1870. N°. 5. Woensdag 12 Januarij. 28 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. B IIV IV E !V L A IV D. Krijgsverrigtingen tegen Commendah. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT. „Wü huldigen het goede; Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. M franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 1—4 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Januarij. De optreding van het nieuwe ministerie in Frankrijk geeft nog dagelijks stof tot politieke beschouwingen in de dagbladen over Frankrijks heden en toekomst. Van vele zijden hoort men spreken over den reuzen-arbeid, door Ollivier aanvaard, om de verschillende partijen zoo veel mogelijk te bevredigen, zoo mogelijk te verzoenen. De tijd zal leeren of de profecy waarheid bevat, dat de krachten van dit uit zoo verschillende bestanddeelen zamengesteld kabinet spoedig in den staatkundigen kamp te kort zullen schieten. „Wie zal nn onze Koning zijn?" Deze vraag, aan een oud deuntje ontleend, zweeft ons thans vaak voor den geest, als wij ons de Spanjaarden voorstellen, steeds wachtende op de keuze van een Koning voor dit vorstenlooze land. Nieuwe candidaten worden er niet genoemd. Het schijnt thans wel dat de keuze zal moeten geschieden uit dit twee tal: de Hertog de Montpensier en de Prins van Asturië, de eerste schoonbroeder, de laatste zoon der ex-Koningin Isabella. Meer dan vroeger bestaat er sympathie voor den eersten candidaat, die daarom in veler oog de voorkeur verdient, omdat in dezen troebelen tijd een man, en geen kind aan het hoofd van den staat noodig is. Deze candi- datuur wordt echter door den Keizer van Frankrijk als zeer onwenschelijk beschouwd. Napoleon wordt bevreesd, dat deze zoon van Orleans, eenmaal op den Spaanschen troon gezeten, gedachtig aan de aanspraken zijner familie op den troon van Frankrijk, met der tijd het gedenkwaardige woord van Lodewijk XIV mogt nazeggen: „Er zijn geen Pyreneën meer Gisteren is men alhier aangevangen met het uitdeelen van warme spijzen aan behoeftigen. Dezer dagen is door de zorg van eene daartoe werk zame commissie, gesteund door belangstellende vrienden, De Staatscourant bevat een door het Departement van Marine ontvangen algemeen verslag van den kapt.-luit. ter zee B. D. v. Trojen, kommandant van Zr. Ms. stoomschip Yice-Admiraal Koopman, en stations-kommandant ter Kuste van Guinea, betreffende de krijgs verrigtingen tegen Commendah, waarbij tevens is overgelegd bet aan dien hoofdofficier gerigte rapport van den luit. ter zee 1ste klasse P. ten Bosch, kommandant der landingsdivisie, waaraan bet navol gende ontleend ia Kampement te Commany, 19 Nov. 1869. Ik heb de eer, Uw H. Ed. G. hiernevens verslag uit te brengen van de voorvallen en verrigtingen op den togt naar Commendah, en de daarop gevolgde tuchtiging en vermeestering van dat krom en van bet aldaar gelegen fort van dien naam. Nadat in den vroegen morgen van den 10 November jl., de bij beschikking van den 8 November, n° 3, onder mij gestelde magt zieb op de landingsplaats te Elmina had opgesteld, kon na eenige vertraging, veroorzaakt door bet niet aanwezig zijn van bet vast gestelde getal dragers, en de grootste moeijelijkheid om meerdere te verkrijgen, ten 7 ure de togt worden aangevangen en opgemarcheerd naar het 2 uren westwaarts gelegen krom Ampenie. De gezamenlijke magt, waarmede werd opgerukt, bestond uit: 1°. bet 1ste peloton der landingsdivisie van Zr. Ms. schroefstoom- sehip Vice-Admiraal Koopman; 2°. de halve landingsdivisie van Zr. Ms. schroefstoomschip de Amstel; 3°. 2 pelotons Afrikanen, onder bevel van den lsten luitenant ter Kuste van Guinea Joost; 4°. 20 oudgedienden, Afrikaansche soldaten van het O. I. leger; voorts 1 tolk, 5 gidsen en 55 dragers. De medegevoerde artillerie was 1 houwitser van 12 centimeters, 1 mortier van 12 centimeters, beiden ruim voorzien van amunitie. In het geheel sterk 98 Europesche officieren en manschappen en 95 Afrikaansche soldaten, was deze niet onaanzienlijke magt met verzorgende hand overvloedig voorzien van alles, wat tot de operatie noodig kon zijn en wat strekken kon, om de vermoeijenissen te kunnen weêrstaan, die zoo ruimschoots verbonden zijn aan een togt in deze streken. De manschappen, doelmatig gekleed, waren van twee dagen cam- pagne-vivres en ieder man van 50 patronen voorzien. De mede gevoerde amunitie bestond uit 4 munitiekisten, 2 voor den mortier en 2 voor den houwitser, benevens 2 kistjes patronen. Ofschoon het door Uw H. Ed. G. als eerste bivouakplaats aan gewezen krom Ampenie op niet meer dan twee uren afstands van Elmina was gelegen, werd dit krom eerst midden op den dag, na een marsch van vijf uren bereikt. De moeijelijke weg, beurtelings loopende langs het smalle, dikwerf met stekende planten begroeide boschpad en het mulle brandende strand; de groote bezwaren, die het vervoer van den houwitser opleverde, zoo zelfs, dat soms eene geheele sectie aan de koelies en de onvermoeide, zwoegende beman ning hulp moest bieden om vooruit te komende aard van het terrein, dat zich zoozeer leende tot eenen onverhoedschen aanval, zoodat de meeste zorg voor het opsluiten moest worden gedragen, waren daar- een eenvoudige, nette zerk daargesteld op het graf van den heer J. van der Haar, op morgen juist een jaar ge leden door den dood aan zijne familie en aan zijnen nuttigen werkkring ontvallen. Op de zerk is deze incriptie geplaatst „Hulde aan Jacob van der Haar, Hoofdonderwijzer te Helder; geboren 14 Junij 1800, overleden 12 Januarij 1869." Met het meeste succes werd gisteren avond door het Ylaamsch Tooneelgezelschap van Noord en Zuid, onder directie van Yictor Driessens, in het lokaal Tivoli alhier, het tooneelspel „Frou-Frou" opgevoerd. Evenals op andere plaatsen van ons land geschiedde die opvoering tot onver deeld genoegen der zeer talrijke aanwezigen, die zeker zoowel aan het verdienstelijk stuk als aan de flinke opvoering door dit gezelschap den levendigsten bijval schonken. Gaarne be tuigen wij bij herhaling onze hulde aan de onmiskenbaar groote verdiensten van het personeel van dezen schouwburg en bevelen de in dit saizoen nogvolgendeopvoeringenopnieuw in de belangstelling van het kunstminnend pnbliek aan. Waarlijk, de eerste voorstelling door den heer Driessens in dit jaar ons hier bereid, maakt ten volle aanspraak op eene hoogst loffelijke vermelding. Sedert bijna drie jaar bestaat alhier een Harmonie- Gezelschap, onder den naam „Concordia." Het heeft, ondanks zijne worsteling met moeijelijkheden van verschil lenden aard, zijn bestaan gehandhaafd en rekent zich thans in staat om aan belangstellenden een genotrijken avond te bereiden. Op Zondag 16 dezer zal genoemd gezelschap, naar men ons mededeelt, in het lokaal Tivoli alhier een Concert geven, dat, wij maken daarop staat, door een talrijk publiek zal worden bijgewoond. Het gezelschap toch maakt aan spraak op belangstelling en ondersteuning. Die onder steuning openbare zich door het bezoek van dit concert; de voordeelen toch, die deze openbare uitvoering afwerpt, zullen strekken ten bate der kas, die aan zulk een extra toelage groote behoefte heeft. Het programma dezer uitvoering luidt als volgt: 1. Vrijkorps-Marsch; 2. Redowa; 3. Bolero; 4. Ouver- van hoofdzakelijk de oorzaak. Na Ampenie en den omtrek verkend te hebben, werd de Oost zijde van het krom als de meest geschikte plaats voor het bivouak ingenomen. Wel was deze positie niet zoo gemakkelijk voor overval te beveiligen, en moesten de veldwacbt en de posten ver vooruit geschoven worden, doch het lommer van het groote bosch klapper- boomen, daar gelegen, kwam mij bij de brandende hitte van den dag voor den vermoeiden troep te gewenscht voor, om niet over dat nadeel heen te stappen. In afwachting van de soep, die gereed gemaakt werd, vergastten zich de manschappen aan de honderden klappers, die het bosch opleverde, wat bovendien zeer te gemoet kwam aan den watervoorraad, die om de moeijelijkheid van het transport en het gebrek aan dragers uiterst beperkt was. Den volgenden morgen stond de troep weder met frisscbe krachten ten 3 ure onder de wapens, toen de vuurpijl gezien werd, die, volgens de door u vastgestelde seinen moest dienen, om mij de positie van de Koopman te doen kennen, waarop ik bij mijnen opmarsch naar Commany te letten zou hebben. Na eerst gesehaft te hebben, werd ten 4 ure opgerukt, als wan neer ik door een tweeden vuurpijl de Koopman dwars van mij ver kende. Zooveel de moeijelijke weg langs het beurtelings klippige en zandige strand, dat door het hoog water zoo drassig was en het bezwaarlijke vervoer van den houwitser zulks toeliet, werd nu de togt met kracht voortgezet. Met behoedzaamheid moest echter het al digter en digter wordende boseh, dat zich op onze flank uitstrekte, doorzocht worden. Ondertusschen naderden wij de landingsplaats te Commany, en had ik uw sein gezien dat er zich volk op Com mendah bevond. Zelfs zagen wij kort daarop een hoop volk» in het bosch achter de rivier te Commany. Terwijl de voorwacht daar mede een kort vuurgevecht hield, liet ik de artillerie de hoogte achter het fort Commany, op onzen regterflank gelegen, oprukken, en van daar eenige schoten en worpen achter Commendah doen. Zonder ons verder met het achter de rivier in het bosch wegtrekkende volk dat toch niet te achterhalen was, op te honden, deed ik alsnu, het zal ongeveer 7 uur geweest zijn, de landingsplaats bezetten, alwaar wij onmiddelijk met het van boord gezonden 2de peloton der landings divisie en den getrokken 3ponder versterkt werden. Alsnu aan het eerste gedeelte mijner instructie voldaan hebbende en geen sein bespeurende, dat het voornemen bestond, het krom met het geschut te beschieten, deed ik den troep positie nemen om Commendah te bestormen, hetgeen mij toescheen het gemakkelijkst te bewerkstelligen te zijn aan de Zuid-Oostzijde, alwaar voor het aldaar gelegen fort eene geschikte open ruimte was. Eene sectie Europeanen en Afrikanen met de artillerie achterlatende, om de landingsplaats en bagaadje te dekken, rukte ik met den troep, na eenige voorafgegane schoten en worpen in het krom gedaan te hebben, Commendah binnen. De luit ter zee Hudig bezette onmid delijk het fort en heesch daarop de Hollandsche vlag. De 1ste luit.— adj. van Braam Houckgeest verkende daarop met het eerste peloton Europeanen en de eerste sectie Afrikanen het krom en den omtrek aan de Noordzijde; een ander peloton werd uitgezonden om de Westzijde van het krom te doorzoeken. Overal werden de sporen gevonden dat de vijand verrast en het gros in overhaasting was afgetrokkende vuren waren nog rookende, de massa's visch, die gevonden werden, nog bakkende; een groot ture la belle Helène; 5. Reisse Bilder Wals; 6. Carolina- Galop; 7. Haagsche Scherpschutters-Marsch8. Solo Cornet a Piston. Gedurende de laatste tien jaren heeft het Nederlandsch Zendeling-Genootschap aan giften en legaten ontvangen 428,634.631. De minister van Oorlog heeft vastgesteld het volgend bedrag der sommen, welke gedurende het jaar 1870, bij de landmagt voor het werffonds zullen worden te goed gedaan, mitsgaders van het maximum der sommen, welke voor hand en aanbrenggelden mogen worden betaald. 1. Op de afrekeningen van de korpsen en van de Koninklijke Militaire Academie met's Rijks schatkist wordt te goed gedaanvoor iederen nieuw aangenomen militair beneden den graad van korporaal, die den ouderdom van 18 jaren heeft bereikt, (trompetters, tamboers en hoorn blazers daaronder begrepen), mitsgaders voor iederen tamboer en hoornblazer beneden dien leeftijd en iederen milicien, die zich verbindt om als vrijwilliger bij het leger te dienen, 45.voor iederen militair beneden dén graad van korporaal, telkens wanneer hij zich vóór zijn 40ste lévens- jaar op nieuw voor de tweede, derde of volgende maal voor de dienst verbindt (welke kosten in rekening worden gebragt op het tijdstip waarop de nieuwe verbindtenis ingaat, mits de belanghebbende niet in eene positie is gekomen, waaraan geene werf kosten zijn verbonden) 40. 2. Het maximum van het handgeld bedraagt: voor een nieuw aangenomen militair, die zich verbindt om als vrijwilliger bij het leger te dienen, 30.voor een nieuw aangenomen tamboer en hoornblazer beneden den ouderdom van 18 jaren 15.voor een zich op nieuw verbonden hebbend militair 40.Een en ander, behoudens het bepaalde bij art. 14 van de instructie op de werving, vast gesteld bij Koninklijk besluit van den 17den Januarij 1862, n°. 101. 3. Het maximum van het aanbrenggeld bedraagt voor een nieuw aangenomen man en voor een milicien, aantal grootere en kleinere praauwen, de grootste schat van den strandneger, met pagaaijers en netten, was achtergebleven en viel in onze handen. De vijand scheen zich echter in het vlak tegen het krom aan gelegen bosch en struikgewas verscholen te hebben. Een der patrouilles, die een paar honderd pas het bosch was ingerukt, stootte aldaar op eene menigte menschen, die na een kort gevecht, waarin twee hunner gedood werden, verjaagd werden. Een vaatje kruit, dat een hunner, zoo als dat bij hunne krijgstogten gebruikelijk is, op het hoofd droeg, werd buit gemaakt; aan den anderen kant van het bosch viel mede een kort gevecht voor. Den boschrand wensehende schoon te vegen, deed ik alsnu met den hoofdtroep een togt langs en door den rand van het bosch. Aan de westzijde van het bosch had een kort gevecht met den in de struiken verscholen vijanden plaats, waarbij een der oude Afri kaansche soldaten een schot door de hand kreeg, en de vijand wederom verjaagd werd. Het was nu tien uur geworden; hitte en dorst kwelden de man schappen zeer; ik meende daarom de vervolging van den vijand te moeten staken en aan het derde punt mijner instructie te moeten voldoen, om namelijk eene geschikte plaats op te zoeken voor eene versterkte positie. Het fort te Commendah was geheel ruïne en voor Europeanen totaal onbewoonbaarde beste plaats scheen mij toe op het hooge strand. Wel waren wij aldaar digt bij een gedeelte van het bosch en ondoordringbaar struikgewas, en alzoo aan bekruiping bloot gesteld, doch dit nadeel aan de andere punten, die in aanmerking kwamen, evenzeer eigen zijnde, zoo kwam mij deze plaats, om de nabijheid van de landingsplaats en hare hoogere ligging zeer ver kieslijk voor. Tot 3 ure werd niets meer van den vijand vernomen; volgens de berigten was hij teruggetrokken naar het, volgens zeggen, meer binnenwaarts gelegen Kwassie-krom. Tegen den avond scheen hij eehter met versterking te zijn wedergekeerd. Toen toch tegen 3 uur, de met ons bevriende Koning van Equaffo, die inmiddels even als de vier kwartieren van Elmina met zijn krom opgerukt en in onze nabijheid gelegerd was, mij verlof had gevraagd, uit het krom het hoofd van een der gesneuvelde vijanden te halen, en met eene patrouille van de voorwacht derwaarts was opgerukt, werd deze, aan de westzijde van het krom gekomen, door eene menigte Negers, die in de huizen waren verscholen, van alle kanten aangevallen. Op het eerste vuur, waarhij drie der onzen gekwetst werden, waarvan een zeer ernstig, trok Koning Equaffo met zijne volgelingen in overhaasting en ook een gedeelte der overige magt naar het strand terug. Het kleine overschietende hoopje hield echter moedig stand, en terwijl aan enkelen de zorg der gekwetsten opgedragen werd, posteerden de bootsman van Leeuwen, chef der patrouille, de kwartiermeester Bootsma, de vuurstoker 2de klasse Overklift, en de matroos 3de klasse Bishoff, benevens de Afrikaansche soldaten Bobbena, Pieter en Berghuis, zich in een der huizen, en bestookten den vijand zoodanig, dat hij niet alleen zijn voornemen om de ge kwetsten meester te worden, moest opgeven, maar tot afdeinzen gedwongen werd. Bij dat gevecht kreeg de matroos 3de klasse Bishoff nog een zeer ernstig schot in den hals; de muts van een der manschappen was met vijf schoten doorboord. (Slot volgt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1