BUITENLAND. Te Windesheim werd de onderwijzer, tevens koster en voorzanger, bezocht door twee ambtgenooten, waarvan een op diens verzoek dien dag (Zondag) als voorzanger zou optreden. Men vergat den predikant zijne toestemming daartoe te vragen. De vreemdeling kweet zich bij den voorzang uitstekend van zijne taak, en daar de mensch bij verandering leeft, zag de gemeente den ambitieusen man bij het tweede gezang met genoegen weêr oprijzen. Men had echter buiten den waard, dat is buiten den dominé gerekend, die, tot tweemaal toe, den officiëelen voorzanger gelastte, zijn ambt waar te nemen. Om geen ontstichting te geven, gaf de onderwijzer daaraan gehoor, maar zijne beide ambtgenooten stonden oogenblikkelijk op en werden door velen gevolgd, die allen het kerkgebouw verlieten om zoo hunne afkeuring te kennen te geven, over een geeste lijke lieerschzucht, die zich zelfs niet ontzag de godsdienst oefening te storen, om zich te doen gelden. Dat de tongblaar onder het rundvee in de provincie Friesland belangrijke uitbreiding had bekomen, kan uit de volgende cijfers blijken: Op het einde van Oct. heerschte de ziekte nog onder het rundvee van 8320 veehouders, die te zamen 79,341 stuks hadden, waarvan 36,635 stuks aan die ziekte leden. Longziekte-gevallen hebben sedert de maand Augustus in die provincie niet plaats gevonden. Volgens de laatst bekende telling bestond de rundvee stapel in die provincie uit 205.521 stuks. Gepasseerde week verloren een paar oppassende lieden te Sneek twee kinderen door den dood, terwijl een derde, een jongen van veertien jaar, om diefstal van een schaap, voor vijf jaar naar een verbeterhuis werd gezonden. De oudste man der provincie Friesland welligt van geheel Nederland; T. II. de Vries, die in Maart a. s. zijn 105 jaar bereikt, is van zijne ongesteldheid weder beko men en bezocht den 27 dezer evenals vroeger 't Heerenveen op ongeveer 1| uur afstand, om zijne gewone liefdegaven in te zamelen, die hem daar sedert jaren reeds, van de ingezetenen geworden. Een bos met bezems droeg hij als altijd op den rug mede. Het vieren van den gouden bruiloft, is een kwestie van levensduur en niet al te groote oncensgezindheid bij gehuwdenmaar het voor de vijftigste maal in zijn leven betalen eener jagtacte is eene veel grootere zeldzaamheid. Zij heeft zich echter dit jaar voorgedaan in het dorp Nijega, bij zekere K. R. K., die sedert 1819 nimmer zonder jagt acte is geweest en nu, op 69jarigen leeftijd, nog een onver moeid en onovertroffen goed jager is. Het Weekbl. van het Regt is in de gelegenheid geweest kennis te maken met een proces-verbaal, opgemaakt door een rijksveldwachter in Gelderland, ter zake van eene visscherij-overtreding, waarin lettel-lijk het volgende voorkomt «Waarop ik J. S. heb gevraagd of ik zijn aclite en primissie eens mogt zien, waarop hij mij zijn achte toonde en een primisie geteekend staat secretaris R.dat ik bovengenoemde hem toen bekend maakte, als dat ik op vriendelijk verzoek van den WEd. Gestr. heer dc heer mr. W. S. J. Lidt de Jende cn den heer W. S. J. Daehne heer van Yarik hem moest bekeuren en proces-verbaal moest opmaken, waarop ik hem heb bekeurd, als te hebben", enz. Aan een schrijven uit Ismaïla dd. 18 November aan het Handelsblad ontleenen wij het volgende: Het kanaal het hooge woord moet er uit is op dit oogenblik nog een groote bluf. Het is niet half vol tooid. Ons schip was No. 20 in de reiinen moest zeer langzaam stoomen en precies de geul volgen, die door bakens is aangewezen, anders zit men onmiddellijk aan den grond. Dit aangenaam voorval had gisteren avond plaats in het gezigt van Ismaïla. Een der schepen, No. 12, raakte vast, en wij moesten natuurlijk stoppen tot het geligt was. Heden ochtend is dit geschied, maar inmiddels waren velen als ik, genoodzaakt den nacht (de boot was propvol en de correspondent van het Handelsblad had met groote moeite een plaats op dek gekregen) door te brengen onder den blooten hemel. Onder de reizigers heerscht groote ver ontwaardiging. In eene vlaag van geestverbijstering sloeg dezer dagen eene vrouw de hand aan zich zelve en beroofde zich door ophanging van het leven. //Gij waart toch thuis," voegde de commissaris van politie den echtgenoot toe, «waarom hebt gij uwe vrouw niet in tijds belet dit noodlottig voor nemen ten uitvoer te brengen?" E.n de echtgenoot ant woordde met het onschuldigste gelaat van de wereld: «In den loop van de vorige week heb ik de ongelukkige tot driemalen toe afgesneden, in'nheer, nou zult u het toch wel met mij eens zijn, dat ik er eindelijk den brui van gaf en er hartelijk voor bedankte, mijn geheele leven door te brengen met mijne vrouw af te haken." De Rott. Crt. herinnert in een artikel, getiteld: „twee zege- teekenen", er aan, hoe op 't zelfde oogenblik, dat Nederland te 's Hage zijn blijden herinneringsdag op 17 Nov. jl. vierde, de opening van 't Suez-kanaal plaats had, terwijl tevens de doorgra ving van'den Mont St. Cénis hare voltooijing naderde. Zij schrijft o. a.: „Het Suez-kanaal is op zijne beurt een niet minder belangwek kend gedenkteeken dan de pyramiden, die de verbazing der eeuwen hebben opgewekt, maar het verschil tusschen het karakter dier beide monumenten vertolkt ook tevens de beteckenis der twee werelden, waartoe ze behooren. De oude wereld spreekt zich toch in die pyramiden uit in versteening een symbool des doods; de nieuwe wereld daarentegen in de reusachtige verbinding van twee brui- schende waterstroomen een symbool des levens; zoodat bij de vele stemmen, welke de uitnemendheid der nieuwe boven de oude wereld verkondigen, zich nu ook de Lessep's grootsche stichting gevoegd heeft, om ons de waarheid te herinneren, dat het laatste woord, 'twelk de oude wereld kon doen hooren, geen ander dan vergaan en vernietigen moest wezen, en dat het laatste woord der nieuwe wereld zeer zeker geen zal kunnen zijn dan de verblijdende heilzame voltooide ontwikkeling.... Met vreugde verbeid of met weerzin gadegeslagen, ruischt de nieuwe watergolf door de Bittere Meeren, de zoetste vruchten van overrijkc winsten belovende aan allen, voor wie de stroom der ontwikkeling niet te magtig is, en die zich sterk genoeg weten en gevoelen om in den wedstrijd der concurrentie mede naar den eerepalm te dingen. Wat ons Vader land betreft, zoo zal het, als wij zeiden, grootendeels van de hou ding en de maatregelen onzer handeldrijvenden afhangen, of het verkorten van den afstand tusschen Nederland en Indië een zegen of een bedreiging voor ons zal worden, en of de Suez-fcesten een maal voor ons feesten des levens ot des doods zullen blijken ge weest te zijn. Welke uitkomst wij ook zullen aanschouwen, nimmer zal er kunnen gezegd worden, dat wij niet in tijds op de gevolgen zijn gewezeu, die de Lessep's reuzen-ontwerp in zijn uitvoering vermoedelijk zou opleveren. De zoo grievend miskende ontslapen staatsman, de even vaderlandslievende als bekwame en wetenschap pelijke dr. G. Simons, nam toch reeds in 1856 als minister van Binnenlandsche Zaken het initiatief om de Suez-kwestie tot een onderwerp van gezette overweging te maken, en den Nederlandschen handel tot het nemen van doeltreffende voorzorgen te dringen op het oogenblik, toen men nog een lang tijdperk voor zich had en tegen elke verrassing beveiligd was.... „Doch niet enkel naar Suez rigten wij den blik we hebben nog op een ander zegeteeken onzer dagen de aandacht te vestigen, nu de tijding uit Florence gehoord werd: „De laatste mijn in den Mont-Ccnis aan de zijde van Italië heeft men doen springen en daarmede liet Italiaansche gedeelte van den tunnel, 6110 meters lang, voltooid." En nu moge bij de doorboring van den rotsmuur, die twee landen vanéén hield, Nederland niet onmiddellijk partij zijn, zij zal toch zeer zeker nieuwe stroomingen in de handelsbe weging doen ontstaan en daardoor indirect op het vertier en de ontwikkeling van ons Vaderland inwerken. Daarenboven moeten we, bij de waardeering van dergelijke beslissende wereldgebeurtenissen, niet angstig op een bekrompen nationaal standpunt ons plaatsen, maar ook een oog hebben voor de internationale beteekeuis, welke aan zulk een eminent feit moet worden gehecht. En als dan Italië straks door dc graniet- en bazaltlagen heen de ijzeren hand aan Frankrijk zal reiken en de bevrijdende natie met het bevrijde volk door een nieuwen band van den vooruitgang zal zijn omstrengeld dan zullen we, uit dien duisteren tunnel, een inderdaad verrassende lichtstraal zien vallen op het veelzins sombere tafereel van onzen raadselachtigen en veelbewogen tijd, die ons schier evenveel stof tot dankbaar roemen als tot weemoedig klagen biedt. „Zoo opgevat en begrepen, worden de waterweg van Suez en de landweg van den Mont-Cénis beiden te gader door ééne grondge dachte verbonden, en treden zij te zamen voor ons op als welspre kende getuigen, die de aanspraak onzer eeuw, een eeuw van verlichting en vooruitgang te zijn, krachtig bepleiten." Amerikaansche bladen bevatten het verhaal van den volgenden gruwel, die zonder twijfel een der schandelijkste is, welke de moderne regtspraak heeft geboekstaafd: „Bij Brooklijn werd in Maart het lijk van een man gevonden, en Anton Maurer werd verdacht hem vermoord te hebhen. Het hoofd van den vermoorde werd afgesneden en aan Maurer vertoond, die wel verbleekte, maar ontkende schuldig te zijn. Toen bedacht men een helsch middel, om hem tot bekentenis te dwingen. Telkens bragt men hein onverwachts met het tot ontbinding overgaande hoofd in aanraking. Als hij in het bed wilde stappen, vond hij het op zijn kussen. Men legde het op zijn tafel onder een tapijt; toen hij dit weg nam, moest hij het weder zien. Als hij om waschwater vroeg, bragt men ecu emmer, waarin het hoofd lag. Eindilijk heeft hij in wanhoop verklaard, de moordenaar te zijn, en ofschoon zijne bekentenis vele tegenstrijdigheden bevatte, werd hij dadelijk veroor deeld om opgehangen te worden." Men klaagt over de inquisitie; doch heeft de inquisitie ooit door zulke ontzettende schanddaden haar „geweten" bezwafird F r a n k r ij k. Aan de troonrede door Keizer Napoleon III gisteren bij gelegenheid der opening van de wetgevende zitting gehou den, ontleenen wij het volgende: „Heeren senatoren! Heeren afgevaard igden „Het is geen gemakkelijke taak, in Frankrijk het geregelde en vreedzame gebruik van de vrijheid in te voeren. Gedurende eenige maanden scheen de maatschappij bedreigd door hartstogten wier streven het was de bestaande orde van zaken omver te werpen, de vrijheid in gevaar gebragt door de buitensporigheden der drukpers en der openbare vergaderingen. Ieder vroeg zich af, tot hoe vel de regering de langinoedigheid zou uitstrekken. Maar reeds is het gezond verstand der natie opgekomen tegen die misdadige overdrij vingen. Magtelooze aanvallen hebben tot niets ander geleid, dan dat zij de hechtheid aantoonden van het gebouw, opgetrokken door de stemming der natie. Desniettemin knnuen de onzekerheid en de verwarring, die in de gemoederen heerschen, niet voortduren en meer dan ooit cischt thans de toestand openhartigheid en vastbe radenheid. Zonder omwegen moet gesproken worden, in het open baar moet gezegd worden, wat het land wil: Frankrijk wil dc vrij heid; maar met de orde. Voor de orde sta ik in; helpt mij, mijne heeren, de vrijheid te redden. Om dit doel te bereiken, behooren wij ons op gelijken afstand te houden van de reactie en van de revolutionnaire theoriën. „Tusschen hen die beweren alles te behouden zonder veranderin gen, en hen die er naar haken alles omver te werpen is eene roem rijke plaats in te nemen. Toen ik het senatus-consult in Sept. jl. heb voorgesteld, als logisch gevolg van de voorafgegane hervormin gen en van de verklaring, den 28 Junij door den minister van Staat in mijnen naam gedaan, ben ik van oordeel geweest met vasten wil een nieuw tijdperk van verzoening en van vooruitgang uwerzijds in te wijdenen door mij bij te staan op dezen weg hebt gij het verleden niet willen loochenen, het gezag niet willen ont wapenen, het keizerrijk niet willen schokken. Thans hebben wij tot taak dc beginselen toe te passen, die vastgesteld zijn door ze op te nemen in de wetten en in de zeden. „Wanneer mijne blikken zich van het binnenland naar gene zijde der grenzen wenden, wensch ik mij zeiven geluk, te zien, dat de vreemde mogendheden met ons vriendschappelijke betrekkingen onder houden. De vorsten en de volken begeeren den vrede en houden zich bezig met den vooruitgang der beschaving. „Welke verwijten men ook moge rigten tot den tegenwoordigen tijd, wij hebben toch in menig opzigt reden om ons te verheugen. „De Nieuwe Wereld heeft de slavernij afgeschaft, Rusland heeft den lijfeigendom opgeheven, Engeland heeft aan Ierland regt doen wedervaren, de Middellandsche Zee schijnt zich haren ouden roem te gaan herinneren, en van de vereeniging te Rome van alle bisschoppen der Katholieke wereld kan nien niets anders dan een werk van wijsheid en verzoening verwachten. „De vorderingen der wetenschap hebben de volken nader tot elkander gebragt. Terwijl Amerika de Stille Zuidzee met den Atlantiscben Oceaan heeft vereenigd door een spoorweg van duizend mijlen uitgestrektheid, verbinden zich het kapitaal en het vernuft om, door middel van den telegraaf, de meest verwijderde gedeelten van den aardbol met elkander in gemeenschap te brengen. Frankrij? en Italië zullen elkander de hand reiken door den tunnel, die de s Alpen doorboort; de wateren der Middellandsche en der Roode Zee hebben zich reeds door het kanaal van Suez vermengd. Europs 11 heeft zich in Egypte doen vertegenwoordigen bij de inwijding van o die reusachtige onderneming, en indien de Keizerin heden niet tegen- t woordig is bij de opening der Kamers, dan is het, omdat ik et prijs op stelde, dat zij door hare aanwezigheid in een land, waat onze wapenen eertijds hebben uitgeblonken, een blijk der sympathiJ van Frankrijk zou geven voor een werk, hetwelk aan de volharding 1 en aan het genie van een Franschman te danken is. I Lu Patrie zegt, dat de Keizer nooit bij eene opening der Wetgevende Kamers met zooveel geestdrift is begroet 2 als ditmaal. Toen hij zeide, dat hij voor de orde instond, t zijn van alle zijden toejuichingen opgegaan. s De Rappel bevat een brief van Charles Hugo aag 6 „son cher Rochefort," welke dezen niet zeer aangenaam j zal zijn. De heer Hugo noodigt Rochefort uit om langen tijd na te denken, voordat hij handelt en vooral voordat hij spreekt. „In die fiere naijverige partij, welke zich beden over uw noviciaat verheugt, houdt iedereen niet veel- van schitterende individualiteiten, die onverwacht op de voorgrond treden. In den vrijwilliger, dien men aanneemt, -j ziet men den rekruut, op wion men een oog houdt. Onze j partij is het middelpunt van de solidariteit en het wan- trouwen en men houdt elkander te gelijker tijd voor ge trouw en verdacht." De heer Hugo is bevreesd, dat de 2 heer Rochefort te pedant zal worden„anderen," zegt hij, 2 «zijn de ziel van Frankrijk; doch gij zijt slechts het lag- 3 cherid Parijs. Gij vuurt den strijd aan, niet door geestdrift 3 te wekken, maar door geweld te maken. Gij zijt niet de vaandrig, maar de trommelslager der republiek." Te Parijs is ontvangen een telegram van den heer: de Lesseps, dd. Ismaïla, 26 Nov., en van den volgenden inhoud: „Gij kunt aan de dwaze berigten, die do actiën van het kanaal doen dalen, tegenoverstellen, dat in den loop van tien dagen vijftig schepen, te zamen metende e 35,000 ton, van de Middellandsche Zee naar de Roode Zee zijn gevaren, en te Port-Saïd zijn teruggekomen. Aan de oevers van het kanaal is geene schade toegebragt. -De langdurige onderzoekingen in den Elzas en op' andere punten van Frankrijk naar het lijk van het achtste d slagtoffer van Tropmann hebben eindelijk tot een resultaat C geleid. Menigvuldige berigten bevestigen het reeds in ons 1 vorig nommer medegedeelde telegram, dat het lijk van den 6 ouden Kinck, dank zij de ijverige nasporingen van den regter van instructie van Belfort, in den omtrek dier plaats gevonden is. Niets zal derhalve den geregelden gang van de justitie in deze zaak meer ophouden en de debatten van het drama-Pantin zullen, naar men uit goede bron verneemt, van 10 tot 15 December voor het bof van assises worden gevoerd. Het lijk is gevonden in eene uitholling van den weg aan den voet van een boom. Op de borst lag een zware steen die het borstbeen verbrijzeld had, terwijl andere zware steenbrokken het hoofd en andere ligchaamsdeelen bedekten. Een voet, of liever de beenderen van een voet staken uit a den grond. De raven hadden er het vleesch van verslonden, j Bij de lijkschouwing is gebleken, dat Kinck door vergif gestorven is. Het schoeisel en de kousen van den vermoorde geleken in allen deele op dezelfde voorwerpen, die door de ongelukkige kinderen gedragen werden op het oogenblik, dat zij het slagtoffer werden van hun afschuwelijken moordenaar. Men heeft thans zoo goed als de zekerheid gekregen, 1 dat Tropmann de acht leden der familie Kinck, zonder I iemands hulp om het leven heeft gebragt. Hij moet, bij het volvoeren zijner misdaad, geen oogenblik zijne koel bloedigheid hebben verloren. Hij heeft verklaard, dat hij drie kwartier uurs heeft besteed tot het graven van den grooten kuil bij Pantin, waar hij de moeder met de vijf kinderen vermoord had. Bij het begin der instructie dacht hij niet anders, dan dat hij veroordeeld zou worden tot twintig jaren dwangarbeid. „Ik ben jong", zeide hij op zekeren dag, „ik ben nu twintig jarenik zal dus veertig jaren tellen, als ik uit de gevangenis kom. Dat is wel wat oud om te beginnen fortuin te maken." „Fortuin" dat woord was hem bij elk gesprek op de lippen. De heer Corte, te Corbeil, genoot onlangs de hooge eer van Prins Murat een eigenhandigen klap in het aan- gezigt te krijgen. Op deze onderscheiding niet erg gesteld, klaagde de heer Corte den Prins bij de regtbank aan, doch deze verklaarde zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen, aangezien de beklaagde lid van de Keizerlijke familie is, en veroordeelde bovendien den eischer tot 150 fr. boete, omdat hij den Prins gelasterd had. De eischer, met deze uitspraak niet tevreden, zocht heil bij den hoogeren regter, doch ook daar werd hij afgewezen het hof van appèl bevestigde het vonnis der regtbank. Spanje. In weerwil van den stortvloed van dépêches, die de troonsbestijging van den hertog van Genua als waarschijn lijk voorstellen, is toch niets zoo onzeker als de kans van dien vorst op Spanjes troon. Niemand kan zeggen wat het Spaansche volk wil, omdat het Spaansche volk het zelf niet weet. In de Cortes zijn voor de verkiezing bij volstrekte meerderheid 182 stemmen noodig, en hoe men ook zoekt, de kleine Thomas heeft er slechts 165; komen de stemmen der 30 nieuwe afgevaardigden, wier verkiezing is uitgeschreven, ook alle ter zijne bate, ook dan nog is de meerderheid zoo klein, dat hij, om zijn fatsoen te hou den, wel zal moeten bedanken. Wel is waar, vertelt Prim in gesloteno gezelschappen, dat Victor Einanuel zijne toestemming heeft toegezegd, maar niemand ziet in die verklaringen iets meer dan eene verkiezingsmanoeuvre. Van meer gewigt is de verklaring der Times, dat de hertog van Genua bepaald heeft besloten de kroon van Spanje te weigeren, eene verklaring, die het blad ten spijt van alle tegenspraak volhoudt. „Dat kind in den Spaanschen oven te werpen, zou een daad zijn, die

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1869 | | pagina 2