Eene verbeterde zamenstelling en inrigting der schutterijen
zal daartoe krachtig bijdragen, en de regering vermeent
dan ook, dat deze verkregen zal worden, indien het ontwerp
van wet tot regeling der schutterijen, dezer dagen aan de
vertegenwoordiging aangeboden, tot wet zal worden verheven.
De regering acht de oprigting van de burgervereenigingen
tot oefening in den wapenhandel, bepaaldelijk in het schieten,
een verblijdend verschijnsel en tracht dit dan ook te be
vorderen door het verstrekken van geweren en munitiën.
Zonder overdrijving kan worden verklaard, dat het kader
van ons leger, hoewel jong, zeer goed is te noemen; dat het
zonder ondervinding van den oorlog is, ligt in den aard
der zaak; niets wordt intussclien verzuimd om dat gemis
door oefeningen van onderscheidene aard, zooveel mogelijk
aan te vullen
In een onlangs gedrukt en uitgegeven geschrift van den
luitenant-generaal Knoop, wiens oordeel zeker grootc waarde
heeft, wordt over ons kader nog het volgende gezegd:
»Die kaders kunnen natuurlijk niet veel op krijgservaring
roemen, want wij hebben nu meer dan 30 jaren vrede ge
had; maar wat oefening, kennis, bekwaamheid en vader-
landschen geest betreft, zal men in Europa misschien te
vergeefs iets beters zoeken.»
De heer S. Roebroek, onvanger der directe belastingen,
in- en uitgaande regten en accijnsen, te Ilellevoetsluis c. a.,
is benoemd tot ontvanger der directe belastingen en accijnsen
te Gulpen c. a.
Op zijn verzoek is ingetrokken de benoeming van
D. Keyser als dijkgraaf van den polder Oostzaan. Tot
heemraad van den polder Katwoude is benoemd J. Karhof.
Met ingang van 1 Jan. 1870 is o. a. eervol ontslag
verleend als ijkers van het vaatwerk aan de heeren L. J.
Kassies, alhier, J. H. Kramer, te Haarlem, en E. Löwe,
te Zaandam.
Te Amsterdam is jl. Maandag brand ontstaan in de
Koninklijke Waskaarsen-fabriek, waardoor eene schade is
ontstaan die op circa 500,000 wordt berekend. Door die
ramp zijn ongeveer 600 werklieden tijdelijk zonder bestaan.
Vóór omtrent twee jaren heeft een niet minder zware brand
in de fabriek gewoed; de schade daardoor veroorzaakt was
naauwelijks geheel hersteld.
Bij den aanvang van het afgeloopen zomer-saizoen
werden in de nieuw opgerigte paarden-slagterij te Amsterdam
wekelijks 2 paarden geslagt; eenigen tijd later 3, terwijl dit
getal nu reeds is geklommen tot 5 per week. Allen worden
behoorlijk gekeurd.
Jl. Dingsdag verscheen voor de Arrond.-Regtbank te
Rotterdam de persoon van J. Spanjersberg Jz., drukker
en uitgever van het aldaar verschijnend Volksblad, beschuldigd
van in het nummer van 21 Aug. 11. een stuk opgenomen
te hebben onder het opschrift //Sjouwerlieden," waarin aan
de daarbij met name aangeduide personen daden worden
ten laste gelegd die, ingeval zij plaats hadden, hen aan de
verachting en den haat der burgers zouden blootstellen, en
waarin beleedigende uitdrukkingen voorkomen, die eene
aangeduide ondeugd behelzen. De beklaagde erkende dat
het artikel als ingezonden geplaatst was, doch achtte; zich
zedelijk verpligt den naam des schrijvers te verzwijgen,
dewijl deze anders geheel broodeloos zou worden. De subst.-
officier concludeerde tot veroordeeling van den beklaagde
tot eene gevangenisstraf van 1 tot 6 maanden, eene geld
boete van 25 tot 1000 en eene geldboete van 8 tot
250, met of zonder ontzetting van burgerschapsregten en
met bepaling bij wanbetaling der boeten van eene daaraan
geëvenredigde subsidiaire gevangenisstraf.
De beklaagde hield zijne bewering vol, dat de klagers en
de in het Volksblad aangewezenen niet dezelfde personen
waren. De uitspraak is bepaald op 30 dezer.
Uit een extract-vonnis bleek, dat de beklaagde reeds in
1856 ter zake van misbruik van vertrouwen en bedriegelijke
opligting was veroordeeld tot eene cellulaire gevangenisstraf
van 6 maanden, 3 geldboeten van 25 ieder en de kosten
welke straf Spanjersberg bekende te hebben ondergaan.
Ds. Laan, pred. bij de Nederl. Herv. gemeente te
Maassluis, trad jl. Zondagnamiddag voor eene talrijke schare
op, doch verliet onmiddelijk den kansel, na verklaard te
hebben, dat er zich onder zijne hoorders personen bevonden,
voor wie hij niet gezind was te prediken.' Hbl.
Te Middelburg circuleert een adres aan den minister
van financiën, ten einde bij Z. Exc. aan te dringen alsnog
heen te stappen over zijn bezwaren, en tot ontlasting van
handel, nijverheid en publiek verkeer een wetsontwerp in
te dienen bij de Tweede Kamer tot invoering van liet
uniformport met 1 Januarij 1870.
De Prov. Staten van Groningen hebben het voorstel
aangenomen van den heer Muller, lid der Staten, om aan
den Koning en de beide Kamers een adres te zenden, waarin
wordt aangedrongen op het nemen van maatregelen tot
vermindering der oorlogskosten.
Tegen een officier te Groningen werd procesverbaal
opgemaakt, wegens het losloopen van zijn hond. De meid
had het beestje even buiten gelaten. Daar nu echter een
militair niet voor den gewonen regter mag teregt staan,
moest de zaak voor den krijgsraad te Leeuwarden, en
omdat de auditeur daar tot zijne bloedverwanten behoorde,
voor dien te Arnhem worden gebragt, en aangezien de
militair verpligt is voor den regter te verschijnen, kan de
bevoorregte niet anders doen dan naar Arnhem heen en
terug reizen en alzoo belangrijke kosten te maken, om een
zaak, waartegen misschien J 1, hoogstens een paar guldens
boete is bedreigd, en waaraan hij zelf niet eens schuldig was.
Te Batavia overleed den 14 Oct. jl. de heer W. A. O.
van Bennekom, kapitein-luitenant ter zee, directeur van
het marine-etablissement te Onrust.
Het Vaderland verneemt, dat de heer S. L. II.
Beijens, oud-officier van het Nederlandsche leger, thans
kanselier van het Nederlandsch consulaat te Brussel, zich
tot den minister van oorlog in België gewend heeft met
het verzoek, dat de overblijfselen der op de Zuidercitadel
van Antwerpen (door het Belgisch gouvernement verkocht)
gesneuvelde officieren en soldaten van het Nederlandsche
leger, welke in bastion n°. 4 en de halvemanen 1 en 2
begraven waren, mogten worden opgegraven, ten einde naar
Nederland te worden vervoerd. Nadat de generaal Renard
dit verzoek met de meeste bereidwilligheid had toegestaan,
heeft de heer Beijens zich gewend tot de Nederlandsche
regering en haar kennis gegeven van het door hem gedaan
verzoek en het gunstig antwoord, daarop door hem ontvangen.
Het Vaderl. haalt eene bespreking aan, in de Haagsche
"debatting club" gehouden over ontwapening, waartoe
Nederland het voorbeeld moest geven. Dat werd weer
sproken, en het Vaderland wil daarover ook zijn meening
zeggen. Het zegt, geen voorstander te zijn van militaire
vertooningen, en algemeenc militaire dienstpligtigheid, maar
het verlangt volkswapening. Wij moeten niet alleen de
wapenen gereed hebben, om ons in tijd van nood te kunnen
verdedigen, maar ze ook leeren gebruiken. Al leen door
de vereeniging van schutterij en scherpschutters met het
leger in een oogenblik van nood," zegt het Vaderl., //zullen
wij krachtig kunnen' optreden. Het zou eene onverant
woordelijke dwaling zijn, zich te verbeelden, dat beide eerst
genoemde elementen onzer strijdkrachten zonder het laatste
iets zouden vermogen. Overal is als axioma gebleken, dat
ongeregelde massa's geene of zeer geringe waarde hebben,
tenzij ze op den steun kunnen rekenen van geregelde troepen
en in verband met deze optreden. Ons leger moet de kern
blijven van ons defensie-wezen en zijne gelederen zullen,
alleen als de omstandigheden het ooit eischen, beduidende
aanwinst hebben in mannen, die als schutters of scherp
schutters in den wapenhandel geoefend zijn. Het is ook,
dunkt ons, ontegenzeggelijk, dat in geval van onze onver
hoopte verwikkeling in een oorlog met wien ook, wij alleen
dim onze eer kunnen handhaven, als de geheele mannelijke
bevolking van onzen staat bekwaam wordt gevonden, waar
het vereisclit mogt worden, de wapens te hanteeren. Het
is lang niet gemakkelijk een volk, dat zoo sterk aan zijne
nationaliteit gehecht is, als het onze, en dat meer dan
3,000,000 zielen telt, te onderwerpen. Dat kan men niet
genoeg beseffen en men boude daarbij in liet oog, dat zei f-
vertrouwen, alleen te verkrijgen door oefening in den wapen
handel, een hoofd-element is van zelfbehoud. Het zeggen
van sommige Jobsboden: «wij kunnen ons toch niet staande
houden, wanneer eene groote mogendheid ons aanvalt," is
onwaardig en lafhartig."
De Prov. Drentsclie en Asser Cour., die zich brieven
laat schrijven uit St. Paul (Minnesota), Vereenigde Staten
van Noord-Amerika, behelst ditmaal o. a. de volgende
opmerkingen
//Ik heb altijd veel met de dames opgehad, en heb haar
nog geene vijandschap verklaard, maar de beweging voor
hare vrijmaking vooral hier in Amerika, is volgens
mijne overtuiging eene dolheid.
//Welk schepsel toch ter wereld kan men zich vrijer denken
dan de Amerikaansche vrouw? Die vrouw vindt in den
regel werken vernederend, leest of maakt den ganschen dag
muziek, gaat rijden, visschen, baden, met de vélocipède
rijden en daarmede wedstrijden houden, weet in vele ge
vallen zeer goed met de pistool om te gaan en heeft, op
enkele uitzonderingen na, een hekel aan vele kinderen,
omdat ze daarvan te veel //slaaf" is. Velen zijn als genees-
en verloskundigen werkzaam, enkelen worden door de rege
ring als postmeesteressen of in andere betrekkingen benoemd
mijn lieve, wat willen ze nog meer! Ja stemregt; o,
gelukkige tijd, mogt die eens aanbreken!
//Bij sommige methodisten-gemeenten hebben de vrouwen
in alle kerkelijke zaken stem, maar wanneer ze nu ook bij
publieke verkiezingen stem krijgen, zal 't een Babelschc
verwarring geven, en de duivel in persoon mag dan ver-
kiezings-agent zijn. Gekheid, zult ge zeggen, zoo ver komt
het niet, maar waarachtig, ik zeg het u niet na. Hier
schijnt alles mogelijk te zijn, en wanneer eene partij door
de invoering van 't stemregt voor de vrouwen aan 't roer
kan blijven, ze zouden liet doen en zich niet schamen te
regeren door tussclienkomst of hulp van //den onderrok."
Toen ik in Holland voor een paar jaar een werkje las van
een Fransch professor, ik geloof haast Laboulaye, //Paris
en Amérique," dacht ik zeer gunstig over de Amerikaan
sche dameswereld, maar ba, die professor heeft Amerika
misschien als een groot heer bereisd, in ieder geval heeft
hij zijne oogen en ooren den kost niet gegeven. Ten
minste, hij schrijft evenveel onzin over Amerika als Alexander
Dumas eens over Holland schreef.
//Lieve, huishoudelijke vrouwen, degelijke moeders voor
hunne kinderen, ja, ze zijn er, en onder de deftige //Old
Gentlemen's-party" (de partij van den ouden deftigen stand),
hebt ge er nog velen zoo, maar over het algemeen
spreek er mij niet van! De meesten zijn op opschik verzot
en liggen gaarne met //Bullou's-Monthley-Magazine," de
geïllustreerde politie-courant of zulke voddige lectuur in
hunne schommelstoelen, en goede moeders, jammer dat mij,
om die naar waarheid te beschrijven, de pen van wijlen
Eugène Sue ontbreekt. Goede moeders! En dan dagelijks
klagen, dat ze zoo de //slaaf" van de kinderen zijn, en
allerlei onzedelijke middelen in het werk stellen, om
maar laat ik daar liever van zwijgen, want ik zou iets
moeten mededeelen, dat vrouwen en moeders in Holland
schande zou doen roepen over hare zusters in Amerika.
//Bij al de vrijheid, die de vrouwen hier reeds hebben,
haar ook nog 't stemregt verleend, en de wereld is vol
gens sommigen gered. Vooruit maar, denkt men, en komt
het zoover, welnu dan meedoen."
Wat liet Suez-kanaal betreft, schijnen de uitzigten
voor de aandeelhouders zeer donker te zijn, aangezien er,
volgens Daily News, 800,000 pond sterling jaarlijk ver
eisclit worden ter bestrijding van onkosten en 400,000 p. st.
tot betaling van 5 pCt. op liet kapitaal van 8,000,000 p. st.
dat noodig was. Deze 1,200,000 p. st. moeten gevonden
worden uit de opbrengst van 8 sh. per tonnenlast en 8 s
per reiziger. Er zijn dus 250,000 reizigers per jaar nood
om 100,000 p. st. oji te brengen en 1 millioeu tonnenls
om 400,000 p. st. te verkrijgen; of, anders genomen:
zijn 2,000,000 tonnenlast noodig om de 800,000 p.
kosten te betalen, en 3,000,000 als de aandeelhoude
5 pCt. zullen ontvangen. Het totaal tonnenlast van
scheepvaart op de Oost is 4,000,000, zoodat, bet kana
minstens 3/4 daarvan behoeft. //Hoe snel," zegt genoen
blad, //de handel op de Oost ook moge toenemen, en lio
zeer het kanaal ook aanleiding tot nieuwe ondernemingi
geven moge, is het niet te verwachten dat dit met
snelheid van een tooverballet zal geschieden.»
Touchatout schrijft in zijne Tintamarre:
Men spreekt van het duel, dat men belagchelijk vinc
Maar de oorlog dan! die is veel bespottelijker!
In een duel zijn Chose en Machin op elkander gebetei
zij komen met twee pistolen en vier getuigen op het terrei:
Op een gegeven oogenblik laden de getuigen, die ge«
wrok jegens elkander koesteren, de pistolen en zeggen t<
Chose en Machin, die op elkander gebeten zijnGa
je gang!
In den oorlog heeft het tegendeel plaats.
Chose I en Machin II zijn op elkander gebelgd,
kiezen een groot terrein en brengen elk tweemaal honde:
duizend getuigen met zich. Op een gegeven oogenblik lati
Chose I en Machin II, die op elkander gebelgd zijn, d
wapenen gereed maken, en zeggen tot hunne viermai
honderd duizend getuigen, die volstrekt geen wrok jegei
elkander koesteren Gaat je gang!
Naar zekere ingewonnen berigten, is voor ongevee
1500 pauselijke zouaven het oogenblik bijna daar, dat hi
vrijwillige tweejarige diensttijd is verstreken; ofschoon dj
meesten, waaronder het grootste getal Nederlanders, va;
dit verlof zullen gebruik maken om den weg te hernemei
naar het vaderland, heeft echter een groot getal nog vooi
een half jaar dienst genomen, om zoodoende getuigen ei
wachters te zijn bij het aanstaande II. Concilie. Het zou
avenkorps, bestaande uit 4500 manschappen, waarvan ruin.
2500 Nederlanders en Belgen, maakt bijna het derde dee
uit van het pauselijk leger. Op eene kleine uitzondering
na zal het geheele corps gedurende het Concilie te Rome
vereenigd zijn. (Noordbrabanter.)
mei
dan
ver
rau
de
liij
wa
hel
Di
ku
ku:
be
me
on
ste
D<
vc
te
g«
be
g«
ns
ZÜ
ee
Een kijkje op de genoodigden van den Khedtve in di
woestijn. Een reusachtige ezel-cavalcade, in volle drukte verj
spreid zoover het oog zien kan tusschen de beweginglooze over
blijfselen der eerste historische tijden; 120 ezels volgen ons op eei W
schuit, die door een stoombootje gesleept wordtgaan wij aan land w
dan gaan zij ook aan land; ieder bestijgt zijn dier, de stoet vormt b(
zich, gaat op een sukkeldrafje vooruit, de een vooruit de andei K
achteraan, en de lange stoet ziet men in de verte kronkelen. Zoo
doen wij onzen intogt vandaag te Siout, morgen bij den tempel n:
van Dendera, overmorgen bij de ruïnen van Karaak en zoo gaat
het voort. Te Siout kwamen de inlandsohe soldaten rijden ca
springen rondom onze ezels ter eere van de gasten van den Onder-
koning. h
Ginds op een soort van kaap in de rivier zit een Muselmansche I'
heremiet, die in hooge eer is in dit land. De kapitein van de sl
stoomboot en de matrozen zijn aan land gegaan om hem eerbiedig g
de handen te kussen. Hij is in een reuk van heiligheid gekomen, z
door dag en nacht moedernaakt op den oever te blijven zitten zoo- v
lang het bewoners heugt, want hij is zeer oud. Met zijn lange e
beenen en zijn knieën onder zijn kin opgetrokken, met zijn lange
armen en zijn gezwollen buik, zijn verbrand aangezigt, zijn geheele
ligchaam steenrood door de inwerking van zon en wind en weer, j1
ziet hij er afschuwelijk uit. Als de Nijl overloopt, komt zijn hof-
houding hem een eindje hooger op nederzetten. Zijn hofhouding, t
want evenals een Koning heeft die mensch, die meer op een aap
gelijkt, een hofhouding. Hij deelt met die parasieten de aalmoezen,
die men hem geeft. Evenals een Koning schenkt hij aan zijn ge-
volg wat hij krijgt van het publiekook heeft hij gestadig een 1
cirkel van mensehen in eerbiedig gebogen houding rondom zich. l
In Ierland stierf onlangs een bekende vrek, die het volgende
zonderlinge testament naliet: „Ik vermaak en schenk aan mijn schoon-;
zuster Mary Dunnis vier oude wollen kousen, welke onder mijn bed
liggen. Aan mijnen neef Karei Macartney twee andere kousen, die
zich in mijn linnenkast bevinden. Aan den luitenant Johnson van
het 5de regiment fuseliers mijn eenig paar katoenen kousen en mijne
roode slaapjapon. Aan Anna Burke, mijne meid, ter belooning voor
hare veeljarige trouwe diensten, mijne oude aarden waterkruik!"
Anna, buiten zich zelve van toorn, verklaarde aan hare mede-erf
genamen, dat zij niets van de erfenis wilde weten, en Karei schopte
daarop de kruik weg, dat zij in stukken brak! Maar, zie.... daar
vliegen tevens eene menigte goudstukken in de kamer rond! Die
vond verstrekte de overige erfgenamen tot aanleiding, om ook de
hun ten deel gevallene kousen nader te onderzoekenen allen waren,
tot hunne niet geringe verrassing, met guinjes en souvereigns opgevuld.
Eene vreeselijke ramp heeft dezer dagen Amerika getroffen. In
het verre westen, waar nog altijd reusachtige prairiën met duizenden
buffels zijn bevolkt, is, hetzij door toeval hetzij door kwaadwillig
heid - er bestaat vermoeden, dat de Indianen in hunne wanhopige
wraakzucht de aanleggers zouden zijn een ontzettende brand
uitgebarsten, die dagen en weken aanhield en de prairie in eene
vlammenzee herschiep. Het geloei, het gehuil der paarden, buffels
en andere dieren was onuitstaanbaar. Snel als de wervelwind
stormden ze voort, doch te vergeefs: de vlam was sneller dan zij.
Naauw hadden ze een rivier bereikt, naauw hadden zij zich daarin
geworpen, of de orkaan, die inmiddels, alles buigend en vernielend,
was opgestoken, joeg de vlam ook over dit beletsel heen. Geen
redding was mogelijk. Geweldiger dan de banjir hield het vuur
allerwegc aanhuizen, bosclmadjes, bosschen alles werd vernield.
Het gedierte kwam jammerlijk in de vlammen om. Iloog sloegen
de vuurkolommen ten hemel, maar hooger nog steeg het gehuil
en gebrul.
Het ergste van alles was, dat de dorpen der Indianen en kolo
nisten mede eene prooi der vlammen werden. Ofschoon velen dezer
laatsten zich wisten te redden, is toch ook een aantal jammerlijk
omgekomen. De couranten zullen spoedig uitvoeriger berigten brengen.
Nog altijd woedt de brand voort, ofschoon men de hoop koestert
dazen eindelijk te beperken. De schade is ontzettend, doch voor
's hands nog niet te berekenen; men vermoedt dat de rijke stapel
plaatsen der kolonisten allen in rook zijn opgegaan. Het aantal
menscheulevens, dat bij deze ramp is verloren gegaan, kan nog niet