1870. N°. 33. 28 Jaargang. Vrijdag 18 Maart. Hoe men adat maakt. Uitgever A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. EN HELDERSCHE JVIEUWED1EPER COURANT, ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. bonnementsprijB per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der AdvertentiënVan 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Adat of Hadat, is gewoonte-regt bij de bewoners van Java. Volgens sommige scherpziende politici is de Javaan aan die «us et coutumes" zoodanig gehecht, dat hij oneindig liever honger lijdt met den adat, udan tegen de gewoonte der vaderen" in 's levens zoet geniet." Die adat klimt dan ook op tot de meest fabelachtige oudheid! Eenwen zijn voorbij gegaan, alles veranderde en verwisselde, alleen de adat bleef als een rots in zee. En vooruitgang? Nu ja, wij zijn niet tegen den vooruitgang; wie is dat? Wij zijn, als iedereen, voor licht, liefde, leven en voor alles, wat met een l begint, (lui, lekker en langzaam daaronder begrepen; ook dit is Oostersche adat) maar ge moogt niet raken aan den adat, want dan neemt gij den Javaan den grond onder de voeten weg, endan valt de man op zijn neus. En met den Javaan valt ook het cultuur-stelsel, met het cultuur-stelsel de baten voor de Nederlandsche schatkist; daarmede heel Nederland met alles wat er op en er in is: de troon der Oranje's, de Hollandsche kaas, do geschiedenis //als der vad'ren eerezuil," en wij worden onvermijdelijk geannexeerd. De adat is ais de koningin: »ne touchez pas a la reine." Gij kunt spoorwegen aanleggen op Java, stoomschepen in de vaart brengen tusschen de eilanden; ten opzigte van die nieuwigheden heeft de Javaan nog geen gevestigd gewoonte- regt, maar pas voor één ding op. Maak van de Javanen (in den zin van: bewoners van Java) geen landbouwend of industrieel volk, door hun den eigendom toe te kennen van den bodem waarop ze werken, en door hunne bezit tingen te onttrekken aan den willekeur hunner hoofden, Adipati's, Toemenggoengs of Ngabehi's. 't Is waar, uwe spoorwegen zouden bloeijen; uwe reederijen rijke interest afwerpen, maar de adat en daarop komt alles aan zoude geschonden zijn. Wij Nederlanders hebben de onge lukkige gewoonte om Westersche begrippen over te planten op Oosterschen bodem. Wij weten dat in Europa, door alle eeuwen heen, regtszekerheid de bron is geweest van wel vaart, waarnaar het volk, ook onder den diepsten druk, bleef smachten. Wij weten dat het middeneeuwsche regt van den sterkste voor het volk een juk was, dat het juichend afschudde, zoodra het sterk genoeg was geworden. Maar in Indiën? De Oosterling wenscht nu eenmaal in een middeneeuwsche lucht te ademen. De mindere man buigt zich voor den Bekel en den Loerah, en vindt het goed, dat de schoonzoon van den Bekel het beste stuk grond krijgt bij de jaarlijksche verdeeling der landerijen. En hij weet, dat boven de Bekel het districtshoofd, de Wedhono, staat, en schept er eene Oostersche vreugde in om te werken in onbeloonde heerendienst voor zulk een hooggeplaatst man; hij ziet zijn buffel wegvoeren met een gevoel van zaligheid, waarvan wij, koele Westerlingen, geen begrip hebben, want het is adat! Een vast geloof verzet niet alleen bergen, maar doet zelfs wel eens nederiger diensten. Het vast geloof aan de wondermagt van den adat is lang geweest de spaak in het wiel van den kolonialen vooruitgang. Alle hervormingen, ver beteringen en veranderingen werden bestreden met het argument van den adat. En zoo dikwerf hebben wij moeten hoorendit kan niet om den adat; dat mag niet, dat strijdt met de gewoonte, dat wij wel gedwongen zijn de geleerden van het »adat- argument" te vragen, waar dan wel eigenlijk dat rotsvaste gewoonte-regt vandaan is gekomen. En dan hooren wij tot onze verbazing, dat in negen-en-negentig van de honderd gevallen de gewoonte van den ouderwetschen boer om zijne velden braak te laten liggen ongeveer evenveel regt heeft op angstvallige eerbiediging, als zoo vele handelingen, die de adat op Java voorschrijft. De voormalige gouverneur- generaal van Neêrlandsch Indië, de heer Sloet, maakte onlangs een geestig verhaaltje publiek, dat als persiflage van de aanbidders van den adat onwaardeerbaar is. Eens kwam Z. Exc. in eene residentie, waar hij alle jonge vrouwen en meisjes voor de deur vond zitten. Vragende naar de reden van dit vreemde gebruik, ontving hij het sacramenteele antwoord: het is adat, dat alle mooije meisjes aan den weg zitten, als er een hooggeplaatst reiziger voorbij komt. Wie had dien wonderlijken adat gemaakt? Een vroeger resident, die schoone meisjes, zelfs wat bruin gekleurd, genegen was Wij voor ons gelooven thans al zeer weinig meer aan die eerwaardige ouderdom van den adat. Wat een menschengeslacht wordt opgelegd door dwang, is in het tweede geslacht: //adat," gewoonte, wet. Want een ongeletterd volk gaat in zijne herinneringen zelden verder terug. Dat deed mijn vader, endat is altijd febeurd, zijn voor hem uitdrukkingen van ééne beteekenis. !n in korte jaren worden nieuwigheden oud. Weldra weet niemand beter, of 't was altijd zoo. Thans wil de liberale, koloniale partij den inlander het uitsluitend eigendoms-regt geven op den grond. Men bestrijdt met den heiligen adat dit beginsel. Men zegt: de adat, de gewoonte, die wet is, eischt gemeente-bezit. Der dessa komen de landerijen toe, niet aan de enkele individuën. Geeft dezen eigendom, zij zullen den grond aan vreemden, Europesche gelukzoekers en Chinezen ver- koopen, want het ideaal van den JaVaan is dessa-bezit met jaarlijksche verdeeling, nu eens een goed stuk, dan weer een slecht; geen eigendom, maar een gebruiks-regt voor één jaar. Maar dit gewoonte-regt is zeker niet eerbiedwaardig oud. Heeft men zich wel eens afgevraagd, van wanneer het dag- teekent, wie dezen adat gemaakt heeft? Op vele plaatsen van Java is dit gemeenschappelijk grondbezit: een gevolg van het cultuur-stelsel! Vooral de suikerteelt heeft er veel aan toegebragt. De suikerteelt is met onze vlasteelt te vergelijken. Zij is uitputtend voor den grond, want het riet wordt uit den grond getrokken, evenals het vlas, met den wortel. Het laat niets in den bodem over. En zoo kan slechts om de vier of vijf jaren op denzelfden grond suiker worden geplant. Hoe nu, als het gouvernement nu eens hier, dan eens daar, zekere uitgestrektheid grond aan de bevolking ontnam om suiker riet te planten? Dan waren de gebruikers dier velden den hongersnood nabij gebragt, indien niet het gouvernement hun een schadevergoeding aanwees. Maar eene schade vergoeding in geld, zoude onze batige sloten in de wieg hebben gedood. Eene schadevergoeding ten koste der omliggende bevolking? Ja! maar op welke wijze? En nu lag het gemeente-bezit, op enkele plaatsen van Java in- heemsch, als redmiddel voor de hand. Als toch alle landerijen in een bepaalden kring toegewezen worden aan de gemeente, om bij jaarlijksche verdeelingen te worden in gebruik gegeven aan de valide inwoners, dan kieze slechts het gouvernement het eerst. Dan valt er slechts zooveel minder te verdeelen; de last, op allen gelegd, draagt ligter, en de mogelijkheid is gevonden om telkens anderen grond met suikerriet te beplanten. Zoo ontstond op vele plaatsen het gemeente-bezit, dat thans weêr //adat" heet. Een//adat," door het gouvernement geschapen, kan door de regering worden vernietigd. Wij hebben eerbied voor het eigenaardige, dat het karakter eens volks dankt, aan geschiedenis, klimaat en ras. Wij weten, dat het geluk en de welvaart eens volks niet af hangen van bepaalde vormen van staatsbestuur. Wij erkennen dat met eiken toestand, hoe verkeerd, hoe onregtmatig ook, gewigtige en regtmatige belangen zijn groot geworden en opgegroeid; en dat de overgang tot een nieuwen toestand, zij deze ook onbetwistbaar beter, voorzigtigheid vordert. Maar wij verzetten ons tegen de leer, in welke vorm zij ons ook worde opgedrongen, dat wat bestaat blijven moet en goed is, juist omdat het bestaat. Elk gewoonte-regt is uit den aard der zaak veranderlijk, en duizende voorbeelden toonen, dat de adat op Java op dien algemeenen regel geene uitzondering maakt. HELDER en NIEUWEDIEP, 17 Maart. Het is in dezen tijd waarlijk geen nieuwtje te noemen als er eens weder eene werkstaking ontstaat. En 't zal dan ook niemand verwonderen, als, nevens al de beroepen en bedrijven waarin die ziekte reeds opgemerkt werd, ook het klokluiders-gild daardoor wordt aangetast. In eene der Friesche dorpen heeft zich, blijkens een berigt in ons vorig nummer, een geval daarvan voorgedaan. Het wordt nu zoo algemeen, dat men haast kans heeft naam te maken door nu maar eens geen werkstaking te ondernemen. Althans zoo schijnt de Vorst van den niet grooten Duitschen staat SchwartzburgRudolfstadt er over te denken. Deze souverein, wiens salaris gedurende de laatste 21 jaren op dezelfde hoogte is gebleven, kwam nu onlangs tot de op merking, dat eene verhooging zijner jaarwedde, in verband met de rijzing der prijzen van de levensbehoeften, hoogst noodig was. Hij vroeg stoutweg bij de Volksvertegen woordigers verhooging aan, doch deze vonden vrijheid daarop afwijzend te beschikken. Nu had de Vorst, in navolging van zoovele anderen, ook tot werkstaking kunnen overgaan, doch hij deed dit niet. Hij schikte zich in het geval en vergenoegde zich er mede bij de sluiting der kamer-zitting te betuigen, dat het hem leed veroorzaakte te moeten ondervinden, dat men hem niet zoo toegenegen was als indertijd zijn voorvaderen. Het schijnt der Italiaansche regering ernst te zijn in haar streven om den financiëlen toestand des lands te verbeteren. De minister van Financiën heeft dien toestand aan de kamer duidelijk gemaakt en de noodige voorstellen gedaan tot ver betering en tot vernietiging van het tekort, dat niet minder dan 110,000,000 francs bedraagt. De Russische policie houdt steeds een wakend oog ge vestigd op het komen van vreemdelingen binnen hare landpalen. Niet zelden toch, de ervaring bevestigt haar zulks, maken sommige onruststokers van valsche paspoorten gebruik om hun doel te bereiken. De policie sluit, zeker heidshalve, de dames-vreemdelingen niet van het.strenge toezigt, door haar uitgeoefend, uit. Zoo is dezer dagen nog eene jonge en schoone dame op het station Wilna aangehouden en terstond naar St. Petersburg gezonden, omdat zij onder hare papillotten proclamatiën van Herz en onder hare papieren cijferschrift had. Haar eigenaardig kapsel, vol papieren rolletjes, wekte argwaan op; de policie onderzocht dus het kapsel der dame en maakte een lijst op van al het wetenswaardige wat ze op die papiertjes vond. Volksleiders noemt men ook wel mannen van den dag, en niet ten onregte. 't Is ook met hen: heden vergood, morgen verguisd! Rochefort kan daarvan ten bewijze verstrekken. Ja, men ondervindt nu en dan in Parijs nog wel eens blijken, dat men den volksleider, den volksman niet vergeet, ofschoon hij in de gevangenis zucht, maar het ontbreekt in dezelfde stad ook niet aan demonstratiën, die het //weg met de republiekweg met Rochefort!" doen hooren. Den thans gevangenen volksman treft dus een soortgelijk lot als aan een groot aantal personen is over komen, die in de groote Fransche staatsomwenteling een niet geringe rol hebben gespeeld, die eerst als op de handen gedragen, later naar het schavot gevoerd, op hun togt daarheen zelfs nog belagchen werden. Op Donderdag den 24 dezer zal in het lokaal Tivoli alhier eene tooneelvoorstelling worden gegeven door het gezelschap van de heeren Boas en Judels. Deze voor stelling zal zijn tot afscheid, tegen de naderende ontbinding van het gezelschap. De vrienden van den heer Judels zullen zijn optreden ter dezer plaatse zeker met veel genoegen vernemen. Zijn wij wel ingelicht, dan zal aan het voor eenige jaren gebouwde marine-dok eene groote verbetering plaats hebben Men zal nl. twee centrifugaal-pompen aan brengen, die in een korten tijd een veel grooter volumen water kunnen uitwerpen, dan dit met de thans bestaande dok machine kan geschieden. j Bij den Raad van State is ingekomen een Koninklijk besluit van den 4 dezer, waarbij afgewezen wordt het beroep van den gemeenteraad van Alkmaar van het besluit der Gedep. Staten van Noordholland, waarbij goedkeuring is onthouden aan de gemeentebegrooting 1870. Daarbij is, overeenkomstig het gevoelen der Gedep. Staten, geoordeeld, dat het regt van den waag te Alkmaar begrepen is onder de regten, bedoeld bij art. 258 gemeentewet. Het beroep in cassatie door H. J. J. Mockaarts, ingesteld tegen een arrest van het Provinciaal Geregtshof in Noordbrabant, dat hem ter dood veroordeelde wegens moord, gepleegd op den persoon van v. d. Steen, cipier der kantonale gevangenis te Waalwijk, is jl. Dingsdag in de zitting van den Hoogen Raad der Nederlanden verworpen. (Dagblad.) Beroepen bij de Herv. gemeente te Willige-Langerak de heer K. J. Neuman, predikant der Herv. gestichts-kerk van Meerenberg. De heer W. Zegers, pred. te Alphen aan den Rijn, heeft voor het beroep naar de Herv. gemeente te Vlis- singen bedankt. De heer Spijker, onlangs te 's Hage als administeur bij het ministerie van Financiën voor de Hervormde Eeredienst overleden, is in der tijd tweemaal van Dordrecht naar Amsterdam beroepen. Het eerste beroep wees hij van de hand, en wel om deze reden: Zijn dochtertje bleef eens lang zoek; het kind was nergens te vinden; de ouders maakten zich reeds allerlei voorstellingen van verdrinken, toen een dame het kind kwam t'huis brengen, hetwelk werkelijk aan den waterkant had gespeeld. In zijne blijdschap zeide ds. Spijker dat, als de dame eens iets te verzoeken had, dit vooraf was toegezegd. Bij zijn eerste beroep naar de hoofdstad kwam de dame hem zijne belofte herinneren, en lostte ds. Spijker die, door het bedanken voor het beroep, in. Te Alkmaar is jl. Dingsdag door dijkgraaf en hoog heemraden, bij enkele inschrijving, aanbesteed: 1. Het ver sterken van de Bondsbossche zeewering; er zijn daarvoor ingekomen 7 billetten, alsA. Visser Phz te Sliedreeht, voor 99,800; P. Ootgens te Wognum, 85,999; gebr. Goedkoop te Amsterdam, ƒ82,000gebr. Jansen te Nieuwe- diep, 81,000; D. Tool te Wognum, 78,150; Jac. Oldenburg te Bergen, 75,700; B. Swets te Nieuwediep, 73,300. 2. Het leveren van voorraads-mat'erialen, bestaande in steen, hout. en rijshout, waarvoor ingekomen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1