GEORGE PEABODY. zwijnen te bezigtigen. Eens op een dag van de vorige week zijn er ongeveer 30 rijtuigen met personen geweest, die de dieren kwamen bewonderen." -De rederijkers-kamer Anna en Maria Tesselscbade te Koegras zal Dingsdag a. s. hare eerste buitengewone vergadering in dit saizoen houden. Het raderstoomschip de Valk, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee N. M. J. Kroef, is, blijkens een bij het departement van Marine ontvangen telegram, den 7 dezer te Constantinopel aangekomen. Aan boord was alles wel. Het schroefstoomschip //CuraQao," kapt.-luit. ter zee jhr. M. W. Bowier, is den 25 Sept. te Aden aangekomen en zou zijne reis naar Djeddah voortzetten. Aan J. W. Kemna is, op zijn verzoek, ontslag ver leend uit zijne betrekking van commissaris van policie te Enkhuizen. Op heden zal voor het provinciaal geregtshof in Noordholland worden behandeld de zaak van Willem Balder, oud 34 jaren, touwslagersknecht, geboren en wonende te Alkmaar, ter zake dat hij in den nacht van 20 op 21 Mei 1869, in zijne woning, alwaar hij met zijne huisvrouw, hun jongste kind en zijn 13jarigen stiefzoon, zich in de bed stede te slapen had gelegd, na eene in dat vertrek aan wezige bijl te hebben genomen, zijne huisvrouw die in vasten slaap lag, met dien bijl opzettelijk en met het ken nelijk doel haar te dooden, onverhoeds voor in het hoofd herhaaldelijk heeft gehakt, tengevolge waarvan deze ernstig is verwond gewordenen dat hij in de volvoering van dat misdrijf alleen door het wakker worden der kinderen, het hulpgeschrei zijner vrouw en de komst der te hulp gescho ten buren is weerhouden geworden: de beschuldigde erkent bovenstaande hem ten laste gelegde feiten onder bijvoeging dat hij in dien avond en ook des nachts twist met zijne vrouw had gehad, waarbij zij hem had uitgescholden en hevige verwijtingen gedaan, tengevolge waarvan hij uit het bed was gesprongen, den bijl had genomen en daarmede haar had geslagen; welke opgave evenwel door de ver wonde wordt tegengesproken, die verklaard heeft, dien avond en nacht geen twist met den beschuldigde te hebben gehad, en des nachts wakker geworden te zijn door een lievigen slag, die haar tegen het voorhoofd werd toegebragt; dat zij toen te gelijkertijd ontdekte, dat zij hevig aan het hoofd bloedde en wel zoo, dat het bloed tegen hare handen spatte; dat haar man haar vroeger meermalen had gedreigd, met den bijl het leven te zullen benemen. Wijders blijkt dat de beschuldigde een ontevreden mensch was, die zich vroeger veel overgaf aan het gebruik vUn sterken drank, die gedurig met zijne vrouw twistte en haar mishandelde Als verdediger is aan hem toegevoegd de advocaat mr. A. A. van der Meerscli. Gisteren werd door de directie der Kanaal-Maat schappij ten haren kantore, publiek aanbesteedhet verdiepen en verbreeden van de haven en het havenkanaal te Beverwijk Aannemer de heer Kalis, te Sliedrecht, voor ƒ18,500. In den vroegen morgen van gisteren (ongeveer 5 ure) is even benoorden Zandvoort gestrand het barkschip Louise Christina, kapt. Visser, geladen met hout, komende van Riga en bestemd naar Amsterdam. Van de bemanning, uit twaalf koppen bestaande, is alleen de kapitein gered geworden. De overige elf personen zijn in de golven om gekomen, nadat zij in twee booten, acht in de eene en vier in de andere, het schip hadden verlaten. Beide booten sloegen echter om, en alleen den kapitein, die zich in de eerste boot had bevonden, gelukte het op een stuk hout naar het strand te drijven. Schip en lading is totaal verloren. [Een ander berigt voegt hierbij, dat gisteren een Sche- veningsch visschersvaartuig te Zandvoort in het gezigt was, en dat men meende, dat er eenige kans was, dat man schappen van het verongelukte schip door dat vaartuig in zee waren opgenomen.] Te Bloemendaal overleed den 4 dezer de gepensio neerde generaal-majoor van het O. I. leger G. Bakker. De heer ds. L. Posthumus Meyjes heeft jl. Zondag in de Zuiderkerk te Amsterdam zijn 40jarig leeraarschap bij de Hervormde gemeente herdacht. Gedurende 28 jaren heeft hij te Amsterdam het ambt bekleed, dat hij den 25 Oct. 1829 aanvaard heeft. Jl. Zondag is in de N. Z. Kapel te Amsterdam, na het eindigen der godsdienstoefening, in de garnizoenskerk, door een ouderling, onmiddelijk na het uitspreken van den zegen, met luide stem uitgeschreeuwd: //Ik, ouderling der Amsterdamsche gemeente, verklaar openlijk, dat de gehoorde predikatie in geenerlei opziglen Gods woord is, maar wel die des duivels." Niemand der huiswaarts gaande kerk gangers heeft zich daaraan gestoord. In het //Handelsblad" is geplaatst een adres door 36 gezagvoerders, schippers, kooplieden en particulieren van Terschelling aan den minister van Marine gezonden. Adres santen stellen daarin in het licht dat, naar hunne meening, de jongste zeerampen, die aan de Terschellinger loodsbooten zijn overkomen (vóór die ramp had men in geen 33 jaren een ongeluk van dien aard te betreuren) moeten worden toegeschreven aan maatregelen van administrativen aard, en dat de verongelukte loodsbooten niet werden onderhouden zoo als zulks behoorde te geschieden. Zij verzoeken daarom dat er eene commissie zal worden benoemd, ten einde een onderzoek in te stellen naar hetgeen in de laatste 2 jaren door de directie van het Loodswezen op Terschelling is verrigt. Te 's Hage is tot zes maanden gevangenisstraf ver oordeeld een verwer, die i/om onder dak te komen", dat is om gratis logies, voeding en kleeding te erlangen, op een buitenplaats onder Stompwijk een ouden overjas ont vreemd had en die, na dit voorwerp in eene herberg alhier voor 3 verkocht te hebben, zich zeiven in handen der politie stelde. De beschuldigde was reeds vroeger tot 5 jaren tucht huisstraf veroordeeld geweest wegens het schrijven van een brandbrief. Een der voornaamste punten, die behandeld zullen worden in de tegenwoordige vergadering van de Prov. Staten van Noordbrabant is een voorstel van Gedep. Staten tot heffing van eene prov. belasting op de paarden, ter vervanging van de thans bestaande tolheffing op de pro vinciale wegen. Jl. Donderdag heeft te Zundert een poging tot moord plaats gegrepen. De onbezoldigde rijksveldwachter L., in dienst van den advocaat v. d. M. te Breda, hoorde, in het veld zijnde, te 2 uren een schot vallen in zijn nabijheid. Wel denkende, dat dit van een strooper zou zijn, die hier in geen gering aantal gevonden worden, ging hij op het geluid af en bevond zich weldra tegenover een met een geweer gewapend persoon, die hem toeriep: //halt! of ik schiet op jeDe rijksveldwachter voldeed echter niet aan het bevel, en de strooper, als een man van zijn woord, legde het geweer op hem aan en trof L. met een vol schot hagel in het bovenlijf. Door pijn en bloedverlies buiten staat zijn aanvaller te vervolgen, moest hij hem tot zijn groote spijt laten ontsnappen. Des avonds reeds bevonden niettegenstaande storm- en regenvlagen, de subsituut-offi- cier, de regter-commissaris en de griffier der Bredasche regtbank, vergezeld van een geneeskundige, zich te Zundert om een onderzoek in loco in te stellen, met het gunstig gevolg, dank zij de ijverige pogingen der marechaussee, dat de vermoedelijke dader, een zekere E., reeds in handen der justitie is geraakt. Te Groningen is opgerigt een //anti-vestingverbond," hetwelk zich ten doel stelt, om door alle gepaste middelen pogingen aan» te wenden, die kunnen leiden tot de slechting der vestingwerken dier stad. Men meldt uit Ylissingen aan de Amsterd. Courant het volgende: //Een vreeselijke storm uit het N.W. heeft jl. Woensdag den geheelen dag en gedurende den nacht hier gewoed, met zulk hoogwater als nog zelden is opgemerkt. Ver schillende laag gelegen straten stonden blank en op de kaden stond het water tot aan. de huizen. Van 1 tot 11 uur in den morgen zijn door sommigen kleine schokken van aard beving opgemerkt." In de zitting der ProV. Staten van Groningen van jl. Donderdag heeft de heef Mulder het voorstel gedaan om een //adres aan Z. M. den Koning te zenden, tot in krimping van de uitgaven voor het budget van Oorlog en afschrift te zenden aan de beide Kamers derStaten-Generaal." Met bijna algeraeene stemmen is besloten dit voorstel onder de punten van behandeling op te nemen. In de buitenlandsclie bladen leest men allerlei bijzonder heden omtrent de uitstekende wijze, waarop de Onderkoning van Egypte zijne gasten ontvangt en het trekken van de reislustigen naar de oevers van den Nijl. In een Oostenrijksch blad wordt nopens de voorbereidende reisontspanningen het volgende berigt Keizer Frans Jozef is naar het oosten afgereisd. Van uit Pesth ving de togt aan. Het spoorwegstation was netjes versierd, de ministers, de bisschoppen en andere hoogwaardiglieidbekleeders waren tegenwoordig, om Z. M. uitgeleide te doen; luide Eljens of Hongaarsche hoerahs weergalmden. Bij het afscheid sprak de Keizer tot aarts hertog Jozef: //Spoedig hoop ik regt gelukkig weder te keeren; tot zoo lang moge God u nabij zijn." Hij sprak dit luide, zoodat ieder het verstaan kon, en in het Hongaarsch. En daarop ging het oostwaarts op Constantinopel aan. En toen volgden er meer. Al wat maar eenigzins kan uitvliegen, gaat naar de opening van het Suez-kanaal; half Weenen is er heen. Ik vraag een der knechten naar den meester. //Niet thuis," is 't antwoord //op reis." //Zoo, zoo! En waarheen dat?" «Naar Egypte. Onze kassier, die daar achter den opper-coupeur staat, heeft zoo even een telegram van hem ontvangen uit Port- Saïd; hij kan u nadere opheldering geven." Als het zoo voortgaat en de uittogt naar Egypte aan houdt, zal Weenen nog leegloopen. Jong en oud, klein en groot maakt gezelschap voor een Egyptisch uitstapje; men vereenigt zich tot troepen, tot vereenigingen, groot genoeg om eene stoomboot te vullen. Alles trekt af naar het Nijldal en niet alleen om de opening van het kanaal van Suez te zien, maar ook om daarna Egypte in zijn geheel, van noord tot zuid, tot aan de watervallen te door kruisen. Sedert de dagen van Herodotus tot het tegen woordige oogenblik hebben niet zoovele Oostenrijkers den heiligen bodem der Pharao's betreden, als nu daar bij elkander zijn. Ik kan mij zoo voorstellen, hoe onbegrijpelijk gastvrij en vriendelijk de Egyptenaars mijne lieve lands lieden zullen ontvangen als zeldzame vreemdelingen, aan de Donau-oevers geboren en getogen. Met welke groote verbazing zullen veertig eeuwen van de toppen der pyra- miden nederzien op den heer von Gagern, als hij daar aan den voet dier eerwaardige bouwgedrochten zal staan, uit gedost in zijn kreeftrooden, nieuwen, keizerlijk onlangs geordonneerden rok. Eenigen tijd geleden werd te Assen een advokaat in gijzeling gesteld, omdat hij weigerde een stuk af te geven, dat hem als advokaat was toevertrouwd door zijnen cliënt. Een dergelijk feit heeft nu weder met denzelfden advocaat mr. M. Oldenhuis Gratama aldaar plaats. //Door den regter- commissaris gedagvaard om getuigenis af te leggen in de zaak van het O. M. tegen zekeren Rudolf Kiers, teWapse, (gemeente Diever), beschuldigd van het wederregterlijk opgraven van een voetpad aldaar, werd hem door den eersten gevraagd, of hij in de zaak van Kiers een advies had gegeven. Nadat de advocaat hierop toestemmend had geantwoord, werd hem door den regter-commissaris gevraagd, hoedanig dat advies geweest was. De advocaat verschoonde zich op grond zijner kwaliteit om zulks meê te deelen. Andermaal is mr. M. Oldenhuis Gratama voor den regter- commissaris geroepen, doch ook toen weigerde hij het door hem gegeven advies meê te deelen. Jl. Vrijdag morgen, is hij, na plaats gehad hebbende dagvaarding, voor de regt bank, in raadkamer vergaderd, verschenen, ten einde over zijne weigering gehoord te worden. Daar hij bij zijne weigering bleef volharden, heeft het O. M. zijne in gijzelingstelling gerequireerd. De uitspraak was op Zaturdag bepaald. De advokaat beroept zich op art. 65 van het Wetboek van Strafvordering, volgens hetwelk ieder, die uithoofde zijner betrekking verpligt is tot geheimhouding, zich van het geven van getuigenis kan verschoonen, nopens hetgeen hem als zoodanig is toevertrouwd. Nu werd wel de heer Gratama niet direct gevraagd naar hetgeen zijn cliënt hem had mede gedeeld, maar naar hetgeen hij den cliënt geantwoord had. Doch men kan zeer moeijelijk een antwoord mededeelen, wanneer men niet zegt, wat er gevraagd is, en zegt men dit al niet, dan kan uit het antwoord de vraag genoegzaam opgemaakt worden. De wet zegt, dat een advocaat zich kan verschoonen, mede te deelen, hetgeen hem als zoodanig wordt toevertrouwd, maar als hij zijn advies moet zeggen hoe kan hij dan verzwijgen hetgeen hem werd toevertrouwd en waarvan dat advies een gevolg was?" (U. D.) De Ass. Crt. meldt, dat de regtbank heeft bevolen, dat de advocaat in gijzeling zal worden gebragt, tot dat hij getuigenis zal hebben afgelegd. De advocaat heeft zich buiten 's lands begeven; voornemens in appèl te komen, zal hij ten dage dienende voor het hof verschijnen. Eén rijke en brave kruidenier voelde zijn einde naderen. Zich ongerust gevoelende over het lot zijner nog jonge vrouw en haar toekomst gaarne verzekerd willende zien, liet hij haar bij zijn sterfbed komen en zeide tot haar: //Mijne lieve, onze winkel is een van de belangrijksten der provincie; de zaken zijn zoo uitgebreid, dat een vrouw alleen ze niet ophouden kan. Volg den raad die ik u in mijn laatste oogenblikken geef. Onze eerste bediende is jong, werkzaam, verstandig, een best mensch.... Schrei zoo niet!.... Gij breekt mij de ziel, en ik zal de kracht niet meer hebben om voort te gaan.... Overwin uwe smart!.... Luister naar rede.... beloof het mij... ik kan dan geruster sterven.... Als ik dood ben... trouw hem dan!..." //Lieve man," antwoordde de vrouw naïf, daar dacht ik juist aan." In der tijd hebben wij de zonderlinge mode gemeld van het dragen van paauwenveeren die tegenwoordig bij de Parijsche dametjes in gebruik is. Thans is het gelukt te ontdekken waar die mode van daan komt. Een zeker soort vliegen is namelijk zeer verzot op het kersendeeg, waar mede de dames hunne lippen en wangen besmeren om ze een frisch rood aanzien te geven. Om die onbeschaamde insecten te verdrijven, bedienen zij zich van paauwenveeren. Hoewel men het reeds lang heeft voorzien, dat de ziekte, die den heer Peabody op het kraukbed wierp, een doodelijkeu afloop hebben zou, zoo maakt het toch een diepen indruk, nu de bange verwachting is verwezenlijkt. Geheel Engeland voert rouwe wegens het verlies van een man, die zijn naam geschiedkundig maakte door zijn weldadigheidszin. Peabody was een toonbeeld van eenvoud en desniettemin gevierd en gevleid door Vorsten en Prinsen. Hij was philantroop in den waren zin des woords; een philantroop die bemind en geëerd was. Waar zich slechts de gelegenheid aanbood om te helpen, daar werd Peabody gevonden met de hand in de beurs. Niet alleen bepaalde hij er zich bij om individuen en corporatiën mildelijk bij te staan, zelfs sommige staten der Ainerikaansehe Unie - wier vereerde bur ger hij was - redde hij, toen zij zich in zoo benarde omstandig heden bevonden, dat een staatsbankroet onvermijdelijk de eenige toevlugt scheen. Ook nuttige ondernemingen konden op zijn krach tige ondersteuning reken. Van af 1856 heeft Peabody voor allerlei nuttige en liefdadige doeleinden dan ook zoovele millioenen besteed, dat geheel de wereld met verbazing op het totaal staart. Hij was geen bijzonder knap man, zegt de Spectator, maar hij had die onbeschrijfelijke hoedanigheid, welke sommige menschen in staat stelt fortuin te maken, een soort van voorgevoel en voorweten schap in den handel, gelijk aan die van een beeldhouwer, die in een blok marmer de lijnen ziet van het toekomstig beeld. Hij wist als het ware bij instinkt en ingeving, welk artikel geld zou opbrengen en welke niet. Hij was een der weinige menschen die geld weten te verdienen als koopman en het weten uit te geven als een prins. George Peabody zag den 18den Februarij 1795 in Danvers (Mas- sachusetts) het levenslicht. Zijn vader, van Engelschen oorsprong, verkeerde in tamelijk bekrompen omstandigheden, zoodat de jeugdige George op elfjarigen leeftijd bediende moest worden bij een kruide- uier, om de inkomsten ten behoeve van het huishouden te stijven. Vier jaren bleef hij in die betrekking werkzaam en werd er toen op bedacht om zijne positie te verbeteren. In 1811 begon hij een klein zaakje in kruidenierswaren; het geluk diende hem, totdat op zekeren dag een brand, al wat hij had verworven in asch deed ver- keeren. Peabody liet echter den moed niet zinken, ofschoon hij van alle middelen was ontbloot. Het toeval wilde dat hij eenigen tijd na den brand eene uitnoodiging ontving van een oom, die in het district Columbia gevestigd was, om hem in zijne affaire be hulpzaam te wezen. Dat was in 1812. De oorlog tusschen Amerika en Engeland was digt op handen. Twee maanden was Peabody slechts in zijne nieuwe betrekking werkzaam, toen hij de wapens tegen Engeland moest aangorden. Kort bleef hij echter militair. Weldra keerde hij naar zijn oom terug, en legde zooveel bekwaam heid aan den dag, dat zekere heer Riggs hem een compagnieschap aanbood. Dit aanbod was de grondslag der fortuin van Peabody. De associatie werd zoozeer door de fortuin begunstigd, dat Peabody in 1830, toen zijn compagnon op zijne laauweren ging rusten, aan het hoofd van een der aanzienlijkste New-Yorksche handelsfirma's stond. In 1837 besloot Peabody naar Engeland te stevenen, en een jaar later vestigde hij zich als bankier te Londen, waar hij reeds spoedig zeer hoog stond aangeschreven. Als bankier verwierf hij zulk een reusachtige fortuin, dat hij b. v. alleen ten behoeve van het fonds tot bevorderihg van het onderwijs in de Zuidelijke Staten van Amerika 2 millioen dollars kon afzonderen. Ziju nalatenschap wordt begroot op ƒ48,000,000. De Engelschen hebben de mildheid van den grooten Amerikaan op prijs gesteld, het standbeeld, hein op een van Londenspleinen gewijd is er slechts een gering bewijs van. Ook de Koningin die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 2