1869. N°. 145.
Vrijdag 3 December.
27 Jaargang.
o:
STATEN-GENEfiAAL.
de
i i
ht
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT,
„W ij huldigen het goed e."
rp
Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels GO cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
[aa
Eerste Hmner.
In de zittingen van jl. Dingsdag en Woensdag zijn de
aan de orde gestelde wetsontwerpen, die, na door de Tweede
Kamer te zijn aangenomen, bij dezen tak der Wetgevende
Magt waren ingekomen, behandeld en insgelijks aangenomen.
Tweede Hamer.
De algemeene beraadslagingen over de Staatsbegrooting
voor 1870 zijn in de zitting van jl. Dingsdag ten einde
gebragt. De heer Insinger hield eene uitvoerige rede,
waarin hij opkwam tegen de zienswijze, door den minister
van Financiën ontwikkeld, als zoude de mingunstige toestand
onzer schatkist te herstellen zijn alleen door bezuiniging
der uitgaven en niet door een vast stelsel ten aanzien dei-
belastingen. Onderscheidene leden kwamen op hunne vroeger
gehoudene redevoeringen in verband met het gesprokene
door de ministers terug. De ministers van Financiën en
Binnenlandsche Zaken bleven liet antwoord niet schuldig.
En daarmede liepen de algemeene beschouwingen ten einde.
Hoofdstuk I (Huis des Konings) is met algemeene stemmen
aangenomen.
In de zitting van gisteren is Hoofdstuk II (Hooge Col-
legiën van Staat en het kabinet des Konings), na eene
levendige discussie over het publiceren van benoemingen
van buitenlanders tot ridders, enz. van den Nederl. Leeuw,
met algemeene stemmen aangenomen.
De algemeene beraadslagingen over Hoofdstuk III
(Buitenlandsclie Zaken) liebben daarop plaats gehad. Er
werd o. a. gesproken over de aansluiting onzer spoorwegen
met die van het buitenland en over ons belang bij de door
graving der landengte van Suez. De Minister verzekerde
dat de zaak der aansluiting van den noordelijken spoorweg
op een goeden voet staat.
BINNENLAND.
HELDER en NIEUWEDIEP, 2 December.
Het concert-gezelschap Apollo opende eergisteren avond
de reeks concerten van het saizoen. Als solisten traden
dien avond op mevrouw en de heer Joseph Cramer
uit Amsterdam. Het is ons steeds zeer aangenaam, wanneer
er solisten optreden uit de plaats onzer woning en nog
meer gevoelen wij al het aangename daarvan, wanneer we
dilettanten hooren als mevrouw die, als we het zoo
mogen uitdrukken, zich uitmuntend van hare taak heeft
gekweten. Weinige dilettanten die het zoo ver brengen.
Mevrouw heeft getoond wat studie en tact vermogen.
Hare techniek is zeer ontwikkeld, de aanslag krachtig en
zeker, en de nuances komen goed te voorschijn. De Caprice
van Mendelssolin, de Nocturne van Chopin en de Melodie
van Ascher werden door de begaafde dilettante meesterlijk
en met smaak voorgedragen. Wij kunnen niet nalaten een
woord van dank en hulde te brengen aan mevrouw
voor de heusche bereidwilligheid, die ons zulk een groot
muziekaal genot verschaft heeft. Het accompagnement van
het orkest in het begin der Caprice eenigzins weifelend,
werd in het midden der voordragt beter. De heer Joseph
Cramer, een oude bekende, voldeed ons uitstekend met
zijne drie voordragten. Zijn spel getuigt van langjarige
studie en van eene goede school. De heer Cramer is een
artist, die in zijne inoeijelijke voordragten alle zwarigheid
te boven komt. Hij weet ons door zijne beschaafde voor
dragt aanhoudend te boeijen.
Het orkest kweet zich zeer goed van zijne taak. De drie
nommers werden flink en met aplomb ten gehoore gebragt.
Een aangename avond werd gisteren in het lokaal
Musis Sacrum doorgehragt, door hen, die bijeengekomen
waren om liet eerste jaarfeest van vliet Daines-Zangcollegie»
mede te vieren. Door een der leden in eene korte, maar
naïve toespraak verwelkomd, werden de aanwezigen vergast
op de uitvoering van een achttal fraaije zangstukken, die
allen op verdienstelijke wijze werden uitgevoerd. Het slot-
nommer: vChoix d'airs parodiquesv werd op dringend ver
zoek herhaald en verwierf op nieuw den bijval der aan
wezigen.
Heden heeft hij de Directie der Marine alhier plaats
gehad de aanbesteding der levering van de navolgende
artikelen
Vleesch, minste inschrijver de heer A. L. van Gelder,
voor 51 per 100 kilogrammen.
Witbrood, minste inschrijver de heer M. Witsenburg,
voor 19.24 per 100 kilogrammen.
Aardappelen, minste inschrijver de heer P. van Twisk,
voor 1.69 de 50 kilogrammen.
De laagste inschrijvers voor Bier, Groenten, Melk en
de Wascli zijn op het oogenblik nog niet bekend.
Gisteren heeft alhier de openbare aanbesteding plaats
gehad van het vervaardigen en leveren van een stel
tubelaire Stoomketels van 400 p. k. nominaal. Laagste
inschrijver de Nederlandsche stoombootmaatschappij teRotter-
dam, Voor 39,400.
Bij de aanbesteding op jl. Dingsdag is voor het artikel
Soepgroenten gebleken de minste inschrijver te zijn de
heer P. de Graaf, voor 1.72 per 100 rantsoenen.
Jl. Zondag werd aan den stafmuziekant, aan boord
van Zr. Ms. wachtschip, M. V. C. Frigerio, de medaille
wegens 36jarigen trouwen dienst uitgereikt.
Z. K. H. Prins Alexander heeft gisteren morgen
HDs. buitenlandsehe reis aanvaard.
H- K. H. Prinses Frederik zal, naar het Dagblad
verneemt, eerstdaags, tot herstel van gezondheid, eene reis
naar Italië ondernemen.
Het stoomfregat Admiraal van Wassenaer is gisteren
voormiddag van Port-Saïd, via Malta, naar Spezzia ver
trokken.
Omtrent de doorvaart van Zr. Ms. stoomschip Cura<;ao
door het Suez-kanaal zijn o. a. de volgende bijzonderheden
bij het departement van Marine bekend geworden. De
kommandant van genoemd oorlogsvaartuig deed aanvankelijk
alle moeite om vergunning te verkrijgen het kanaal te
mogen doorvaren. Dit werd hem niet toegestaan, uithoofde
er eerst nog een paar ondiepten door middel van mijnen
moesten worden opgeruimd. En ook toen nog kon het schip
niet worden toegelaten, uithoofde van den voor dit kanaal
te grooten diepgang.
Den 27sten der vorige maand bevond de Cura^ao zich
echter te Port-Saïd; het had den weg door het kanaal toch
met den diepgang van 49,5 decimeters volbragt, en
volgens het daarvan ontvangen telegram zonder bezwaren.
Ten aanzien van een gevecht, in Sept. 11. door de bemanning
van Zr. Ms. stoomschip Reteh in Oost-Indië geleverd, zijn wij door
eene vriendelijke hand in staat gesteld het volgende mede te deelen.
Op den 10 Augustus dezes jaars verliet het stoomschip Reteh
de haven van Macassar tot het doen van een kruistogt, die ongeveer
eene maand zou duren. Onderweg moesten wij hier en daar het
land aandoen, ten einde brieven af te geven, bestemd voor de Vorsten
van onderscheidene kleine staatjes, die wel allen onafhankelijk zijn,
maar door het sluiten van tractaten eenige verpligtingen jegens ons
gouvernement hebben op zich genomen en tengevolge waarvan de
bevolkingen zich dan ook onze bondgenooten noemen.
Voldoende aan den ons opgedragen last, kwamen wij den volgenden
dag te Madjenie aan, en de tolk, dien wij aan boord hadden,
bezorgde den Vorst de voor hem bestemde brieven. Toen de tolk
terug kwam, deelde hij mede, dat Kraëng-Bonto-Bonto in het rijk
van Tjampalagian was, zich daar versterkt had, allerlei stroop- en
rooftogten deed, huizen verbrandde en menscheu vermoordde. Die
tijding had echter op het oogenblik geen gevolg voor de onzen,
daar de zaak slechts bij terugkomst te Macassar behoefde mede
gedeeld te worden en op het oogenblik als van binnenlandsch belang
voor een onafhankelijk rijk niet regtstreeks tot onze bemoeijingen
behoorde. Op de verdere reis ontvingen wij echter, het was op
den 4 September, het berigt van den Vorst van Mandjenie dat
Kraëng-Bonto-Bonto weder slaags was geweest, dat hij 48 huizen
had verbrand, 40 menschen medegevoerd en niet minder dan 100
karbouwen had geroofd. Op het berigt hiervan stoomden wij ter
stond naar de baai van Madjenie. Daar gekomen vernamen wij de
bevestiging van hetgeen ons reeds van de plunderingen van den
roover was medegedeeld. Verder werd ons nog verzekerd, dat de
bekende opstandeling het strand en de zee onveilig maakte en had
er aanvankelijk twijfel bestaan of wij tegen hein wel zouden behoeven
te ageren, nu hij zich aan strand- en zeeroof had schuldig gemaakt
kon het niet anders of onze magt moest tusschenbeide treden.
Het is bekend, dat Kraëng-Bonto-Bonto ten vorigen jare zich
aan het hoofd plaatste van een opstand tegen ons gouvernement
te Macassar. Tot twee malen toe werden er expeditiën tegen hem
afgezonden en werden zijne versterkingen genomen en zijne bezit
tingen vernield. Hij zelf redde zich door de vlugt en na een paar
maanden omgezworven te hebben, vestigde hij zich te Tjampalagian
waar zijn zoon met eene Prinses van dat land gehuwd is, terwijl
hij ook zelf vroeger een vrouw uit die landstreek had. Van liever
lede verzamelde hij daar weder eenige handlangers om zich heen,
versterkte zich in zijne kampongs, deed roof- en plundertogten en
sloot zelfs de rivier af, alle praauwen nemende die hij in zijn bereik
kon krijgen. Bij eene der plaats gehad hebbende gevechten was
een der zonen van den rooverhoofdman gesneuveld en nu was de
bevolking voor de wraak beducht van den man, die zich in zijne
drie versterkte kampongs onoverwinnelijk waande.
Des morgens ten 4 ure van den 7 September vertrok daarop de
Reteh van Madjenie en kwam ten 8 ure des voormiddags op de
reede van Tjampalagian aan. De bevolking van deze plaats smeekte
om hulp en bijstand tegen den zoo zeer gevreesden man. Als de onzen
van de zeezijde den aanval tegen hem deden zou de Radja met zijne
manschappen te land hem aanvallen. Van ons vaartuig zagen we
twee kampongs van Kraëng-Bonto-Bonto, een groote versterkte
kampong en een kleine niet versterkte, doch in het bosch waren nog
twee versterkte kampongs, in een van welke liij zelf woonde. Ten
half twaalf ure ving men van de Reteh met schieten aan. De kleine
kampong werd enkel uit een 12ponder beschoten; bij het 3deschot
werd daar een witte vlag uitgestoken en werd ze dan ook verder
gespaard. De groote kampong, waar eerst eenige 30ponders ingezon
den waren, werd nu door de geheele batterij met granaten beschoten.
Daar de afstand slechts vier kabellengten was, zoo was er geen
enkel schot mis. De gewapende sloepen waren intusschen gereed
gemaakt; om 12 uur werd het vuren tijdelijk gestaakt en vertrokken
de sloepen met de landings-divisie, sterk 82 man, onder bevel van
den luitenant ter zee 2de kl. (1ste officier) C. ten Bosch, van boord;
om alle verzameling van den vijand in de groote kampong te voor
komen, werd er nu uog eenigeu tijd op gevuurd, tot dat de sloepen
digt bij het strand waren.
De sloepen, die niet over de baar voor de rivier konden, werden
door de te water gegane bemanningen er half over heen gedragen
en getrokken en tusschen de twee kampongs werd gedebarkecrd.
De kleine kampong kwam zich dadelijk onderwerpen, de bewoners
werden gecommandeerd om de coehoorn-mortier te dragen.
Nu werden twee peletons met de mariniers vooruit en tirailleur
langs het strand afgezonden, de sloepen volgden die beweging
op de regterflank, en hielden het terrein vooruit steeds vrij met
hun kartetsvuur. De groote kampong werd voorzigtig genaderd
en bleek spoedig geheel verlaten te zijn, zij werd dan ook in brand
gestoken. Zij was geducht versterkt, men had twee bamboezen
paggers of heiningen op een el afstands van elkaêr, die tusschen-
ruimte was met aarde aangevuld en hier en daar waren er schiet
gaten in gemaakt; de kampong zelf was van binnen nog overal
in afdeelingen verdeeld, welke allen door deuren communiceerden.
Nu werd verder opgerukt. Voor de tweede versterkte kampong
gekomen, die niets van het geschut geleden had, daar wij die niet
zien konden, werd de mortier opgesteld en werden er eenige granaten in
geworpen, terwijl de sloepen ook met hun geschut er op vuurden.
Wel werd er uit die kampong druk geschoten, maar naauwelijks
hadden zij kennis gemaakt met onze granaten of zij gingen op de
vlugt, en de onzen waren in een ommezien meester van de kampong,
die ook dadelijk aan de vlammen werd prijs gegeven. Nu werd
op de derde kampong voortgerukt, daar was het woonhuis van
Kraëng-Bonto-Bonto zelf en hier was dus eene geduchte verdediging
te vreezen. De mortier werd weer opgesteld, de kommandant van
de landings-divisie laadde en rigtte zelf, terwijl onze beide pelotons
met den rug naar elkander stonden om overal gereed te kunnen
zijn tegen een aanval, daar men nu midden in het bosch was, en
de sloepen ook niet meer mede konden helpen. Bij het derde
schot met den mortier kwam de granaat gelukkig in het huis van
Kraëng-Bonto-Bonto teregt en hoorde men die daar springen. Dit
werd onmiddelijk gevolgd door een groot geschreeuw en tumult en
van alle kanten hoorde men schieten.
Nu werd onmiddelijk de kampong binnengerukt en allen vlugtten.
Dadelijk werd ook hier wederom de versterkte plaats in brand
gestoken en alles vernield.
Eenige verder staande huizen werden nog onderzocht en ook ver
brand toen rukte de kolonne weder in de beste orde naar het strand,
men verbrandde nog eenige groote praauwen van den Kraëng, die
op strand gehaald waren, en vervolgens embarkeerden de troepen.
Ten zes ure waren de sloepen aan boord terug.
Later vernamen we van. den Radja, dat men Kraëng-Bonto-Bonto
het gebergte in had zien vlugten, vier gekwetsten mede voerende
zijn geheele aanhang was verstrooid en enkelen waren reeds zieh
aan de Radja komen onderwerpen. Hij gevoelde zich nu sterk
genoeg om den roover binnen weinige dagen in handen te hebben,
en bedankte voor alle verdere hulp.
Zijn dankbaarheid was groot en ook de geheele bevolking gaf op
uitbundige wijze hare vreugde en dankbaarheid te kennen. Des
avonds ten 9 uur stoomde de Reteh weder verder. In dien korten
tijd, van 's morgens 6 tot 's avonds 9 ure was het pleit beslist.
De roover en overweldiger was nit zijne bezittingen verdreven,
zijne versterkte kampongs waren genomen en vernield, zijn aanhang
verstrooid en hij zelf een vlugteling in het gebergte.
Wij hebben slechts één ligt gekwetste gehad; een schrainpschot
aan den linkerarm, dat weinig te beteekenen heeft.
De uitgever van het Volksblad te Rotterdam, J. Span-
jersberg Jz aangeklaagd wegens hoon en laster, door het
plaatsen van een ingezonden stuk, waarvan hij de verant
woordelijkheid op zich heeft genomen, is eergisteren door
de arrondissements-regtbank aldaar veroordeeld tot twee
maanden gevangenisstraf en twee geldboeten, eene van 25
en een van 8 gulden.
-Ds. G. A. Rademaker, pred. te Sneek, is beroepen
te Harderwijk.
Te Schiedam is bij de Chr. Geref. gemeente voor de
tweede maal beroepen, de heer J. W. A. Notten, te
Middelharnis.
In de Zaturdag 11. te Amsterdam gehouden vergadering
van de natuurkundige afdeeling der Koninkl. Academie
van Wetenschappen, is van den minister van Binnenl.Zaken
o. a. ingekomen een brief betrekking hebbende op een door
den heer J. van Berk alhier aanbevolen middel tegen den
paalworm.
De bekende dentist, de beer J. M. Son, te Utrecht,
heeft medegedeeld, dat door hem in zijne 29jarige practijk
zoowel binnen als buiten die stad niet minder dan 300,000
kiezen en tanden zijn getrokken. Eens trok hij er 118
stuks op één dag. Toen heeft hij zich dan ook een extra
flesch veroorloofd.
Dezer dagen is te 's Hertogenbosch per staatsspoortrein
aangevoerd het stuk Udelfanger-steen, waaruit door den
heer J. Grave aldaar een standbeeld van Piet Hein zal