verneur-generaal aan te klagen, heeft de Minister de ver
schooning der achterlijkheid van den landvoogd vooropgezet.
Er kan dus geen spraak zijn van bezondiging des Ministers
aan //het prestige van het gezag in Indie," noch van maat
regelen, door den minister te nemen, «om zich heter dan
tot dusverre in Indie te doen gehoorzamen." De Minister
verdedigt zijn zuinig beheer en wijzigt ten slotte de totaal
cijfers der begrooting, ten gevolge van de verkregene nadere
inlichtingen omtrent de voorloopig bevonden uitkomsten van
het dienstjaar 1867."
BINNENLAND.
HELDER en NIEUWEDIEP, 26 October.
De aandacht van het publiek, van handelaars en zeelieden,
van staatslieden en Vorsten is in den jongsten tijd voornamelijk
gevestigd op de groote gebeurtenis, die eerlang feestelijk
zal worden gevierd: de openstelling van het kanaal van
Suez. Sedert de Portugees Vasco de Gama in 1498 de
Kaap de Goede Hoop omzeildde en den zeeweg naar Indië
vond, was bijna 400 jaren lang die weg de eenige, waar
langs de handel naar het rijke oosten zich heen bewoog.
De magt en grootheid der handelsteden aan de Middel-
landscho Zee taande en eene geheele omkeering had in
don toestand van volken en landstreken plaats. Met het
in gebruik stellen van den nieuwen handelsweg, zal de
wereldhandel weder, als weleer, zijnen weg nemen langs
dezelfde streken, die vroeger door den handel in Oostersche
producten tot een voorbeeldeloozen bloei en luister waren
gestegen.
Engeland heeft lang en hardnekkig, vooral op aandrang
van den anders grooten lord Palmerston, de uitvoering van
dit groote werk tegengehouden, maar het heeft ingezien
dat het zich op den duur niet kon verzetten tegen een streven,
dat door het belang van handel, nijverheid en bespoedigd
verkeer werd gesteund. Het heeft zich dan ook in tijds
voorzien van de noodige gegevens, om bij het verwezenlijken
van het plan niet achter te staan bij andere natiën. In
Aden bezit het den sleutel der Roode Zee; op het eiland
Camara, bij Djeddha, heeft het eene factory gesticht en
Mauritius is bij het gebruik van den nieuwen weg van zeer
groot gewigt. Dit weegt eenigermate op tegen de koloniën
de Kaap de Goede Hoop, St. Helena en Afrika's westkust,
die nu hun gewigt grootendeels verliezen.
In Spanje loopt de jongste republikeinsclie opstand wel-
ligt spoedig geheel en al ten einde. Ter eere van de leden
van het bewind kan men getuigen, dat zij met kalmte, met.
bezadigdheid en met moed te werk gaan in het beteugelen,
van het kwaad en in de bejegening der overwonnenen.
Het welgezinde deel der bevolking kan waarlijk zijn ver
trouwen schenken aan de mannen, die in zulke gewigtige
oogenblikken, zoo wel weten te handelen.
Ten aanzien van de Spaansche aangelegenheden wordt
alsnog medegedeeld, dat er te Madrid sprake is van eene
kabinets-wijziging, ten gevolge van een verschil van gevoelen
over bezuiniging op het budget van eeredienst. Andere
berigten doen het vermoeden doorschemeren, dat de ministers,
ondanks het gerezen verschil, te zamen zullen blijven regeren
tot dat de keuze eens Konings zal zijn beslist. Het
schijnt der regering nu ernst te zijn met de keuze van een
souverein. Men tracht naar eensgezindheid bij de mannen
der gematigd-liberale rigting, en bij het bedanken van den
aangewezen candidaat wil men de keuze gevestigd hebben
op den Hertog de Montpensier.
Graaf Derby, een der meest beroemde Engelsche staats
lieden, is jl. Zaturdag in 70jarigen ouderdom overleden.
Hij was een man van grooten invloed en bezat groote
gaven, waardoor hij schitterde op het staats-tooneel. Sinds
lang maakte de ongesteldheid, waaraan hij overleed, het
hem noodzakelijk zich aan het openbare leven te onttrekken.
Uit Frankrijk wordt gemeld, dat in den jongsten minister
raad besloten is om het Wetgevend Ligchaam in de eerste
dagen der volgende maand bijeen te roepen.
De ministers reizen onophoudelijk tussclien Parijs en
Compiègne heen en weder, zonder dat iemand zich begrijpen
kan, wat er in de raadzaal des Keizers toch eigenlijk omgaat
dat van zoo veel gewigt is. Een gerucht zegt, dat de Keizer
zich met niets anders bezig houdt dat met de maatregelen,
om ten behoeve van zijn zoon afstand te doen van den troon.
Napoleon is, meer dan hij aan de personen zijner omgeving
verraden wil, doordrongen van het besef, dat zijn toestand
hoogst zorgelijk is, en een doodelijke affoop zijner kwaal
stelliger en spoediger is te verwachten dan zelfs zijne genees-
heeren willen weten, of althans aan hun doorluchtigen patiënt
openbaren. Hij wil daarom bij tijds alles zoo regelen, dat
elk oogenblik zijn zoon hem kan vervangen, onder een
regentschap, bestaande uit de Keizerin en Prins Jéröme
Bonaparte. Thans, heet het, broeit de oude, afgeleefde
Cesar op een manifest aan de natie, dat deels, wat hem
zeiven aangaat, een zonden-belijdenis, deels, wat zijn zoon
betreft, de plegtige belofte moet bevatten dat met Napoleon IV
eerst de gouden eeuw van vrijheid en parlementair leven
voor Frankrijk zal verrijzen. De verschillende souvereinen
vaji Europa zijn in het geheim ingewijd en de reis der
Keizerin naar het Oosten heeft geen ander doel dan zich
aldaar aan de verzamelde Vorsten en vertegenwoordigers
der mogendheden als Frankrijk's aanstaande waarnemende
souvereine voor te stellen.
Wanneer tegenwoordig de dagbladen de eene of andere
zamenkomst van Vorsten en Koningen berigten, dan voegen
zij er dadelijk de opmerking bij, dat het doel der zamenkomst
is het bespreken eener algemeene ontwapening. Zoo diep
zijn de vaderen der natiën overtuigd, dat de last der mili
taire uitgaven ondragelijk is geworden en zij zelve gavaar
beginnen te loopen van hun prestige in het oog hunner
onderdanen geheel te verliezen. Hetzelfde doel wordt ook
nu weder toegedicht aan de ontmoeting van den Oosten-
rijkschen Keizer met Victor Emmanuel. De Engelsche vrede
bond heeft van zijne zijde mede die gewigtige aangelegenheid
te baat genomen, en daartoe een middel gekozen, dat zoo
al niet practisch is, dan toch van een edelen zin getuigt. In
alle landen, waar tegenwoordig Parlementen zijn vergaderd, I
bevinden zich afgezanten van den bond om te bewerken,
dat alle vertegenwoordigingen als één man een besluit mogen
nemen, waarbij op algemeene ontwapening wordt aange- j
drongen. Te Berlijn bevindt zich in die hoedanigheid sir
Henry Richard, lid van het Engelsche Parlement en secre
taris van den bond, die reeds met. onderscheidene afgevaar
digden over zijne zending heeft gesproken.
Op den 29 dezer zal voor het Prov. Geregtshof van
Noordholland teregt staan Joliannes Albertus Peters, sjouwer,
oud 43 jaren, wonende alhier, ter zake van moedwilligen
doodslag, ten wiens laste blijkt, dat hij en eenige zijner
kameraden gezamentlijk een schip naar Engeland hadden
gebragt, en op den 28 Julij 11. op hunne terugreis per spoor
naar Haarlem waren gekomendat zij in de herberg
//Holland op zijn Smalst" aldaar twist hadden gekregen over
de verdeeling van een daalder; dat de verslagene Spil bij
die gelegenheid den beschuldigde in de das heeft gegrepen,
waarop deze hem had verzocht los te laten, die dit niet
aanstonds maar toch spoedig deed; dat door de in de in
structie gehoorde getuigen is verklaard, dat zij den beschul
digde alstoen hoorden zeggen: //één, twee, drie," waarop
door den beschuldigde een mes, dat hij bij zich droeg,
is getrokken, waarmede hij den verslagene Spil drie steken
heeft toegebragt, twee in de regterdij en een in de linker
zijde, waaraan hij, niettegenstaande dadelijk toegebragte
geneeskundige hulp, twee dagen daarna is overleden; dat
wijders uit de verklaringen van die getuigen blijkt, dat,
niettegenstaande de beschuldigde verscheidene borrels had
gebruikt en wel eenigzins opgewonden was door sterken
drank, hij evenwel niet in die mate beschonken was dat hij
niet zoude hebben geweten wat hij deed; dat vóór het
voorgevallene zij nimmer hebben gemerkt, dat er eenige
wrok tusschen den beschuldigde en den verslagene bestond,
en zij immer als goede kameraden omgingen; dat de be
schuldigde evenwel driftig van aard was; dat uit het verslag
der deskundigen is gebleken, dat de verwondingen van
doodelijken aard waren en de dood is ontstaan, ten gevolge
dier toegebragte wonden. De beschuldigde ontkent de hem
ten laste gelegde daad niet, doch beweert niet te weten wat
er in de tapperij is voorgevallen, dat zoo hij het gedaan
heeft, zulks in hevige drift is geschiedt; waardoor hij buiten
zich zeiven was en niet wist wat hij deed. Als verdediger
is aan den beschuldigde toegevoegd de advocaat mr. G. S. J.
van Waterschoot van der Gracht.
Z. M. heeft benoemd tot lid van het collegie van
regenten over het huis van arrest te Alkmaar, jhr. mr. S.
M. S. de Savornin Lohman, regter in de arrondissements
regtbank aldaar.
Aan den heer C. Snaterse, is eervol ontslag verleend
als burgemeester van Wormerveer, en tot burgemeester
dier gemeente is benoemd de heer C. P. Metelerkamp,
secretaris dier gemeente.
Te Hellevoetsluis is van Rotterdam aangekomen het
schoener-stoomschip Frans Naerebout, bestemd voor het
loodswezen in Nederl. Oost-Indië, onder bevel van den
luit. ter zee 1ste kl. Thierens.
Beroepen te Doesborgh, ds. H. C. van Lindonk;
pred. te Linschoten.
Men schrijft ons van Texel, dd. 25 dezer:
//Aan de leden van de afdeeling der Holl. Maatschappij
van Landbouw alhier, welke bij de tentoonstelling van vee,
in September 11. gehouden, bekroond werden, zijn in de
vergadering dier afdeeling, op heden onder gepaste toe
spraken, premiën en getuigschriften uitgereikt."
«Een zeer treurig vermoeden schijnt zekerheid te zullen
worden op het naburige eiland Terschelling.
Men maakt zich daar en niet zonder reden on
gerust over het lange uitblijven van een der loodsbooten,
reeds voor de laatste stormen uitgezeild en nog niet terug
gekeerd.
Hoewel zes dagen afwezig, is zij door geen enkel der
dezer dagen binnengekomen schepen opgemerkt geworden.
God geve uitkomst in deze bange onzekerheid, waardoor
toch zoo velen hunne dierbare betrekkingen en verzorgers
zouden verliezen!
Moge echter wat de Hemel verhoede dit vreeselijk
vermoeden werkelijkheid worden, dan zou dit reeds de
derde loodsboot op dat eiland zijn, die met man en muis
een prooi der golven werd, in het korte tijdsverloop van
nog geen volle twee jaren.
Wel is waar heeft bij de vorige rampen de alom bekende
menschlievendheid onzer landgenooten, veel voor de hulp
behoevende acliterblijvenden gedaan, maar wat ook vergoed
wordt, het gemis van geliefde panden voorzeker nimmer."
Men schrijft ons van West-Terschelling, dd. 22 dezer:
//Heden nacht strandde alhier hetNoord-Duitsche schoener
schip «die Gazelle," kapt. J. O. Jacobs, komende van
Koningsbergen, bestemd naar Harlingen en geladen met rogge.
Des nachts ten 2 ure zijn de opvarenden met het hier
thans in zwang zijnde redmiddel, namelijk te paard, gered.
Ieder die onze stranden kent, zal begrijpen, wat het zegt,
zich te paard in de branding te begeven. Geen wonder
dus, dat de eerste die zich naar het schip wilde begeven,
omver werd geworpen en ter naauwernood behouden werd.
Met mannenmoed echter werden de pogingen hernieuwd,
en gelukte het, alle vijf de opvarenden behouden aan wal
te brengen.
De namen der redders zijn: T. Ruigh, dezelfde die bij
eene vroegere gelegenheid zich reeds zoo verdienstelijk
heeft gemaakt, J. Leeuwen en C. Bos."
«Men maakt zich hier ernstig beducht over den loods-
kotter, gevoerd door schipper J. Pais, daar men dat
vaartuig sedert Dingsdag den 19 dezer niet gezien heeft.//
Aan boord bevonden zich elf man, waarvan 9 gehuwd.
Ook in de omstreken van Winkel heersclit de tong-
blaar onder het vee, maar over het algemeen niet in een
hevigen graad.
Jl. Vrijdag namiddag werd door den heer Jhr. P-
Opperdoes Alewijn een keurig bewerkte banier aan de te
Hoorn gevestigde bezitters van het Metalen Kruis, onder
gepaste toespraak aangeboden. Hierbij waren tegenwoordig
de plaatselijke kommandant van het aldaar in garnizoen j
zijnde bataillon en de kommandant der dd. schutterij. Nadat
de banier aan den president der vereeniging van //het
Metalen Kruis," den heer P. Pluilaart, overhandigd was,
werd door dezen den gever in hartelijke bewoordingen dank
gezegd en de verzamelde personen gingen in optogt door
de hoofdstraten dezer gemeente, voorafgegaan door de muziek
van het bataillon en gevolgd door de onderofficieren van
het garnizoen en van de schutterij. Des avonds is door de
vereeniging van //het Metalen Kruis" eene bijeenkomt ge
houden, die ook door den heer Alewijn, zelf gedecoreerd
met het Metalen Kruis, en in 1830 kapitein bij de mobiele I
schutterij, is bijgewoond.
Dezer dagen heeft het te Hoorn bestaande scherp-
scliutterscorps «Prins van Oranje" van den commmissaris
des Konings bij den Nederl. Weerbaarheidsbond, graaf
Schimmelpenninck, het berigt ontvangen, dat Z. M. de
Koning het beschermheerschap over de Hoornsche Ver
eeniging heeft aanvaard. Voorts heeft die Vereeniging
van den Koning ontvangen een prachtige schrijf-necessaire
en een fraaijen sigarenkoker, om te dienen als prijzen bij
gelegenheid van den op den 3 November e. k. te houden
schietwedstrijd.
Burgemeester en wethouders van Amsterdam hebben
op het bekende adres der directie van het Paleis voor
Volksvlijt aan den gemeenteraad gunstig geadviseerd, be
houdens eenige door hen nog ontworpen voorwaarden.
Het gezantschap uit het Hemelsche rijk, dat heden
te 's Hage werd verwacht, zal, volgens latere dépêche,
eerst aan het einde dezer week aldaar arriveren.
Een zeer geacht man en vrouw te Oudvossemeer
hebben het verlies eener dochter te betreuren, in het tegen
gaan, zoo als men zegt, van een engagement. Zij, een
veelbelovend en zeer bij de hand meisje van circa 24 jaar,
had eene bijzondere liefde opgevat voor iemand, arbeider,
tegen haar stand en verstand gerekend, verre beneden haar
carrière. Doch het meisje begreep dit anders. Voor pleizier
naar de Amsterdamsche Volkspaleis-tentoonstelling gaande,
volgt de jongeling haar naar Rotterdam, na hier en daar eenig
geld geligt te hebben, en zij ziet zich bij familie aldaar van
200 meester te maken, en neemt voor haar en hem op
een zeilschip een paar kaarten om zoodoende naar Amerika
te kunnen vertrekken, welk voornemen zij dan ook heeft
volbragt."
De aartsbisschop J. Zwijsen, bisschop van 's Bosch,
heeft 11. Woensdag de reis naar Rome aanvaard, ter bijwo
ning van het concilie. De aartsbisschop van Utrecht en
mgr. de bisschop van Haarlem, zullen de reis ongeveer in
het midden der volgende maand aanvangen.
Officieren der rustende Schutterijen in Noordbrabant
hielden dezer dagen eene bijeenkomst te Tilburg, met het
doel om van gedachten te wisselen over de vraag: Wat
kan er gedaan worden om de rustende schutterijen beter aan
hare bestemming te doen beantwoorden? Zou die vraag
in de andere provinciën ook niet aan eens de orde gesteld
wordenbedoelde schutterijen bestaan slechts op het papier,
en in tijd van nood en gevaar voor het vaderland zouden
ze zeker de eerste zes weken niet het minste nut kunnen doen
De Arnh. Crt. behelst een berigt, waarin men het
doet uitkomen, dat het te Arnhem gevestigde Levensver
zekering-Genootschap //Prudentia", onder directie van den
heer Barends, niets gemeen heeft met de zoogenaamde
z/Nederlandsche Maatschappij van geldelijke uitkeering na
overlijden, genaamd Prudencia," te Rotterdam; met ver
melding tevens, dat bij vonnis der Arrondissem.-Regtbank
te Rotterdam van 19 October 11., J. J. Dusaar en J. H.
van den Heuvel, zich respectivelijk noemende directeur en
administrateur van de laatstgenoemde Maatschappij, de eerste
tot 14 en de tweede tot 8 dagen gevangenisstraf veroordeeld
zijn, wegens overtreding van het koninklijk besluit van
16 Julij 1830 (Staatsblad N°. 54) en M. J. J. Kroller,
die feitelijk de leiding der zoogenaamde Maatschappij
«Prudencia" gehad heeft, als schuldig aan opligterij, tot
eene cellulaire gevangenisstraf van 6 maanden.
Jl. Vrijdag heeft te Meppel een noodlottig ongeluk
plaats gehad. Het 6jarig kind van den droogist R., het
welk m den tuin speelde, heeft genuttigd van de vrucht
eener vergiftige plant; de arme kleine moest dit, na de
vreeselijkste pijnen te hebben uitgestaan, met den dood
bekoopen.
Men schrijft uit Engeland, dat het mond- en klaauw-
zeer zich met groote snelheid over Cumberland en West-
Moreland verspreidt. In het laatste graafschap is bijna geen
landbouwer, wiens vee niet door die ziekte is aangetast,
welke thans ook in Dumfriesshire is uitgebroken. Voor de
regtbank te Appleby werd vóór eenige dagen een veekooper,
met name Atkinson, beschuldigd van tegen de bepalingen
der veewet medegewerkt te hebben tot verspreiding der
hoogst besmettelijke kwaal. Uit het getuigen-verhoor bleek
dat Atkinson eene kudde vee langs den openbaren weg had
gedreven, waaronder op den togt bij twee runderen zich
de ziekte vertoonde, zoo dat de eigenaar zich genoodzaakt
zag ze in een veld achter te laten, waar zij later door den
districts-inspecteur werden onderzocht, en bevonden in erge
mate aan het mond- en klaauwzeer te lijden. In een dorp
digt bij Appleby verkocht Atkinson de overige beesten ten
getale van 500. Deze dieren, door het geheele graafschap
Westmoreland verspreid, bragten allerwege de kwaal over.
De beschuldigde, die plegtig betuigde, dat zoo hij van de
besmetting der beide runderen kennis had gedragen, hij wel
gezorgd zou hebben om ze uit zijne zoo voortreffelijke kudde
te verwijderen, werd tot eene boete van 10 pd. st. en de
kosten veroordeeld.