111 I T E L A XÜT Naar men verneemt, verkeert de gewezen minister van Oorlog, de luitenant-generaal van den Bosch, die reeds enkele maanden om redenen van gezondheid te Arnhem heeft moeten verblijven, sedert eenigen tijd in een toestand, die weinig hoop meer laat op herstel. De regelings-commissie voor den derden Nationalen Schietwedstrijd, bij het Loo te houden, heeft bepaald, dat voor het concours van scherpschutters zullen gemaakt worden 10 schietbanen voor 600 passen, en 3 voor 300 passen, waartoe het terrein uitmuntend geschikt is. Jl. Maandag avond had op een der Singels te Amsterdam een treffend voorval plaats. Een arme, oude, halfblinde vrouw sukkelde met haar hond aan de hand in het duister voort. Zij moest nog laat naar hare dochter, die in een der nieuwe arbeiders-huisjes woonde, en vertrouwde dat zij den vaak gepasseerden weg ook ditmaal wel gelukkig zou afleggen. Inmiddels scheen het thans minder gunstig te gaan. Herhaaldelijk bleef zij staan en trachtte zich te oriënteeren. Waar was zij nu? Hoever nog van haar kind? Het weêr was snerpend koud; een felle wind blies door het kreupel gewas; en toen zij, half verkleumd, een oogenblik het koord losliet, waaraan zij den hond voerde, vloog deze, als een pijl uit den boog, voort. De arme vrouw lokte en riep te vergeefs. César blafte wel in de verte, maar legde geen den minsten lust aan den dag om terug te keeren. Met moeite en inspanning strompelde de oude voort. Thans was zij ten eenenmale van de wijs!.... Het duurde dan ook niet lang, of al tastend en voelend, was ze.... in het water geraakt. Terwijl zij daar spartelde en jammerlijk lag te krijten, hoorde ze eensklaps, eerst in de verte, later al nader en nader een vrolijk, bemoedigend gebas...,. Was dat César niet? «Goede God!" smeekte de arme vrouw, verkleumend van de kou, en ieder oogenblik dreigend weg te zinken in het ijskille water. «Zend uitkomst, spoedige uitkomst, of het is te laat. En terwijl het geblaf al luider werd en al nader kwam, verloor de ongelukkige al meer en meer hare krachten. Zij worstelde, zij dacht, zij gevoelde niet langer. Zij zonk weg. Plotseling snelde César toe. Ja, «hij» was het geweest, «hij» die nog te regter tijd verscheen om zijne meesteres te redden. Met geweldig misbaar ging hij te waterin een ommezien had hij de oude bereikt. Hij greep haar bij het jak, sleepte haar met de tanden voort, en had haar, al blaffende en plassend, schier aan wal gebragt, toen eenige menschen, eenzame wandelaars, op het gerucht af toeschoten, en de vrouw weldra hadden behouden. Eenigen tijd later kwam ook de schoonzoon. En thans loste het raadsel zich op. Waarom had de hond zijne meesteres verlaten? Was het verraad geweest in den duisteren nacht? Neen! Hij had het gevaar, dat zij liep, erkend, en was vooruit gesneld naar hare schoonkinderen, als om ze te waarschuwen. Na een jammerlijk gehuil onder hun venster te hebben aangeheven, en keffend tegen deur en ramen te zijn opgesprongen, was hij teruggesneld, en nog te regter tijd gekomen om de ongelukkige te redden. Immers, zijn wij wél onderrigt, dan verkeert de oude, na het toedienen der eerste geneeskundige hulp, buiten gevaar. Zou zulk een bewijs van trouw en liefde niet menig «mensch» beschamen? (A. D. v. N.) Men meldt uit Leiden, dat aan de academie aldaar een R. C. geestelijke als student in de letteren ingeschreven is, die telken morgen de mis bedient en trouw de col leges bijwoont in zijne priesterkleeding. Hij wordt voor den besten discipel der litterarische hoogleeraren gerekend. Toen hij zijn admissie-examen zou afleggen, was men voor eenig tumult bevreesd, doch de uitkomst heeft geleerd, dat die vrees gelukkig ongegrond was. Voorzeker zal ieder den studielust van den jeugdigen geestelijke van harte toejuichen. Het ware te wenschen, dat zijn voorbeeld navolging vond! In eene den 25 dezer te Leiden gehouden vergadering van het studentencorps is besloten, de viering van het 295jarig bestaan der Leidsche hoogeschool te doen plaats hebben op Dingsdag den 7 Junij a. s., bij welke gelegenheid eengecostumeerdeoptogtzal gehouden worden, voorstellende: «het bezoek van Robert Dudley, graaf van Leicester, aan de Leidsche hoogeschool, in het jaar 1586." Uit Waddinxveen wordt aan de N. R. Ct. gemeld: «Zaturdag avond kwamen hier twee schippers met hun schuit aan, om tot het opkomen der maan hier te vertoe ven en dan hun reis te vervolgen, die vermoedelijk naar Alphen bestemd was. Zondag ochtend lag de schuit echter nog aan den wal en bleef zij daar liggen, terwijl alles ge sloten was en men niet het geringste gerucht vernam Dit wekte ongerustheid, te meer daar men zich herinnerde, dat de schippers den vorigen avond bij den brugwachter glim mende kolen gehaald hadden. Men besloot de luiken van de schuit te openen. Wat men vermoed had, bleek thans maar al te waar te zijn. Men vond de beide schippers levenloos in zittende houding. Zij waren door den kolen damp gestikt. De ongelukkigen zijn hier geheel onbekend. Terwijl men pogingen aanwendt om te weten te komen wie zij zijn, heeft men de lijken voorloopig naar een huisje, aan de gemeente-secretarie grenzende, overgebragt.» In den loop dezer week zal bij de firma van Dijk C°., te Schiedam, verschijnen: het proefnummer van Ons Streven", Weekblad gewijd aan de ontwikkeling der vrouw; hoofd redactrice mejufvrouw Betsy Perk, te Delft. Dit weekblad zal, naar wij vernemen, eiken Woensdag worden uitgegeven in folio formaat van 4 bladzijden in 3 kolommen, gelijk aan het proefnummer en 5.50, franco per post door het geheele rijk, per jaargang kosten. Een keurig geïllustreerde titel, geteekend door den heer P. Tétar van Elven, en gegraveerd door den heer E. Vermorcken, benevens een inhoudsopgave, zal den inteekenaren bij het einde van den jaargang gratis worden verstrekt, terwijl evenzeer zonder prijsverhooging nu en dan een novelle als bijvoegsel zal gegeven worden. Zijn wij wel onderrigt dan zal het proefnummer de vol gende stukken bevatten. Aan onze lezeressendoor Betsy Perk. Ons streven, door Elise van Calcar. Meisjes scholen, door J. P. de Keyser. - Bloemen en vrouwen, door II. Witte. Scheikunde, door G. J. Jacobson. In het Bijblad: Scheikunde, door G. J. Jacobson (vervolg). Geschiedenis van den dag. Frederika Bremer, door W. D. Statius Muller. Het gezelschap Excelsior. Brief van J. B. baron van Hugenpoth tot den Berenclaauw. - Aan den zich noemenden voorstander der vrouwelijke ontwikkeling. Door redactie en uitgevers beiden zijn reeds vele blijken van sympathie ondervonden voor deze onderneming, die, volgens bevoegde beoordeelaars, in een dringende behoefte zal voorzien. Uit Eindhoven wordt van den 24 dezer aan de N. R. C. gemeld: Heden nacht heeft een meisje in de naburige gemeente Stratum hare moeder met een stuk hout doodgeslagen. Een vlaag van waanzin, waaraan zij dikwijls lijdende' was, wordt als oorzaak dezer onmenschelijke daad opgegeven. Te Vlijmen heeft jl. Dingsdag een treurig voorval plaats gehad; terwijl twee broeders een jong paard wilden tuigen om voor een wagen te spannen, bood het dier zulk een tegenstand, dat zij het niet meer konden tegenhouden, met dit ongelukkig gevolg echter dat de eene broeder, waarschijnlijk onder het steigeren van het paard, door een slag met de hoeven gedood werd. Een bewijs, dat men in den omgang met paarden nooit te voorzigtig kan zijn. Te Lage Zwaluwe heeft zich een opzigter van het domein van Prins Frederik van het leven beroofd. Daar er geen redenen te vinden zijn, welke hem tot die wan hopige daad gebragt hebben, hij heeft zich opgehangen, vermoedt men dat verstands-verbijstering er de oorzaak van is. De ongelukkige was 29 jaar oud. Een zeker meisje in den omtrek van Scherpenisse, wiens minnaar een paar uren van haar verwijderd woonde, en dat bij de jongens van haar dorp scheeve oogen maakte, ontving dezer dagen den navolgenden brief: «Mejufvrouw! Groote handen verraden een kleinen geest; middelmatige groote vingers, die er wat hoekig uitzien, aanleg voor de kunst; een kleine duim veronderstelt bij den man een niet zeer sterken geest, bij de vrouw eene niet zeer sterke deugd. Een groote duim daarentegen wijst den diepzinnigen denker den man van beginselen aan. Is die duim tevens schoon, dan doet hij ook een dichterlijken aanleg kennen. Eene groote hand duidt begeerte aan voor zinnelijk genot. Een hand met dikke, zware vingers, wreedheid; met lange en magere vingers, arglistigheid. Sterke vingers met groote gewrichten zijn een teeken van moed en dapperheid. De hand, die geluk voorspelt, is klein en sierlijk, dan moeten de eerste leden wat langer en de duim ook klein zijn; zij was de hand der groote mannen die meesterstukken voortgebragt hebben of de gebeurtenissen der volken geleid. En daar uw jongen op niets hiervan gelijkt, raad ik u in gemoede aan mij te nemen, die bekend staat onder den naam van philosoof.» Door het kantongeregt te Arnhem zijn reeds drie personen veroordeeld, wegens handelingen in strijd met de wet op de nieuwe maten en gewigten, en wel twee ieder tot 10 en een tot 20 boete, of voor alles subsidiaire gevangenisstraf. Op de voordragt voor regter in de Arrond.-Regtbank te Nijmegen staan de heeren mrs. M. van Trojen van Hulst, J. J. Smits en P. van Bemmelen, thans regters in de regtbanken te Hoorn, Tiel en Alkmaar. - Eene dienstmaagd, die bij een particulier, op een kwartier uur afstands van Zutphen diende, had zich herhaalde malen beroemd nergens bang voor te zijn. Een paar personen wilden haar op de proef stellen en een hunner verborg zich de vorige week achter een boschje, met een wit kleed over het lijf. Toen de meid, die om een bood schap uit was geweest, het boschje voorbij kwam, zag zij eene witte gedaante op haar toeschieten. Zij ontstelde hevig, kreeg naar men zegt een bloedspuwing, en is overleden. Te Wamel waren jl. Zaturdag drie jongens door het ijs gezakt. Een was onder het ijs geschoten, een ander stond op zijn hoofd in het water. M. van Schaick, koet sier van baron van Delen op Lakenburg, heeft de knapen gered. In een onzer plattelands-gemeenten, zegt le Courier de la Meuse, kwijt de commissie van toezigt op het lager onderwijs zich vaak al zeer zonderling van hare taak. Zoo hebben zich in den loop dezer week hh. inspecteurs der school te B. dat wil zeggen burgemeester en wet houders - doen vervangen door den dorps-veldwachter. De lieei'en vermoedden zeker, dat hun hoogwaardigheids- bekleeder van den sabel meer talent bezat dan zij zelf! Overal, zoo wêl in de steden als op het platteland, wordt vooral met kermis- en markt-dagen de koffij als het ware met tonnen gebruikt. Het kofSjdik, dat het neder- zaksel is, wordt zeer ten onregte verwaarloosd, want daarin wordt eene krachtige meststof gevonden, die buitendien de eigenschap bezit om onkruid te vernietigen entegen insecten en boomluizen te vrijwaren. Deze meststof geeft meer leven aan de jonge meloenplanten en een uitnemenden geur aan alle vruchten. In de Haarl. Crt. van heden vraagt een plattelands- geneeskundige een bediende, bekwaam en bevoegd tot de receptuur en genegen zich met de oppassing van paard en rijtuig te belasten. Voorwaar een fraaije combinatie! Ons schoeisel werd tot vóór korten tijd uitsluitend door handenarbeid vervaardigd. Sedert ongeveer 2 jaren is er echter een bijna plotselinge ommekeer ontstaan; het industrieële Amerika gaf den stoot tot de constructie van machines. Engeland voerde ze spoedig in, en Frankrijk verbeterde ze zóódanig, dat de machines in groote éta blissementen bijna uitsluitend tot de vervaardiging van dit artikel gebruikt worden. In zulk eene moderne schoenen fabriek valt ons oog, gelijk de Deutsche Gerberzeitung mededeelt, het eerst op de leest-snijmachine, welke de vroeger met handenarbeid vervaardigde leesten in den hoogsten graad van gelijkvormigheid levert. Het huis Latour te Parijs heeft zelfs 207 verschillende soorten van leesten in ijzer doen gieten. Zekere machine steekt de binnenste en buitenste zool uit het leer, en wel volkomen gelijkmatig naar de verschillende nommers, die in gebruik zijn. Men verkrijgt daardoor de zool zoo precies, dat de arbeider niet nopdig heeft, gelijk dit vroeger het geval was, de zool pas te snijden, daar ze dadelijk kan gebruikt worden. Alvorens echter het leer verwerkt wordt, moet het door eene rolmachine gaan, waardoor eene grootere digtheid en het schoone, gladde, bevallige uiterlijk verkregen wordt, dat door het vervelend kloppen van het leer nooit bereikt, en bij de buitenlandsche fabriekaten zoo gaarne gezien wordt. De zooipers geeft aan de eenigszins vochtige zool een met den voet overeenkomenden vorm. Het gewoonlijk door de hand van den schoenmaker bewerkte «opmaken» van het bovenleer aan de brandzool en het opleggen der buitenzooi geschiedt door eene vernuftige machine. IJzeren klampen, even als vingers gevormd, drukken het bovenleer tegen de ijzeren leesten, terwijl eene bijzondere, als hef boom werkende, machine kleine pennen indrijft. Door middel eener tweede machine, wordt door indraaijen van scherpgesneden messingschroeven de vaste vereeniging van zool en bovenleer tot stand gebragt. Gedurende dit werk wordt het bovenleer tusschen de binnen- en buitenzooi met eene drukking van ongeveer 300 halve kilogr. geperst gehouden Tot het maken van goed werk is het beste zoolleer een vereischte, omdat anders de schroeven niet vasthouden. Een enkel meisje is in staat, met behulp dezer machine, bij een arbeid van 10 uren, 40 tot 50 paar middelmatig groote schoenen te bezolen. Een andere machine, een soort van schaar, snijdt de over de buitenzooi uitstekende schroefeinden af, terwijl aan de binnenzijde door het aandrukken tegen de ijzeren leestzool van zelf een omklinking plaats heeft. Wat de schaar soms nog staan laat, wordt in weinige minuten met een snel ronddraaijende schijf verwijderd. Een andere machine levert de leer- schijfjes tot het maken van hakken, welke aangeperst en met sterke schroeven aan de zool bevestigd worden. Het vormen van den hak geschiedt met eene machine, wier sneden overeenkomen met den vorm des haks. Terwijl het apparaat met eene fabelachtige snelheid ronddraait, brengt een werkman den reeds aan de zool bevestigden hak zóózeer in de nabijheid, dat de sneden van het werktuig deze behoorlijk kunnen vatten. Hierdoor verkrijgt men met bijna ongelooflijke snelheid een volmaakten hak van zulk eene naauwkeurigheid, dat de meeste handarbeiders te vergeefs beproeven, dien met nóg zulke goede messen voort te brengen! Alle tot verdere volmaking vereischte werkzaamheden, alsschaven, polijsten, branden, zwartmaken en met was bestrijken, worden evenzeer op vernuftige wijze ten uitvoer gebragt. Het spreekt van zelf dat het naaijen met de naaimachine geschiedt. In de groote fabriek van Dupuis, te Parijs, zijn ongeveer 500 personen bezig, waar onder 300 vrouwen en meisjes. De laatste verdienen, door elkander, 1,20 tot 1,80 per dag, terwijl een man 1,80 tot 3,60 verdient. De dagelijksche verdiensten van den gewonen Parijschen schoenmaker, die met de handen werkt, bedraagt 1,80 tot 2,10. De gezondheid lijdt eveneens minder bij machine-arbeid, dan bij het zittende oogen worden minder aangedaan, en de arbeid is veel reiner en doelmatiger dan de oude wijze van doen. (A. D. v. N.) Het Geïllustreerd Stuivers-Magazijn behelst een be- rigt wegens een togt, dien dr. Pierrotti eerlang, met een reisgezelschap, naar Palestina ondernemen zal. Die geleerde heeft vroeger reeds het H. Land bezocht en daar met vrucht opdelvingen gedaan. Bij de uitbreiding welke de togten der toeristen thans, door de vermeerderde spoor- en stoomvaartgemeenschap hebben erlangd, heeft hij het denkbeeld opgevat een reisgezelschap van ten minste 30 en ten hoogste 80 personen ten gemelde einde te vereenigen. Hij is voor nemens met hetzelve den 28 Febr. a. s. van Marseille te vertrekken. «Ik héb zegt dr. Pierotti o. a. dit tijd stip des jaars gekozen, als het meest belangwekkende om het land in zijn vollen wasdom te zien prijken, als het meest geschikt om zijne uitgestrekte bloemtapijten te be wonderen, en tevens om het felle van de zon te ontgaan; voorts is dat tijdstip juist datgene, waarop men te Jeruzalem de bedevaartgangers van alle godsdienstige gezindheden, zoowel uit het Oosten als het Noorden, ziet zamenstroomen, die er het Paaschfeest komen vieren.» De heer Pierrotti neemt de verantwoordelijkheid van het geleide op zich, van den dag der inscheping te Marseille tot dien van het vertrek van Jaffa. Men zal ook Syrië en Fenicië bezoeken. Hoe hard een Paard kan loopen. De renbaan te Epsom bij Londen is anderhalve Engelsche mijl lang. In het jaar 1861 heeft de overwinnaar in de Derby-wed rennen, het paard «Cataractus,» even als het volgende jaar het paard «Pretender,» dezen afstand in twee minuten 451 seconden afgelegd, dus met een snelheid van 46 voet in de seconde. Een gewone sneltrein, die in het uur vier mijlen of 16,000 vaam aflegt, legt dus in de seconde maar 26 voet af. Over een korten afstand wint dus zulk een renpaard het van den spoortrein en zelfs van een vogel in snelheid. België. De dronkenschap doet toch de dwaaste en gevaarlijkste dingen verrigten Jl. Zondag beweerde een dronken persoon, in eene herberg te Gent, dat hij een vijffrancstuk in twee

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2