidt en Koopmans van Boekeren zul len tot liet houden van voordragten worden uitgenoodigd. De eerste voordragt, welligt te houden door den heer Cremer, is bepaald op Dingsdag den 16 November e. k. De bemanning van het schip Larsen Ceres, van Nijbörg heden alhier binnengekomen, heeft lieden morgen in de Noordzee eene stoomboot, waarschijnlijk eene Engelsche, zien zinken. Jl. Dingsdag avond, omstreeks 11* ure, ontstond er brand in den molen de Stijfeelbak, van de firma H. Vis Zn., te Zaandam; het gebouw is totaal verbrand, de oorzaak is geheel onbekend. Men schrijft nit Edam: «Dr. J. Wiarda, pred. te Ooster- en Wester-Blokker, verblijdde ons met het berigt, dat hij het beroep naar deze gemeente aanneemt. Binnen den tijd van vier weken werd daardoor de vacature, ontstaan door het eervol ontslag aan ds. Tersteeg verleend, weder vervuld. Onze plaats steekt in dit opzigt gunstig af bij het naburig Monnickendam, waar reeds het vijftiende beroep is uitgebragt, en naar wij vernemen weder met ongunstig gevolg; en ook bij het iets meer van ons verwijderde Alkmaar, waar de beroepen leeraars bijna even spoedig bedanken als zij be roepen worden. Mogt de Hervormde Gemeente alhier dit voorregt steeds naar waarde schatten en door eendragtig zamenwerken den gunstigen dunk handhaven, dien men algemeen van haar heeft." Aangenaam is het ons, aan onze lezers te kunnen mededeelen, dat bij het bestuur van het koninkl. zoölogisch genootschap «Natura Artis Magistra" de noodige maat regelen in overweging zijn, ter uitvoering van de bestaande plannen tot inrigting van een Aquarium," waarin de won deren, in zee en vloed verborgen, voor het weetgierig oog zullen worden tentoon gespreid. (Amst. Crt.) Naar men verneemt hebben de heeren P. en S. Rendorp, eigenaren der bier-brouwerij «de Haan," te Amsterdam, bij een omstandig en gemotiveerd schrijven aan de leden der jury van de internationale tentoonstelling, bedankt voor hun door die jury (volgens de Staatscourant collectief met de bier-brouwerij «de Valk») toegedachte medaille. Onder meerdere redenen geven zij op, geene inzenders geweest te zijn van het artikel bier op de tentoonstelling. (Hbl.) Niet onvermeld mag een nieuw bewijs der moedige hulpvaardigheid van den luitenant-kolonel von Wrangel auf Lindenberg, commandant van het depót van het 7de reg. infanterie te Amsterdam, blijven, al loopen wij daardoor ook gevaar de bescheidenheid eenigzins te kort te doen. Vijf malen reeds ontrukte de wakkere krijgsman kostbare menschenlevens aan den schoot der wateren. Dezer dagen mogt het hem op nieuw gelukken aan den Buiten-Amstel aldaar een 18jarigen jongeling van een wissen dood te redden. (Amst. Crt.) Naar men verneemt, hebben de officieren der dd. schutterij te Weesp hun ontslag aangevraagd; ongunstige oordeelvellingen hl de laatst gehouden zitting van den gemeenteraad over de ingediende begrooting voor de schutterij en de vermindering met nagenoeg eenparige stemmen van die begrooting, moeten daartoe aanleiding hebben gegeven. Gisteren avond ten 5 ure verloor 's Gravenhage een waardig medeburger door den dood. Ds. K. N. Meppen, sedert 1839 leeraar bij de Evang. Luth. Gemeente, overleed in den ouderdom van ruim 64 jaren. Eenige dames te 's Ilage roepen ook de vrouwen ter teekening op van het adres van jlir. Mock, aan den Koning om gratie voor de Rotterdamsche veroordeelden. De Rotterdamsche vereeniging «Humanitas» zamelt voor hunne huisgezinnen giften in. Jl. Dingsdag morgen heeft Jan Goedel, 77 jaar oud, van beroep muziekant, wonende ten huize zijner dochter, te Rotterdam, zich door ophanging van het leven beroofd. Een tegenzin in zijn beroep schijnt aanleiding tot deze daad geveven te hebben. Van den 11 tot en met den 17 dezer zijn 52 schuiten te Schevenir.gen van den Engelschen wal aangekomen, medebrengende 4,500,000 stuks steurliaring en 357 tonnen pekelharing. De beste en grootste soort steurharing gold 20 k 18 het lOOOtal; de kleinste soort 12 a 10, en de pekelharing 22 a 20 de ton. De Schoonhovensche Crt. deelt mede, dat onder de 100 sollicitatie-brieven voor de betrekking van gemeente ontvanger aldaar een briefje gevonden werd, letterlijk van onderstaanden inhoud «Waarde raad van de gemeente te Schoonhoven ik ben onderricht dat UEd. een gemeenteontvanger zoekt dus ver voegt ik met een woord en komt bij U lieden dat ik in die post Zenie zou hebben en borg van vier duizend gulden aan eigen goeden bebalve geld als U lieden genoegen schep dan heeft U lieden maar te antwoorden aan mijn op deze brief. Zoo noem ik mij U geachte Vrind» enz. Betreffende het geschil tusschen den kapitein van R. en den luitenant F., op de forten de Klop en Gagel, wordt in het Utr. Prov. en Sted. Dagbl. nader medegedeeld, dat van een beroep op een krijgsraad in dit geval geen sprake kan zijn, wel van een beroep op het Hoog Mil. Geregtshof, zoodat het berigt, dat de zaak reeds geëindigd zou zijn, als voorbarig moet worden beschouwd. Het Provinciaal Geregtshof in Noordbrabant heeft Goverdina Donkers, laatst gewoond hebbende te Tilburg, schuldig verklaard aan kindermoord, en haar te dier zake veroordeeld tot 7 jaren tuchthuisstraf. Te Putten is eene weerbaarheids-vereeniging opgerigt, onder den naam van Scherpschutterskorps Gelre. 'De heer C. C. Küpfer, gepensionneerd officier van het Nederl. O.-I. leger, heeft tot die oprigting het meest toegebragt. Nog niet zoo heel veel jaren geleden, brouwde ieder landbouwer in Westerwolde zijn eigen bier en bakte zijn eigen brood. Ketel en kuip behooren nu echter tot de geschiedenis, maar de oud-vaderlijke bakoven vindt men nog bij iedere boerenbebuizing, groot of klein. Dat het echter niet altijd voordeelig is, zijn eigen brood te bakken, blijkt uit het volgende «Toen de landbouwer A. H., te Veenliuizen, jl. Zaturdag een baksel «twintig ponders» uit den oven wilde halen, ontdekte hij, tot zijne verwondering en teleurstelling, dat een ander liefhebber hem vóór geweest en dat bijna de helft van zijn baksel gevlogen was, zonder dat hij wist waarheen, want de schelm had er wel voor gezorgd, geen adreskaart achter te laten. «En passant» heeft deze nog, zeker om zijne vrouw eene kleine verrassing te bezorgen, eenige kinderrokjes, boezelaars, enz., van een paar andere landbouwers, welke goederen hij toevallig buitenshuis aantrof, «geborgen.» Het is nu voor zeker alleszins te hopen, dat deze meer duurzame voorwerpen de politie op het spoor van dezen vrijpostigen sinjeur zullen brengen, want van het «versche gebak» is weinig ver wachting, daar dit alligt, voor dat, de politie er den reuk van krijgt, waar het beland is, den weg van alle brood kan zijn gegaan.» Volgens het oordeel van iemand uit Ooststellingworf bestaat er slechts één middel, om den vrede onder de ver schillende volken in Europa te bewaren en dit middel bestaat in niets anders, dan in een algemeen staatsbankroet. «Geen geld geen Zwitsers!» zoo redeneert ZEd. en zoo ook: «Geen crediet geen oorlog!» Bloedgeld is in onzen tijd (een tijd, waarin men de doodstraf tracht af te schaffen), te schavotkleurig getaand, om er langer mede te mogen dweepen. Wij hopen, dat de potentaten in Europa met al den aankleve van dien, deze zaak eens zullen overwegen. De heer P. Regout te Maastricht heeft aan den Paus 25 geperfectioneerde Remmington-geweren ten ge schenke gezonden. Zij zijn bestemd om er de pauselijke gendarmerie mede te wapenen en vervaardigd in de fabriek van den heer Nagant te Luik. Men leest in het Nieuw Weekblad van Venlo: «Indien u uwe hand ergert, kapt ze af.» Aan deze spreuk uit den Bijbel moet wel een man alhier, Hollander van geboorte, gedacht hebben, toen hij zich heden morgen 11 Oct. te Boisheim de linkerhand met een bijl afsloeg zoodat ze geheel van den arm gescheiden naast hem lag. Algemeen wordt gezegd, dat deze bijbelspreuk de reden dezer zinnelooze daad zou geweest zijn, waarvoor ik even wel niet wil instaan; zeker is het, dat de man zich vrij willig de hand heeft afgekapt. Hij moet in de laatste dagen in hoogen graad aan verstandsbijstering hebben ge leden. Aan iets anders valt ook niet te denken. Op 1 October 1869 verschenen in ons land 199 cou ranten, of 42 meer dan in April te voren en 111 meer dan in 1850. Aan een vergelijkende statistiek van de spoorwegen in de meeste landen van Europa ontleenen wij: De spoorwegen die het meest opbrengen zijn de Ceintuur banen van Londen en Parijs. Die van Londen brengt 600 gulden per dag en per mijl op; die van Parijs 235 gulden. De Belgische staatsspoorwegen geven 60 gulden per dag en per mijl, dat is 37°/Q boven de gemiddelde opbrengst van een mijl per dag over geheel Europa, daar deze 43 gulden bedraagt. In Nederland brengt de mijl spoorweg 17 gulden per dag op. Nederland heeft 1175 mijlen spoorweg met een maande- lijksclie opbrengst van 600,000. Belgie heeft 3222 mijlen met 3,250,000 maandelijksche opbrengst. Het volgende moge dienen als een bewijs hoe de Hongaarsche politie geen moeite ontziet om do veiligheid op den openbaren weg, die nog kort geleden zoo veel te wenschen overliet, te verzekeren. Bij gelegenheid van een der nationale feesten te Debreczin, die door de Hongaren met uitgelatenheid gevierd worden, geraakte een heer, die met zijn vrouw nog laat in den avond zich met het aan schouwen der feestvreugde bedaard vermaakte, te midden van eenige opgewondene jongelui, die aan de schoonheid der jonge vrouw hunne hulde betuigden door haar, in weerwil van het protest haars mans, te zoenen, terwijl den al te weerbarstigen echtgenoot nog eene kleine strafoefening werd toegedeeld. Deze, de geheimraad Sz....y, kwam later met behulp der politie, waarover hij door zijne betrekking gemakkelijk beschikken kon, te weten, dat de schuldigen tot de jongelieden behoorden die tot honved-officieren op geleid worden. Het gansclie cadetten-corps werd nu, eenige dagen geleden, op de binnenplaats van de militaire academie geschaard en spoedig verscheen de geheimraad, met zijn vrouw aan den arm, om de schuldigen te herkennen. Aan het billijk verlangen van eenige cadetten om in de gelegenheid gesteld te worden, de beleedigde dame te mogen zoenen, ten einde zij, deze kussen met die van den bewusten avond vergelijkende, zich bij de herkenning van de schuldigen niet op één zintuig zou behoeven te verlaten, werd, zonder dat men het noodig achtte Laar te raadplegen, geen gevolg gegeven. Wat de uitslag van dat onderzoek is geweest, wordt niet gemeld, daar men, naar het schijnt, in zulk een buitengewoon geval eerst den minister van oorlog heeft willen raadplegen, die het tegenwoordig met den opstand in Dalmatië te druk heeft om dadelijk al zijne aandacht aan deze zaak te wijden. Omtrent het prachtig verblijf, dat door Turkije's Sultan voor het kortstondig verblijf van Keizerin Eugenie met alle mogelijke weelde en verkwisting werd ingerigt, meldt de Parijsche correspondent van het Dagblad het volgende: „Binnen veertig minuten brengt u de stoomboot van Stamboul naar Beilerbey, waar het voor de Keizerin bestemde paleis uit de blaauwe wateren van den Bosphorus verrijst. De eerste indruk van dit paleis is zeer ontmoedigend, zoo zelfs dat men zich afvraagt, hoe men op het denkbeeld heeft kunnen komen om daar eene Souvereine te huisvesten; bij nadere beschouwing ziet men, dat het ten minste dit voordeel boven de overige paleizen van de groote heeren van dat land heeft, dat het van steen en niet van hout is opgetrokken. Overigens is de architectuur niet onbevallig, maar geheel zonder karakter of eenheid van stijl, daar gij een mengelmoes van Europesche bouworde met hier en daar een Arabisch beginseltje voor u ziet. Tot zoover wat betreft het uiterlijk, dat hier eigenlijk niets ter zake doet, want ook de eenvoudigste hut zou een toover- paleis worden te midden van zulk een weelderigen plantengroei, omgeven door zulk een liefelijk, allerbekoorlijkst landschap. Het gebouw bestaat uit twee verdiepingen, waarboven zich een terras met marmeren balustrade verheft. Even als alle Turksche woningen is ook het paleis Beilerbey in twee gelijke deelen verdeeld de harem en de selainlik, bevattende de vertrekkken voor de vrouwen en de mannen. In den harem zijn natuurlijk de vertrekken voor II. M. in gereedheid gebragt; langs een eeretrap komt men in een wachtzaal, welks plafond onmiddelijk de aandacht trekt wegens de grillige ornamentage, die met kwistige hand is aange- bragt. Aan de vier hoeken van dezen salon, die op zich zelf reeds voldoende ware geweest voor de ontvangst van een vorstelijken gast, ziet men de toegangen tot vier bekoorlijke zalen, de een blaauw, de andere rood, een derde wit en de vierde wit met goud. Een ander aangrenzend vertrek is met Europeesch comfort en naar de gebruiken des lands tot eetzaal ingerigt. De kommen en lampetkannen voor de reiniging van handen en lippen bij den aanvang en het einde van den maaltijd, zijn met de kostbaarste edel- gesteenten ingelegd, terwijl alle stukken van het in Europa met onge hoorde weelde vervaardigde tafelservies alle tot heden aanschouwde Oostersche pracht en rijkdom in de schaduw stellen. De wachtzaal, het middenpunt vau alle vertrekken, wordt begrensd door eene reeks van receptie-zalen, eenige op Europesche wijze, anderen uitsluitend volgens Turkschen smaak gemeubeld, en allen schitterend door wonderdadige pracht en oogverblindenden rijkdom. Aan de andere zijde bevinden zich de vertrekken voor de dames van Hr. Ms. gevolg, waarvan een appartement zich bijzonder onder scheidt door een buitengewoon Indischen shawl, die aan den ingang in rijke plooijen van het plafond afhangt. Het fond van dit prachtige voorhangsel is wit met gouden lofwerk. Het is een meesterstuk van Oostersche nijverheid. Mij niet wagende aan eene beschrijving van de slaapkamers en de boudoirs, wensch ik nog even uwe aandacht te vestigen op de marmeren badzalen, die met buitengewonen smaak zijn ingerigt. Beiden worden gedekt door een koepelvormig plafond, dat met een oneindig aantal kleine gaatjes is doorstoken, waardoor de zalen licht ontvangen, die met prachtige rustbedden en dito badkuipen zijn gemeubeld. Zooals gij weet, wordt de afbeelding van bezielde wezens ten strengste door den Koran verboden: men ziet in dit weelderige lusthof dan ook te vergeefs rond naar een schilderij, een standbeeld, kortom uaar de duizend en een kunstvoorwerpen, welke de verblijven van de Westersche grooten versieren. Onaangenaam wordt het oog aangedaan door de groote disharmonie en het gemis aan smaak, die den boventoon voeren in deze met eene wonderdadige pracht ingerigte salons; naast Turksche meubels liggen de fraaiste tapijten uit Fransche fabrieken en zijden stoffen van Scutari en Lyon steken elkaèr in dezelfde kamers de loef af. Het is geen Oosterseh verblijf, maar ook geen Westersch paleis, het is een onding, des noods eene internationale tentoonstelling. Vergeten wij er niet bij te voegen, dat, zoo de kunst, de ware kunst in het paleis Beilerbey geen toegang heeft kunnen verkrijgen, de natuur eene zeldzame weelderigheid in den omtrek van dit tooverachtige verblijf ten toon spreidt. Uit ieder venster van het paleis, van elk punt van den tuin, uit alle kiosken strekt zich een onvergelijkelijk schoon panorama voor de blikken van den toe schouwer uit. Naar welke zijde men zich ook keert, overal ontmoet het oog de heldere wateren van den Bosphorus, die met zijne toover achtige golfjes een magnetischen invloed op den Turk, hoeveel te meer op den vreemdeling uitoefenen. Ziehier een voorval, waarvan de echtheid wordt verzekerd en dat niet weinig op een vaudeville gelijkt. Het tooneel is nabij Parijs. Zekere D..., een bekend wildstrooper, wonende bij Fontainebleau, was tot zes dagen gevangenisstraf veroordeeld. Hij vertrekt om zijne straf te ondergaanmaar onderweg komt hij eenige lustige makkers tegen en laat zich overhalen om met hen meê te gaan. Onze vrolijke drinkebroers ledigden menig glaasje en tegen het vallen van deu avond lag onze wildstrooper in eene schuur te ronken. Toen hij wakker werd was het weer avond en D... zet zijn weg naar de gevangenis voort. Eindelijk komt hij bij den schildwacht van de gevangenis te Melun. „Wie zijt gij?" vroeg deze hem. „Wel ik ben D..., de wildstrooper, die .voor zes....» „Toe! toe! ge moet mij niet voor den gek houden, jongen. D... zit al sedert gisteren achter de grendels, pak u dus weg." D... stond als aan deu grond genageld „Wel, helder me deze zaak dan eens op." Eerst weigerde de schildwacht te spreken, meenende dat hij met een gek te doen had. Doch eindelijk besloot hij alles te vertellen en ziehier wat er gebeurd was: Toen de wildstrooper van huis ging, had zijn vrouw de deur voor een ander man geopend, deze was geheimzinnig binnengetreden. Doch daar D... zich op den bepaalden dag bij de politie niet aanmeldde oin zijne straf te ondergaan, zoo begaf de politie zich 's uachts naar het huis van den wildstrooper. Het wat stik donker. Stil slopen de geusdarmen binnen en weldra was de man gekneveld en gebonden en ondanks het ge schreeuw der vrouw, ondanks zijn gejammer, werd hij medegesleept. Men verbeelde zich de selïrik van den beminde der vrouw, toen men hem aanhield. Ah, zeide hij in zich zelf, men heeft mij zeker bespied en arres teert mij nu wegens eehtschcnnis. Een ernstige waarschuwing voorzeker voor menigeen! Dezer dagen hoedde een jeugdige dienstmaagd van het kasteel Ville Josse (in de Belgische provincie Namen) het vee aan den oever van een grooten vijver; plotseling zag zij een voorwerp schitteren als goud in de zonnestralen. De herderin bukte zieh en schoof met de hand de aarde weg, welke het glinsterende voorwerp half be dekte. Zij bemerkte een gouden doosje, ter lengte van een hand en zeer zwaar, nam den gevonden schat op en bragt dien aan den heer de Earey, haren meester. De heer de Farey opent de doos en vindt daarin verscheidene kostbare voorwerpen, nl. een andere gouden doos, bevattende een gouden ketting, oorhangers, ringen, armbanden, en meer kleinoodicn. Op een der ringen was gegrift de naam: „Mlle Rioust de la Ville-Audrains," en die naam was genoeg om de herkomst der versierselen te weten. Dadelijk herinnerde men zich, dat 53 jaar geleden mej. de la Ville-Audrains vermoord was geworden door deu veldwachter van la Ville-Audrains en la Ville Josse, die, na zijn slagtoffer van het leven te hebben beroofd, zich meester maakte van het geld en de kostbaarheden op het kasteel voorhanden. Gevat, veroordeeld en ter dood gebragt, weigerde deze misdadiger, zelfs nog op het schavot, de plaats aan te wijzen waar hij die voorwerpen verborgen had, en zoo was de schat, die 28 September jl. werd ontdekt, meer dan een halve eeuw onder den grond bedolven gebleven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 2