EENE KNAPPE, ZINDELIJKE WERKMEID, ADVERTEIMTIËN. B 11 T E N L A Jufvrouw VAN AMERINGEN, liet terrein, gewapend met een zeer ouderwetscli vuursteenpistool en.... een parapluie, daar de lucht wat betrokken was. Zoodra er dan ook droppels regen vielen, stak hij zijn regenscherm op, en de getuigen konden hem van de ongewoonte van het dueleeren onder een parapluie niet overtuigen. „Ik heb er niets tegen doodgescho ten te worden" was zijn antwoord, „maar nat regenen wil ik niet." Gelukkig gebeurde noch het een noch het ander. Nadat de beide hoofdpersonen ieder tweemaal op elkander, zonder gevolg, geschoten hadden, verklaarden de getuigen „que 1' honneur était satisfait", en Sainte-Benve keerde heelhuids en droog onder de parapluie naar huis. Het zal voorzeker velen niet onwelkom zijn, oorsprong en betee- kenis der speelkaarten te vernemen. De winteravonden breken aan en de kaarten komen weder ter tafel. Ziet hier in korte trekken wat men van den oorsprong en de beteekenis der kaarten leest. Het schoone Italië is haar vaderland. Daar werden ze in de veer tiende eeuw uitgevonden. De abt Longuerue, een Franschman „die vele dingen wist", heeft een spel kaarten gezien, zooals zij oorspron kelijk waren, en verhaalt ons: „Zij waren zeven a acht duim lang men zag er een pau9, keizers en de vier elkander bestrijdende rijken op afgebeeld, waaraan onze vier kleuren haar oorsprong te danken hebben. Ten jare 1390 bragt men het kaartspel in Frankrijk, om den toenmaals krankzinnigen Karei VI te vermaken. De rekenkamer trok eene aanzienlijke som voor het spel, dat gekocht werd, uit. Argine, de naam van klaverenvrouw, is de letterverzetting van Kégina, Koningin Marie d'Anjou, gemalin van Karei VII, aan wie de schilder Jacquemin Gringonneur de kaarten, die hij in de vol gende eeuw voornamelijk voor het Fransche hof uitvond, wilde wijden. Rachel, de naam van ruitenvrouw, was Agnes Sorel schoppenvrouw, onder den naam van de krijgshaftige Pallas, was de maagd van Orleans, en Isabella van Beijeren werd voorgesteld door hartenvrouw, onder den naam van Keizerin Judith, eene zeer elegante vorstin. In David, die schoppenkoniug voorstelt, herkent men gemakkelijk Karei VII, door zijn vader vervolgd, even als David door Saul, en even als David verpligt zich te verdedigen tegen een oproerigen zoon." De vier boeren, Ogier, Lancelot, Lahire en Heetor, zijn geschied kundige personen. Ogier en Lancelot waren helden of dapperen uit den tijd van Karei den Groote; Lahire en Hector de Galard twee bekende veldheeren van Karei VII. De vier boeren stelden den adel voor. Al de andere kaarten, van tien af, moesten soldaten beteekenende kleuren zeiven waren militaire zinnebeelden. Door harten moet men de dapperheid verstaan; door schoppen en ruiten wapenendoor klaveren de benoodigdheden van een veldheer, wan neer hij zijne legerplaats opslaat. Men beweert verder, dat het aas het zinnebeeld is der financiën, die de ziel van den oorlog zijn en werkelijk was bij de Romeinen eene munt bekend, die onder den naam van „aas" al het goed, dat iemand bezat, aanduidde. (Alg. Dagblad van Nederland.) Op het kerkhof van een dorp in Rutlandshire is een groote grafsteen geplaatst, ter nagedachtenis van een voerman. Boven aan is het beeld van een wagen met paarden, eene poort, eene hegge en i een voerman. De beide zijden zijn versierd met werktuigen op den landbouw betrekking hebbende. Na den ouderdom, den tijd van het overlijden, etc., volgen eenige regelen, die, vrij vertaald, aldus luiden Hier ligt begraven Nathaniël Pronker, Hij deed'nimmer kwaad bij licht of bij donker; Zijne paarden, zijn wellust, zijn leven, zijne kracht Uitten zelfs nooit eene enkele klagt, Al reed hij er meê bij dag en bij nacht. Snooks zegt, dat er een opmerkenswaardig onderscheid bestaat tusschen vrouwen en vogels. Als men een stukje spiegelglas in een vruchtboom hangt zal geen vogel dien boom durven genaken, terwijl het daarentegen meer vrouwen tot zich zou trekken dan de schoonste kersen. BENOEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER. De plaatsing van den scheepsklerk W. A. van Ouwerkerk met den 6 dezer maand op het transportschip Java wordt ingetrokken. De luit. ter zee 2de kl. G. J. W. Ilooghwinkel, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Indic, en van daar den B dezer in Nederland teruggekomen, is met dat tijdstip op non-act. gesteld. B e 1 ff i Omtrent den moord gepleegd te Hornu, in Henegouwen, door zekeren herder Dessous-le-Moustier genaamd, welke maar al te zeer herinnert aan het drama van Pantin, wordt het volgende gemeld „Geblindoekt eerst voor twee, vervolgens voor het derde dier lijken gebragt, heeft Dessous ten laatste, ondanks zich zeiven, zijne misdaad bekend, en beleden, dat hij de drie broeders achtereenvolgens in zijne woning gelokt, hen daar beschonken gemaakt, en daarop vermoord had, ten einde hen van de aanzienlijke sommen, welke zij in geldgordels bij zich droegen, te berooven. Hij verklaart echter zijne vrouw niet vergiftigd te hebben, en beweert bij den moord der gebroeders Thirion door den 70jarigen herder Hoyon, uit de nabuurschap, bijgestaan te zijn en met dezen den buit te hebben gedeeld. Iloyson ontkent echter nadrukkelijk elke medepligtigheid aan deze misdaden. Dessous-le-Moustier is 28 jaren oud." De moordenaai legt niet de minste gemoedsontsteltenis aan den dag; hij verlangt hoe eer hoe beter te sterven, beschouwt zich als een verloren man en zegt: „dat men hem slechts voor een regement soldaten moet plaatsen en doodschieten; ziedaar alles wat ik verlang. Men huivert bij de gedachte, dat de moordenaar den moed heeft gehad gedurende 18 maanden het erf te bewonen en schier dagelijks de plek te betreden waar hij de lijken had begraven. F r a n k r li k. Te Parijs is het eergisteren rustig geblevende regen die gedurende oen groot gedeelte van den dag viel, heeft misschien daartoe bijgedragen, doch de regering harerzijds handelde verstandig door in het openbaar niets hoegenaamd te laten blijken van voorzorgsmaatregelen, die echter, of schoon men er niets van bespeurde, wel degelijk genomen waren. De Keizer vertoonde zich aan de Parijzenaars, en dit maakte een goeden indruk op hen. Napoleon III wan delde op het terras der Tuileriën en werd met warmte begroet door een tweeduizendtal personen, die zich op de Place de la Concorde en in den tuin van het paleis be vonden. De heer Gagne, die in de nabijheid der obelisk een dichtstuk voordroeg, werd door de omstanders uit gejouwd. Adeline Patti (Markiezin de Caux) heeft zich deze week te Parijs, in de laatste acte van „Rigoletto" eene ver wonding toegebragt. De dolk, die zij, als man verkleed, droeg, viel uit de schede, en daar zij eenigzins opgewonden was door het buitengewone haar te beurt gevallen succes en door de duisternis, die gedurende de groote scène van de laatste acte over de helft van het tooneel heerscht, misleid, deed zij een misgreep van het wapen en kreeg de scherpe punt in haar regterhand. De Fransche prefecten geven zich tegenwoordig veel moeite voor de verspreiding in de departementen van een werk, den titel voerende: „Le livre d'or de la maison Bonaparte." De titel duidt reeds genoeg inhoud en strekking van dit boek aan, maar de waarde er van wordt verhoogd door een kunstig ingerigt stelsel van premiën. Zoo geeft de inschrij ving op een exemplaar (het boek kost 1 franc) regt op een Napoleontische medaille; schrijft men voor 25 exempl. in, dan heeft men aanspraak op een pistool; bij 50exempl. kan men kiezen tusschen genoemd wapen en een meer schuimen pijp; 100 exempl. geven regt op een revolver met zes schoten of op een zilveren liorologie; 200 op een geweer met dubbelen loop; 400 op een gouden cylinder- horologie. Vroeger gaven de Entendard, die premiën in linnen goederen, en de Événement, die China's-appelen uitdeelde, van zoo iets het voorbeeld. Dr. Burq, dien men in 1852 uitlachte om zijne denk beelden over het genezen van sommige ziekten doormiddel van metalen, heeft thans bij de Academie te Parijs een rapport ingeleverd, dat zeer de aandacht heeft getrokken. Hij heeft door een zeer naauwkeurig onderzoek bewezen, dat bij het heerschen der cholera van 1865-66 de werk lieden, die in koper arbeidden, genoegzaam geheel en al van die ziekte verschoond zijn gebleven en wel te meer naarmate het metaal bij die bedrijven grooter oppervlakte innam, of het metaalstof in fijnheid en hoeveelheid toenam, zoodat het te meer werd ingeademd. Men oordeele overde vol gende cijfers: De gevallen van cholera zijn voor goud werkers, goudgraveurs, zilversmeden, zilvergraveurs, horologe- makers geweest 1 van de 719 personenvoor metalen oogen- en hakenmakers, kopergraveurs, munters 1 van de 1000; voor fabriekanten van koperen optische werktuigen, mathematische instrumenten, polijsters, plaatsnijders, koper- draaijers, koperen muziek-instrumentmakers, koperslagers, geen enkele van de 6550 werklieden. Daar het getal der werk lieden in koper ongeveer 26,322 beliep, is de sterfte door cholera onder deze lieden slechts 3 van 10,000 lieden geweest. Men schrijft aan de Presse uit Rome, dd. 16 dezer: „Nu de plegtigheid der legging van den eersten steen voor het gedenkteeken van het concilie heeft plaats gehad, zal men gaarne weten, hoe het is zamengesteld. Het gedenk teeken zal eene hoogte van 24 meters hebben en uit een Dorischen zuil bestaan, die 10 meters hoog, 1.45 meters middellijn heeft en op een vierkantig voetstuk rust, dat versierd is met een relief, hetwelk de opening van het concilie voorstelt, het pauselijk wapen, de twee inscriptiën draagt. De Heilige Petrus, op den zuil staande, houdt in de linkerhand de sleutels en strekt de regterhand zegenend over de stad uit, boven welke de blik van Janiculus zweeft. De schacht van den zuil bestaat uit groote ronde blokken van het prachtige „Verde aintcio;" de bazis en het kapiteel bestaan uit wit carrarisch marmer. Buiten deze versierselen zal het monument onderaan nog de vijf werelddeelen ver- toonen, die prelaten riaar het concilie zenden. Is de uit voering in overeenstemming met het kostbare materiaal dan zal Rome inderdaad een fraai gedenkteeken rijker zijn." Engeland. Waarschijnlijk zal in den loop der volgende maand te Londen een nieuwe tunnel, ter verbinding der aan weder zijden van de Theems gelegen gedeelten der stad, voor het publiek geopend worden. Hij loopt van Tower-hill in het noordelijk gedeelte der stad, naar het punt in het aan de andere zijde der rivier gelegen gedeelte, waar Vine-street en Tooley-street elkander ontmoeten. De geheele lengte van den tunnel zal 1320 voeten zijn en daarvan zijn er reeds 1280 voltooid. Men zal aan wederzijden door schachten, de noordelijke van 58, de zuidelijke van 60 voeten, in den tunnel afdalen, door middel van een „lift," zijnde een ijzeren kamertje, hetwelk voor tien personen is ingerigt, doch waarin gemakkelijk 12 zouden kunnen plaats vinden. Voor het geval van een ongeluk, zoo als het breken van den een of anderen toestel, zijn de „lifts" overeenkomstig eene nieuwe vinding, derwijze ingerigt, dat zij zich aan de steilen, waarlangs zij glijden, kunnen vastklemmen. De uit vinding is niets anders dan een vernuftig remtoestel, welke niet oogenblikkelijk werkt, waardoor een schok zou worden veroorzaakt, die even nadeelig zijn zou als een val, doch die het ijzeren vertrekje, na ongeveer tien voeten verder gezakt te zijn, tot staan brengt. Deze toestel zal echter waarschijnlijk nimmer behoeven te werken, daar de kabel van ijzerdraad, die de „lift" op en neder bewegen zal, 50 malen sterker is dan hij behoefde te wezen. Onderaan de schacht zal een omnibus voor 14 personen gereed staan. Men zal in 3 minuten van Tower-hill naar Tooley-street vervoerd worden en de vracht zal een stuiver bedragen. Het afgewerkte gedeelte van den tunnel is dezer dagen geheel schoon gemaakt, en thans is hij zoo gehoorig, dat alles wat daarboven op de rivier geschiedt, ofschoon de tunnel op eene aanzienlijke diepte onder hare bedding is gelegd, duidelijk vernomen wordt. Het voorbij varen van een stoomboot veroorzaakt een luid geraas, en men hoort zelfs het kloppen van een hamer op een der boven den tunnel voor anker liggende schepen. Dit verschijnsel zou geschikt zijn om angst in te boezemen, indien men niet wist, dat de constructie van den ijzeren koker zoo hecht is, dat waarschijnlijk alleen een aardbeving in staat zou zijn om hem te beschadigen, en indien het niet door proeven was aangetoond, dat de ringen, waaruit hij bestaat, eene drukking zouden kunnen verduren, 20 malen grooter dan die, waaraan zij werkelijk zijn blootgesteld. Jl. Zaturdag namiddag greep er in den omtrek van Cambridge een zonderling feit plaats. Het rijtuig namelijk van eene zekere mevrouw Perkins werd op den weg van Triplow naar eerstgenoemde stad aangehouden door een vermomd man van een „nobel" voorkomen, die, gelaarsd en gespoord, gezeten was op een groot zwart paard, en de stoutmoedigheid had den koetsier de pistool op de borst te zetten, onder het uitspreken der bedreiging: „de beurs of het leven." Gelukkig stelde hij zich te vreden met een guinjé, die mevrouw Perkins hem gaf, en liet het rijtuig vertrekken. Later in den avond hield hij nog verschillende personen staande, en dwong hen allen hem iets te geven, indien zij hun leven lief hadden. De politie werd van deze feiten onderrigt en arresteerden den „modernen straatroover," die bleek een student in de medicijnen te wezen, Charles Trevor genaamd. De Engelsche bladen verdiepen zich in allerlei gissingen, wat dit jonge mensch toch wel mag hebben bewogen om den openbaren weg op zulk eene wijze onveilig te maken. Men vermoedde aanvankelijk dat hij krankzinnig was, doch dit is geenszins het geval. Duitse h land. Een der professoren aan de hoogeschool te Bonn, heeft zijn stem verheven tegen de gewoonte der studenten om hun haar zoo lang te dragen dat het op hun schouders valt. „En revanche" bragten deze, bij wie knappe kop en ragebol synoniemen schijnen te zijn, hem een ketelmuziek, toen hij juist in het bed zou stappen. De hoogleeraar achtte deze gelegenheid zeer geschikt om hun nog eens de waarheid te zeggen. Hij deed het raam open en ver telde hun, dat hij in zijn zomervacantie in Engeland geweest was en te Oxford en Cambridge jongelui gezien had, die gewoon waren hun haar te kammen en toch in vele op- zigten knappe kerels waren; dat deze noch zooveel duel leerden, zoodat zij altijd met lidteekens op hun gezigt liepen, noch zich eiken avond bedronken aan bier, en dat zij toch verstandiger en fatsoenlijker waren dan de heeren die hij nu de eer had voor zich te zien. Deze rede van den geslaapmutsten professor scheen zulk een effect te hebben, dat de studenten stil naar huis gingen en er nu werkelijk aan denken om de kappers ook eens wat te laten verdienen. DeWeener politie vervolgt een Weener photograaf, die, zijne eigen vrouw achter latende, met de vrouwen zijner beide naaste buren vertrokken is. Volgens ingewonnen berigten was het drietal zeer vrolijk op verschillende plaatsen op weg naar Bremen gezien, waarschijnlijk om van daar de reis naar Amerika aan te nemen. Egypte. De paketbooten der Messageries Impériales voeren gestadig Fransche en andere geleerden, letterkundigen, kunstenaars en publicisten, die door den Onder-Koning van Egypte zijn uitgenoodigd om de opening van het kanaal van Suez te komen bijwonen, uit de Fransche havens naar Alexandrië over. De heer Eug. Yung, een der medearbeiders aan het Journal des Débats, schrijft aan dat blad onder dagteekening van 11 dezer: „In 1799 werd generaal Bonaparte door een aantal geleerden naar Egypte gevolgd, die te midden van het gedruisch en do gevaren des oorlogs de hiërogliephen ontcijferden. Thans, zeventig jaren later, worden weder een aanzienlijk deel der leden van het Instituut van Frankrijk en andere uit stekende mannen naar dezelfde kust heengevoerd, dezen keer echter zonder het geschal van krijgstrompetten, zonder tromgeroffel en kanongebulder; terwijl hun, in stede van het slaggewoel, het innemende onthaal van den Onder- Koning verbeidt. Zij gaan geen nutteloos bloedvergieten bijwonen, maar de opening van een kanaal, hetwelk, be stemd om een der groote wegen van beschaving te worden, integendeel, naar men hopen mag, zal bijdragen tot beves- tiging des vredes.» T u r k ij e. Men berekent het aantal saluutschoten gelost toen het keizerlijke jacht de Arend met Keizerin Eugenie aan boord den Bosphorus binnen liep, op 13071. 'Amerika. De emancipatie van de vrouwen in de Vereenigde Staten is reeds zoo ver gevorderd, dat zij in den staat Jowa pries terlijke bedieningen vervullen. Een jeugdig paar werd daar, ongeveer drie weken geleden, door eene niet minder jeugdige priesteres in den echtelijken staat verbonden. Te Chili wordt door de regtbanken een zelden voor komend proces behandeld. Twee vrouwen zijn namelijk met elkander in het huwelijk getreden. Nu levert de uit spraak van de echtscheiding geen bezwaar, maar de rege ling der financiële aangelegenheden wordt moeijelijk, daar mevrouw de bruid een groot fortuin had, en mevrouw de bruidegom gedurende den korten tijd der gemeenschap daarvan een zeer vrijgevig gebruik had gemaakt. Ook komt de vraag in aanmerking of de bruidegom, door con tracten aan te gaan en te onderteekenen in haar voorge wende kwaliteit van gehuwd man, zich niet schuldig heeft gemaakt aan valschheid in authentiek geschrift. Men zou bijna niet gelooven, dat te groote overeenstemming van bruidegom en bruid tot zooveel gehaspel aanleiding geeft. B1NNENHA VEN, VERLANGT TEN SPOEDIGSTE die goede getuigschriften kan overleggen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 3