Nadere bijzonderheden omtrent de zaak
van Prins Pierre Bonaparte.
INGEZONDEN.
zooveel millioenen wezens, die hem aanbidden, stond het
dier stilde woestheid, die dergelijke beesten kenmerkt,
maakte plaats voor een uitdrukking van inwendige voldoe
ning, alsof hij met verlangen het oogenblik te gemoet zag,
dat de Keizer hem het genoegen zou aandoen hem eigen
handig te dooden. Van de jagt terugkeerende, vatte Z. M.
koude, maar na de gewone geneesmiddelen gebruikt te
hebben, behaagde het hem goedgunstig den volgenden
morgen weder geheel hersteld te ontwaken."
Amerika.
De New-York-Times doet een kreet opgaan over de
verregaande zedeloosheid, bij gelegenheid van een maskerade
bal in den Fransehen schouwburg te New-York en vervolgt
alsdan: -/En wie waren de toeschouwers? Mannen van
rang en invloed, burgers die zei ven zich fatsoenlijk noemen
en te huis echtgenoten en dochters hebben, tot wier ver
nedering zij hun best doen. In een der loges bevond zich
een gezelschap stadsbestuurders, die wel bekend zijn,
benevens andere vertegenwoordigers van onze democratische
regering. Hun gedrag was nog schandelijker dan dat der
ellendige, lage schepselen, wier schandelijke uitspattingen
hun tot lokaas strekten om de plaats te bezoeken. Zij grepen
een dier vrouwen en wierpen haar de loge uit, waardoor
zij eene dij brak. De politie werd ingeroepen, doch ver
klaarde zich niet te durven bemoeijen met het gezelschap
dat zich in de loge bevond, want dit bestond ten eenemale
uit leden van het stadsbestuur.»
Te Chicago pleitte eenige weken geleden eene jonge
en schoone Amerikaansche in een geschil tusschen haai
en een heer, die weigerde haar te trouwen, niettegenstaande
hij 't haar beloofd had; hij bood 200 dollars schadever-
goeding aan. //Twee honderd dollars," riep de schoone, in
diepe verontwaardiging uit, „twee honderd dollars voor
mijn gebroken hart, voor mijn bedrukt gemoed, voor mijn
verijdelde hoop, voor mijn vergiftigd leven! Neen, neen
dat nooit! Geef er drie honderd.... en we zullen de zaak
als afgedaan beschouwen!»
Ziehier verschillende bijzonderheden, welke omtrent deze
zaak uit Parijs worden gemeld.
De 55jarige Prins Murat, die eerst voor eenige maanden
zijne veeljarige betrekking met de dochter eens schrijn
werkers door den echt had laten wettigen, die, zonder zich
om de practische politiek te bekommeren, verre van het
hof en het gewoel der menigte verwijderd, een stil leven
in Anteuil leidde; dezelfde dus wiens driftige geaardheid
en heet Corsicaansch bloed reeds voor meer dan 30 jaren
een Roomschen policie-inspecteur en twee van diens agenten
om het leven had gebragtditzelfde lid der familie Bona
parte heeft den publicist Victor Noir doodgeschoten.'
Het artikel der Marseillaise, dat de eerste inbeslag
neming van dit blad heeft tengevolge gehad, luidt als volgt:
,/Moord gepleegd door Prins Pierre Napoleon Bonaparte
op den burger Yictor Noir. Poging tot moord gepleegd
door Prins Pierre Napoleon Bonaparte op den burger
Ulric de Fonville. Ik heb de zwakheid gehad te
gelooven, dat een Bonaparte iets anders kon zijn dan een
moordenaar! Ik heb mij durven verbeelden dat een loyaal
tweegevecht mogelijk was in deze familie, bij welke moord
en hinderlaag traditioneel en gebruikelijk zijn. Onze
medearbeider Paschal Grousset deelde in mijne dwaling en
heden betreuren wij onzen armen en waarden vriend
Yictor Noir, vermoord door den bandiet Pierre Napoleon
Bonaparte. Reeds achttien jaren is Frankrijk in de met
bloed bevlekte handen van die sluipmoordenaars, welke,
niet tevreden met de republikeinen op de straat dood te
schieten, hen in vuile strikken lokken, om hen om het
leven te brengen. Volk van Frankrijk, oordeelt gij niet
dat het nu genoeg is? (get.) Henri Rochefort."
In genoemd blad leest men de volgende bijzonderheden
over den moord door Prins Pierre Bonaparte op Victor
Noir te Anteuil gepleegd
//Den 10 Jan. jl., des namiddags ten één ure," schrijft
Fonville, //begaven wij ons, Victor Noir en ik, naar de
woning van Prins Pierre Bonaparte, rue d'Anteuil, 59
wij hadden van den heer Paschal Grousset in last, den Prins
rekenschap ter vragen van eenige voor den heer Grousset
beleedigende artikelen, door Bonaparte in den Avenir de
la Corse openbaar gemaakt. Bij den Prins toegelaten, trad
deze, na ons eenigen tijd te hebben doen wachten, binnen.
Wij naderden hem, en hadden met hem het volgende gespek
//Mijnheer, wij komen van wege den heer Paschal Grousset
om u een brief te overhandigen.»
//Gij komt dus niet van Rochefort en behoort dus niet
tot zijne handlangers?»
//Mijnheer, wij komen om een andere reden, en ik verzoek
u dezen brief in te zien.» Hierop overhandigde ik hem
den brief.
Hij ging naar het venster, las den brief, en keerde tot
ons terug. //Ik heb Rochefort uitgedaagd,» riep hij, «omdat
Rochefort de voorman van het gespuis is. Wat den heer
Grousset betreft met hem heb ik niets te makenTreedt
gij voor die «krengen» op?»
«Mijnheer, wij komen tot u, om u, op beleefde en loyale
wijze, het schrijven van onzen vriend ter hand te stellen.»
«Treedt gij voor die ellendelingen op?»
«Wij treden op voor onze vrienden," antwoordde VictorNoir.
Hierop bragt plotseling, en zonder de minste aanleiding,
de Prins aan Victor Noir een slag in het aangezigt toe,
terwijl hij gelijktijdig een revolver uit den zak haalde en
zijne tegenpartij „a bout partant» neêrschoot. Noir drukte
de handen op zijne borst en viel achterover door de open
staande deur. Daarna wierp zich de moordenaar op mij,
en loste een tweede schot, dat mij den jas doorboorde.
Ik haalde mijn pistool te voorschijn, en naauw zag hij dat
ik gewagend was, of hij deinsde terug en ging tegen de
deur staan, van waar hij zijn wapen op mij aanlegde.
Gelukkig behield k tegenwoordigheid van geest genoeg,
om te begrijpen dat, als ik ter verdediging een schot op
hem loste, hij ons voor de aanvallers zou doen doorgaan.
Ik opende dus een andere deur en stormde naar buiten,
«moord! moord!» roepende. Alvorens ik echter den trap
af was, joeg de Prins mij een derde kogel achterna, die
mede slechts mijnen jas beschadigde. Op straat gekomen,
vond ik Noir, die nog de kracht had gehad het huis te
verlaten en thans stervende was. Ziehier de feiten zooals
zij voorvielen. Ik eisch snelle en voorbeeldige vergoeding
van de misdaad.»
De Prins zelf heeft de zaak beschreven als volgt; de
Figaro maakt zijnen brief openbaar:
«De hh. Victor Noir en Ulric de Fonville namen
zoodra ik binnentrad een dreigende houding aan, en hielden
de handen in de zakken. Zij overreikten mij een brief
van den heer Paschal Grousset, redacteur van de Marseil
laise, met wien ik nooit iets te doen heb gehad. Die
brief behelsde een uitdaging wegens beleedigingen, hem in
een Corsicaansch blad toegevoegd. Na lezing heb ik ge
antwoord, dat ik met Rochefort een rekening te vereffenen
had en niet met zijne handlangers. Lees den brief,
sprak Victor Noir. Ik heb hem gelezen, hernam ik.
Treedt gij voor de zaak op? Op deze vraag kreeg ik
een oorveeg tot antwoord: tevens vertoonde de heer Fon
ville een pistool. Toen ik mij op die wijze bedreigd en
aangevallen zag, greep ik ijlings een zakrevolver en vuurde
op Noir. De andere, de Fonville, is toen achter een
leuningstoel gekropen, en heeft te vergeefs getracht zijn
pistool te laden; ik schoot op hem, doch zonder hem te
treffen. Een derde kogel, dien ik hem nazond, moest,
wegens den grooten afstand en het klein kaliber van mijn
wapen, uit den aard der zaak missen. Ik voeg hierbij,
dat de beide lieeren bij mij een pistoolkistje en een degen
stok hebben achtergelaten; hieruit blijkt genoegzaam, dat
de brief van Paschal Gousset slechts een voorwendsel was
om mij in een hinderlaag te lokken."
Wat de algemeene deelneming omtrent Victor Noir nog
vermeerdert, zijn de omstandigheden, dat zijn grijze vader,
een horologiemakers-bediende, doodelijk ziek in het gasthuis
ligt; dat hij op het punt stond te huwen; dat er Maandag
avond eene talrijke menigte vrienden en vriendinnen van
bruidegom en bruid, in feestgewaad, te zijnen huize tot
eene soiree vergaderd waren, om aldaar plotseling.... het
doodberigt van hunnen vriend te vernemen!
Eenen diepen indruk maakte vooral zijne jeugdige zestien
jarige bruid, toen zij het berigt van zijnen dood ontving.
Van een doodelijk bleek overtrokken, bleef zij stijf en
bewegenloos staan. Zij is een Créole. Toen zij de spraak
weer magtig was geworden, zeide zij «Drie dagen geleden
speelden wij, om te zien wie van ons het eerst zou sterven,
enhij verloor!»
De ter aarde'bestelling van Victor Noir heeft onder een
verbazenden toeloop, doch zonder dat de orde feitelijk ge
stoord is, plaats gehad. Werklieden, wie het om een demon
stratie te doen was, waren er bij duizenden, en kijkers,
vrouwen en kinderen, niet minderwant zegt het Journal
des Débats de Parijzenaars kunnen geen afstand doen
van de jammerlijke gewoonte van steeds aan hunne nieuws
gierigheid lucht te geven en zoodoende eiken volkshoop tot
eene onafzienbare massa te doen aangroeijen. Militairen
zag men niet, hoewel er genoeg voorzorgen genomen waren
om wanordelijkheden tegen te gaan. Ten twee ure des
namiddags stonden in en nabij de straat Perronnet, van
waar de lijkstoet vertrekken moest, ongeveer 30,000 per
sonen geschaard. De heer Rochefort stelde zich aan het
hoofd van den optogt, die daarop naar het kerkhof van
Neuilly trok evenwel niet, zonder dat de menigte geëischt
had dat de doode, als «enfant du peuple,» op Père-Lachaise
een laatste rustplaats zou vinden. Tallooze immortellen,
door vrouwen medegebragt, werden op het graf van Noir
nedergelegdbij het verlaten van het kerkhof zong het volk
de Marseillaise; kreten van «leve Rochefort!» «leve de
Republiek!» werden vernomen; doch voor het overige
hadden geen gewelddadigheden plaats, en hoopte men (ten
vier ure des namiddags) dat de dag zonder verdere rust
verstoring zou afloopen.
De Marseillaise deelt verder mede, hetgeen er Woensdag
avond is voorgevallen toen de menigte van de begraafplaats
door de Champs Elysées terugkeerde.
Toen men omstreeks in het midden van de Champs
Elysées gekomen was, zag het publiek een regiment jagers,
dat de laan had afgezet, die toegang geeft tot het Nijverheids
paleis. Rochefort stapte uit zijn rijtuig en voegde de burgers
toe: «Laat mij de troepen alleen te gemoet gaan!» Nadat
de tamboers een roffel hadden geslagen, sprak Rochefort
tot den bevel voerenden officier: «De burgers, die mij om
ringen, hebben terugkomende van de begrafenis denzelfden
weg genomen, als toen zij zich naar het kerkhof begaven.
Zijt gij van plan hun den weg te versperren?» Nadat een
tweede roffel was geslagen, vervolgde Rochefort: «Ik ben
afgevaardigde van Parijs en heb plan mij naar het Wet
gevend Ligchaam te begeven!» Het publiek viel hem in
de rede met de kreet: «Zij zullen u het eerst nedersabelen
Daarop zeide Rochefort tot de menigte: «Burgers, gaat uit
een, gij zoudt u onnoodig laten vermoorden!»
De Marseillaise maakt geen melding van het gerucht,
dat Rochefort zijn ontslag zal nemen als lid van het Wet
gevend Ligchaam.
De Figaro zegt dat de minister van Binnenl. Zaken, te
paard gezeten, de troepen in de Champs Elyssées heeft
aangevoerd.
Woensdag avond ten half zeven ure waren verscheidene
volkshoopen, de Marseillaise zingende, langs de Boulevards
verspreid. Toen de politie die bij het Théatre des Variétés
wilde uiteen drijven, werd er met steenen geworpen, ten
gevolge waarvan twee agenten en een officier gewond
werden. Twee andere agenten werden door dolksteken
getroffen. Vier of vijf personen werden gearresteerd. Ten
9 ure liepen de ontruststokers, onstuimig schreeuwende, door
de voorstad St. Antoine. Onmiddelijk kwamen een aantal
winkeliers met stokken gewapend naar buiten en verklaarden,
dat zij, des noods met geweld, de rust zouden handhaven
Daarop zijn de volkshoopen uiteengegaan. Ten 10 ure
hadden er aan den kruisweg van den Boulevard Montmartre
zamenscholingen plaats, meest van jongelieden en kinderen,
die de Marseillaise zongen. De bezoekers der naburige
koffijhuizen beantwoordden dit met gefluit, terwijl de circulatie
door de sergeants de ville werd hersteld. Te middernacht
was alles weder rustig. Slechts hier en daar vertoonde
zich een kleine oploop, doch er waren tot handhaving der
orde krachtige maatregelen genomen. Inmiddels zijn onder
scheidene detachementen cavalerie uit de naburige garni
zoensplaatsen te Parijs aangekomen.
De Rappel heeft een inschrijving geopend om een graf-
teeken voor Victor Noir (eigenlijk genaamd Salmon) op
te rigten. Boven de uitnoodiging tot het storten van
bijdragen staat: «Voor den burger Victor Noir, vermoord
door Z. Keiz. H. Prins Pierre Bonaparte.»
Het verhaal van den Prins omtrent het gebeurde staat
ongeveer lijnregt tegenover dat van Fonville. Volgens
deze zou de Prins in het geheel niet geslagen zijn gewor
den, terwijl volgens den Prins zeiven Victor Noir hem
een slag in het aangezigt had gegeven.
Bij de tegenstrijdigheid van die beide verklaringen is het
nu van gewigt, dat volgens de Marseillaise de doctor, die
kort na den moord bij den Prins geroepen is, verklaart,
dat de Prins hem in de eerste oogenblikken een verhaal
van het gebeurde heeft gedaan, dat geheel met de voor
stelling van de Fonville overeenkwam.
Volgens dien doctor heeft Prins Pierre erkend, dat hij
op het antwoord van Noir, die verklaarde partij te trekken
voor zijn vrienden van de Marseillaise, hem met de linker
hand een slag in het gezigt gegeven en daarna met de
regterhand een pistoolschot op hem gelost heeft. Dat hij
daarna voor de deur is gaan staan, waardoor Noir was
heengegaan om den ander het heengaan te beletten; dat
de ander in de biljartzaal geweken is, dat de Prins hem
daar vervolgd had en tweemaal op hem geschoten heeft.
De doctor heeft, zegt de heer Grousset in de Marseil
laise, ons, toen hij van Prins Bonaparte terugkwam, zelf
verteld, dat dit des Prinsen eigen verklaringen onmiddelijk
na den moord geweest zijn.
De getuigenis van dien doctor zal zeker een groote rol
in de zaak spelen. Te meer omdat hij bij den Prins geroepen
was om te constateren, dat de Prins op de eene wang de
sporen droeg van een hevigen kaakslag.
Heer Redacteur!
Met verwondering heb ik in het verslag der vergadering van
officieren en ambtenaren, den 3 dezer in het lokaal „Musis Sacrum"
gehouden, hetwelk voorkomt in uw nummer van 7 dezer, den korten
inhoud gelezen van het request, door hen aan Z. E. den minister
van Binnenlandsohe Zaken geadresseerd. Men heeft u daaromtrent
geheel verkeerd ingelichten daar, uit zulke verkeerde voorstellingen,
ook verkeerde gevolgtrekkingen moeten gemaakt worden, zoo neem
ik de vrijheid u te verzoeken de volgende opmerkingen wel in uw
blad te willen opnemen, waardoor, zoo ik hoop, uwe lezers een
juister begrip van hunne bedoelingen en handelingen zullen bekomen.
1. Uw verslag vangt aan met te zeggen, dat men zijne belangen
wenschte voor te dragen „met het oog op de gevreesde afschaffing
der verbruiksbelastingen." Ik geloof, mijnheer de Redacteur, dat
bij de meeste onderteekenaars van het request, niet zoozeer de
afschaffing der verbruiksbelastingen wordt gevreesd, als wel datgene
wat men zich voorstelt daarvoor in de plaats te stellen, namelijk
eene aanmerkelijke verhooging van den zoogenaamden hoofdelijken
omslag, die in deze gemeente niets anders is dan eene inkomsten
belasting; en dat het hun daarom ook tamelijk onverschillig is, of
de verbruiksbelastingen al of niet behouden blijven, mits het equivalent
daarvoor billijk en dragelijk zij.
2. Uit het bovenstaande volgt van zelf, dat zij niet kunnen
gezegd hebben: „te betreuren dat de pogingen van het bestuur
dezer gemeente, om de verbruiksbelastingen te mogen blijven behouden,
geene genoegzame ondersteuning vinden bij de regering." Daar
waar in het request sprake is van „betreuren", staat niets anders
dan dat vele onderteekenaars het, met den minister, betreuren, dat
er nog geen schoolgeld wordt geheven niet zoozeer omdat
daardoor terstond eene belangrijke bijdrage zou geleverd worden
aan de inkomsten der gemeente, dan wel omdat daardoor een
bewijs zou worden gegeven van welwillende toenadering tot de
bedoelingen der regering; maar aan het veroordeelen van hande
lingen of meeningen der regering hebben zij zich niet schuldig
gemaakt.
3. Evenmin komt in het request voor, eene adhsesie aan eenig
besluit van den gemeenteraad. Personen, welke zich zoowel
Nederlanders gevoelen te zijn, als ingezetenen van den Helder,
zullen wel altijd dergelijke besluiten, waarbij slechts op eenzijdige
belangen het oog wordt gehouden, waarvan in het onderhavige
geval sprake was, voor rekening laten van hen die ze genomen
hebben; werd er zoo niet over gedacht, men had dan waarschijnlijk
kunnen volstaan met het mede-onderteekenen van het indertijd in
het Bierhuis behandelde adres.
4. Het slot van het request, door u voorgesteld als een verzoek
„dat het Z. E. den minister moge behagen mede te werken tot het
behoud der verbruiksbelastingen voor deze gemeente", is integendeel
niets anders dan de in algemeene termen uitgedrukte wensch, dat
de minister, den exceptioneelen toestand dezer gemeente overwegende,
moge medewerken tot het nemen van maatregelen (welke ook),
waardoor de door het gemeentebestuur voorgespiegelde toekomst
minder duister worde.
Met hoogachting heb ik de eer mij te noemen, heer Redacteur,
Uw Dienstwillige
O
13 Januarij 1870.
O
Wij hebben onzen berigtgever in de gelegenheid gesteld vóór de
plaatsing van bovenstaand artikel daarvan inzage te nemen. Hij
deelde ons daarop de volgende opmerkingen ter plaatsing mede.
„Om niet ongegronde reden, heb ik in mijn berigt het punt in
quaestie, schoolgeldheffing, ter zijde gelaten; het woog als argument
bij allen niet even zwaar. Het vóór of tegen doet natuurlijk de
zaak geheel verschillend voorstellen. Ik heb alleen datgene weer
gegeven, waaromtrent alle aanwezigen op de bedoelde vergadering
het ééns waren. In hoofdzaak komt evenwel alles neer, op het
toestaan van het verzoek om verbruiksbelastingen te mogen blijven
heffen, daar toch door het heffen van schoolgeld op verre na niet
gevonden kan worden, hetgeen thans door de verbruiksbelastingen