STATE\-GE\EUAAL. wel of zij hem verloren had, kon zij echter niet zeggen; •11e aangewende pogingen, om den bengel met geld terug te krijgen, zijn vruchteloos gebleven. Door het Utrechtsche studentenkorps is besloten in 1871 een gecostumeerden optogt te houden, ter gedachtenis van het 245jarig bestaan der hoogeschool. Op den stal van den heer D. Middelkoop te Dussen bevindt zich een vijfjarige os, die een waar sieraad op eene tentoonstelling zou zijn. Het dier, sedert drie jaren in het bezit van genoemden eigenaar, heeft eene hoogte van 5 voet en zijne overige afmetingen zijn daaraan geëven- redigd. Het gewigt wordt geschat op 1100 a. 1200 kilo en de waarde op 600. Geen wonder, dat zich veel koop lustigen opdoen! Men meldt uit Vlissingen, dat het kon. Pruissisch stoomfregat Elisabeth aldaar jl. Zondag uit de Middel- landsche Zee aangekomen en met 21 saluutschoten ont vangen is. Dezer dagen had te Dedemsvaart eene wonderlijke geschiedenis plaats. -/Een bakkerszoon had liefde opgevat voor eene jonge dochter, die echter zijn herhaald aanzoek standvastig van de hand wees. Hij, verslagen en terneêr- gedrukt door deze weigering, vertrok naar Groningen, waar hij als bakkersknecht werkzaam was, steeds malende en peinzende over het meisje, dat hij zoo gaarne de zijne zou noemen. Door dit peinzen en mijmeren verviel hij weldra tot vol slagen krankzinnigheid en zich inbeeldende dat hij schatrijk was, bedankte hij eensklaps voor zijn dienst en vertrok naar de Dedemsvaart, waar hij bij de ingezetenen rondging, hun verzoekende om de gunst voor eene groote koek- en banket-bakkerij, die hij voornemens was op te rigten. Aan het huis van het bewuste meisje gekomen zijnde, sloop hij er onverwachts binnen en weigerde het te verlaten, voor er aan zijn verzoek om met haar te huwen zou voldaan zijn. Noch door zachtheid, noch door geweld liet de krankzinnige zich van zijn idee afbrengen, en men was genoodzaakt den burgemeester te verzoeken aan den wensch van den on ge lukkige, schijnbaar althans, gehoor te geven. Deze bewilligde in het verzoek en begaf zich tot dat einde naar het huis van het meisje, en hield zich alsof bij het paar in den echt verbond. Daarop stapte de krank zinnige in een rijtuig, dat, naar men hem zeide, hem naar de kerk zou brengen, om aldaar door den geestelijke te worden ingezegend, doch welk rijtuig hem niet naar de kerk, maar naar het krankzinnigen-gesticht te Deventer overbragt.» (N. R. Ct.) Een zesjarig paard van den landbouwer J. J. Volband, te Eenum, heeft zich.... door ophanging van het leven beroofd. De reden van deze wanhopige daad geeft men niet op; wij weten dus niet wat het dier zoo //der dagen zat" deed worden. Wel vermeldt de berigtgever, dat het paard in gezegende omstandigheden verkeerde en daardoor is zijn (of liever haar) tragisch uiteinde nog tragischer. Men heeft beproefd er nog van te maken wat er van te maken was, het vleesch voor consumtie willen verkoopen, maar ook dit schijnt niet gelukt, daar men nog altijd een ongeregtvaardig vooroordeel tegen paardevleesch schijnt te hebben. (Vaderland.) Het gehucht Zandberg (gemeente Graauw) was jl. Woensdag het tooneel van een deerlijk ongeluk. Men was bezig een kar, met 36 zakken erwten beladen, in te spannen. De voerman vroeg aan een drietal aldaar spelende knapen den steun van achter aan de kar weg te nemen. Zij deden dit: de kar sloeg achterover en kwam op een hunner, een 13jarigen knaap, teregt, die op de plaats dood bleef; zijn oudere broeder, die ook geholpen had, kwam zwaar ge kneusd van onder de kar; de derde bleef ongedeerd, Het plan van den heer Nagel te Arnhem, vindt in de provincie Friesland niet veel sympatie. //Waartoe, zoo vraagt men, moet zulk eene maatschappij dienen?» Wij hebben immers onze provinciale maatschappijen met hare afdeelingen, hare tentoonstellingen enz., waar de provinciale belangen van landbouw, veeteelt enz. behandeld worden de Nederlandsche congressen, waar men gelegenheid te over heeft de belangen van den Nederlandschen landbouw, veeteelt enz. te bespreken. Wanneer er werkelijk behoefte aan zulk eene nieuwe maatschappij bestaat, dan is het zeer vreemd, dat op geen der congressen, die gedachte ooit geopperd is. Maar aangenomen het nuttige of het noodzakelijke, waarom heeft de heer Nagel het voorstel niet gebragt op de punten van behandeling van het volgende landhuishoud kundige congres. Daar was het op zijn plaats, daar had het algemeen kunnen bediscussieerd worden, beter dan op een bloemen- en planten-tentoonstelling te Amsterdam, met de daaraan annexe vergaderingen, waar wel enkelen uit de provinciën zullen komen, maar waar men zeker niet veel landbouwers zal aantreffen. Maar het moet misschien eene maatschappij worden, waarin men de eigenlijke, practische landbouwer wel missen kan, en waarin menschen, die het best praten kunnen, ook den boventoon zullen voeren, hoewel zij overigens niet zoo veel kannis van landbouw enz hebben? De zaak is misschien urgent' ./nousverrons.» (Noorden) Als eene bijzonderheid kan van Nyega, bij Sneek, worden berigt, dat eene koe, toebehoorende aan de wed. K. M. Bosman, vier voldragen kalveren ter wereld heeft gebragt. Op de laatste vergadering van het departement dei- Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen te Joure had eene plegtigheid plaats, die in ruimeren kring verdient bekend te zijn, opdat zij welligt ter navolging strekke, omdat de stille deugd en nederige verdienste te erkennen ook ligt in de bedoelingen dier Maatschappij, en dit wordt niet zelden vergeten. In gemelde vergadering dan zijn uitgereikt vier zilveren medailles, aangevraagd voor de personen van Sjirk Wagenaar, die ruim 66, Jan Halma, die 61, Petrus Praansma, die insgelijks 61 en Harmen Staat, die 51 jaar onafgebroken werkzaam waren bij dezelfde firma's. De laatstgenoemde werd door zijne patroons, de firma R. D. de Jong aldaar, gepensioneerd met f 2.50 per week, benevens eenige emolumenten. Staande de vergadering werd op zeer kiesche wijze 57 ingezameld en ontving elk der oudjes zijn vierde deel in dat souvenir, terwijl een loffelijk getuigschrift bij de medaille was gevoegd. Zeer vergenoegd en niet zonder edele aandoeningen keerden de bezoekers dezer buitengewone vergadering huiswaarts. In Groningerland hebben zich in den laatsten tijd onderscheidene gevallen van kwaden droes bij de paarden voorgedaan. Als eene bijzondere afwijking der natuur wordt uit Meppel gemeld, dat jl. Donderdag in de nabijheid dier stad op zijn geweten. Na deze schets van 's Prinsen karakter kwam pleiter neder op diens gedrag in Algerië, waar hij majoor was; op het ontslag als officier, dat hij van den president der republiek ontving, en op tal van andere bijzonderheden, die tegen den Prins getuigden. Vervolgens trachtte de heer Floquet te bewijzen, dat er den 10 Januarij te Auteuil een moord is gepleegd, en dat een poging tot een tweeden moord gedaan was. De verdediger van den beschuldigde trachtte daarentegen aan te toonen, dat de Prins was aangevallen en van zijn wapen had ge bruik gemaakt om zich te verdedigen. De heer Floquet wees de gezworenen op de tegenstrijdige ver klaringen van de getuigen a décharge. De eeu zeide, dat de Prins tengevolge van den slag eene roode plek op de wang had, de ander had verklaard, dat het een zwarte, een derde dat het een paarsche, een vierde dat het een gele plek was, en zoo werden alle kleuren van den regenboog opgegeven. Zoo de Prins al een slag op de wang had ontvangen, dan kon die niet pas gegeven zijn. Tot staving hiervan beriep hij zich op eeu geneeskundig werk, waarin de verwisseling van kleur, als sporen van een klap, naar tijdsorde wordt aangeduid. Toen Vietor Noir en de Fonvielle bij den Prins waren gekomen, bevond hij zich in zijn salon. Vernemende, dat beide personen hem verlangden te spreken, heeft hij zich eerst naar zijn slaap kamer begeven. Waarom? Om een revolver in zijn zak te steken, want hij had dien niet bij zich. Wanneer men ongesteld is, heeft men geen pistool in den zak. Dit is niet aannemelijk. Pleiter vestigde de aandacht der gezworenen vooral op deze gewigtige bijzonderheid en concludeerde tot schuldigverklaring des Prinsen aan moedwilligen moord. „Op u, mijne heeren de gezworenen!" aldus eindigde hij, „rust eene groote taak, de taak om eene ge welddaad naar verdienste te straffen. Hoe aanzienlijker de positie is van den man, over wiens schandelijke daad gij regt zult spreken, hoe voorbeeldiger de straf behoort te zijn." Mr. Laurier is nog heviger en beleedigender tegen den beschul digde en tracht, door zich telkens met hevige uitdrukkingen tot den beschuldigde zeiven te wenden, blijkbaar deze woedend te maken. Ook hij maakt eene tegenstelling tusschen Noir en den Prins. Noir was een kind van het volkhij had een raoeijelijke jeugd gehad, hij had honger en dorst geleden en paarde het naïeve hart van een kind aan de kracht van Herkules. Hij was loyaal, opregt en beminnelijk; ofschoon hij slechts 21 jaren oud was, had hij reeds verschillende duels gehad, doch hij was steeds de belee- digde geweest. Een zijner vrienden zeide eens tot hem: „Victor Noir heeft iets van een New-Foundlandschen hond." Hij geleek op dien hond in zachtmoedigheid, kracht en teederheid. Pierre Bonaparte daarentegen gelijkt niet veel op een goedaardigen hond. Overal waar hij zijn schreden wendt, laat hij een spoor van bloed achter. Moordenaar in Amerika! moordenaar in Italië! ongedisciplineerd soldaat in Afrikabeleediger van grijsaards te ParijsDeze man staat tegenover dien armen Victor Noir, dat groote kind, voor wien het leven zich zoo vrolijk opende. Hij trad het huis te Auteuil binnen; dat tragische huis, steeds weerklinkend van wapengekletter en pistoolschoten. Hij moet een wapenzaal door en wapenen hangen in den salon. De bedienden zijn gewoon aan geweld en wapengcdruisch. Schoten worden gelost en niemand beweegt zich in liet huis. Een man wordt vermoord, doch dat gaat niemand aan. Hij valt ontzield voor de voordeur neder, doch daarom zal geen bediende zich verroeren. Men vraagt zich af; giug Noir naar eeu Bonaparte of naar een der Borgia's! President. Gij kunt als advocaat met kracht u uitdrukken, doch gij moet opzettelijk verbitterende woorden vermijden. Gij weet, dat de beschuldigde opvliegend is, en dat gij, door hem op te hitsen en te verbitteren, tot betreurenswaardige incidenten aanleiding geeft. Gij moet meer gematigdheid in acht nemen. (Het publiek, dat opgewonden was geworden, doet herhaalde toejuichingen weer klinken en roept, bravo!) Laurier verontschuldigt zich, beweert, deze uitdrukkingen noodig te achten en zegt, dat men hem de vrijheid van spreken belet. Hierop gaat hij ongeveer op dezelfde wijze voort met den persoon des Prinsen te schetsen. Des avonds ten 6 ure werd de zitting opgeheven. Zitting van Zatuedag 26 Maakt. Nadat in de vorige zitting de pleidooijen zijn gevoerd door de advocaten Laurier en Floquet, en de eerste vooral door zijne hef tigheid een algemeen oqgunstigen indruk maakte, heeft in deze zitting de procureur-generaal Grandperret het woord gevoerd en zijn requisitoir genomen. „Gij hebt", zeide hij tot de jury, „uit spraak te doen over eene treurige zaak, die eene houding heeft aangenomen, welke eene algemeene ramp nabijkomt en welke eene beweging door geheel Frankrijk veroorzaakt. Die gebeurtenis is beoordeeld en besproken te midden van opgewekte hartstogten. Gij, mijne heeren! zult haar naar het regt beoordeelen, gij zult het wettig vonnis doen hooren. Het zal door u het hoogste gezag erlangen, want gij zijt de hoogste regters in de regtspleging, gij zijt de hoogste vertegenwoordigers van de openbare meening, en deze stelt in u volledig verirouwen. Heeft de beschuldigde zelf tegen de zamenstelling van het Hoog-geregtshof geprotesteerd, heeft hij zelf verlangd oin voor den gewonen regter te verschijnen, om dat hij dit veiliger voor zijne zaak achtte, niet minder heeft zijne tegenpartij tegen de zamenstelling van dit Hof geijverd en haar als eene onregtvaardigheid uitgekreten. De wet echter moet ge handhaafd worden, en deze eischt dat gij regt zult spreken, en ik heb het volste vertrouwen in uwe onpartijdigheid. De beschuldigde heeft den rang van Prins, welke, in plaats van hem te beschermen, voor hem een last, een gevaar wordt, want indien al ooit de ge strengheid van de justitie toegevendheid oefent, nooit zou zij dit doen tegenover een mail van zijnen rang." De procureur gaat vervolgens den indruk na van de gepleegde daad, en hoe de beschuldigde gedurende al den tijd zijner gevan- reeds een nest met houtduiveneijeren is gevonden, waarop de moedervogel reeds zat te broeijen. De houtduiven leggen anders niet voor Mei, terwijl het broeijen steeds een geruimen tijd later een aanvang neemt. Jan Veldman, arbeider te Emmen, beschuldigd van twee diefstallen, heeft acht maanden preventief gezeten, eer het provinciaal hof van Drenthe hem na het houden der pleidooijen onmiddelijk in vrijheid stelde wegens gebrek aan wettig bewijs. Een corpus delicti was o. a. een baal rijst, die door de mijt, in die acht maanden tijds geheel onherkenbaar gemaakt was. Een moderne Eldorado. In de zaal van het Eldorado te Rouaau, zong de bavyton van een stuk „II Trovatore." Toen het uit was, hoorde men herhaaldelijk fluiten. De beleedigde zanger springt direct van het tooneel, klimt naar de galerij van waar het gefluit was gekomen, en spreekt op hooiren toon een daar zittend werkman aan. Daarop ontstaat twist, men raakt handgemeen, en ten laatste storten de beide muziekale worstelaars van de galerij, op de tafeltjes met flesschen en glazen en eindigden den strijd met een gebroken knieschijf en drie ontwrichte vingers. 8ENQEMINGEN EN VERPLAATSINGEN BIJ MARINE EN LEGER. Met ingang van 1 April a. s. is 's Konings adjudant in buitengew. dienst, de vice-adm. G. C. C. Pels Rijcken, op zijn verzoek, wegens langdurige dienst op pensioen gesteld, met dankbetuiging voor de vele en goede diensten door hem in verschillende betrekkingen aan den lande bewezen. Met voorschreven datum zijn bevorderd: tot vice-adm., de schout-bij-nacht P. A. Matthijsen; tot schont-bij- nacht, de kapt. ter zee J van der Meersch: tot kapt. ter zee, de adj van Z. K. H. Prins Hendrik, de kapt-luit. ter zee J. O. H. Arntzenius; tot kapt.-luit. ter zee, de luit. ter zee 1ste kl. 1. W. Binkes; tot luit. ter zee 1ste kl., de luit. ter zee 2de kl. A. J. Willekens; tot luit. ter zee 2de kl., de adelborst 1ste kl. jhr. W. Laman Trip. De off. van gez. 2de kl. F. J. C. Broers, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië en vandaar den 21 dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dat tijdstip op non-activiteit gesteld. Z. M. heeft met ingang van den 1 April a. s. 1°. den luit. ter zee 1ste kl. jhr. T. L. Brantseu, op verzoek, wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst, ter zake van in en door de dienst ontstane ligchaamsgebreken, op pensioen gesteld, onder toekenning van f 1100 's jaars, en 2°. bevorderd: tot luit. ter zee 1ste kl., den luit. ter zee 2de kl. C. J. Mariukelle; en tot luit. ter zee 2de kl., de adelb. lste kl. J. C. de Eooy. Kerste Hamer. Zitting van Zaturdag 26 Maart. De voorzitter deelt mede, dat de afdeelingen tot rapporteurs hebben benoemd over het ontwerp der agrarische wet: de heeren Hartsen, van Twist, Messchert van Vollenhoven en Cremers. Er zijn onderscheidene wetsontwerpen ingekomen, die dezer dagen door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Zitting van Maandag 28 Maart. Met 21 tegen 8 stemmen heeft de Kamer verworpen het ontwerp tot regeling der grens tusschen de gemeenten Dordrecht en Dubbeldam. Tweede Kamer. Zitting van Zaturdag 26 Maart. Er hebben achtereen volgens drie interpellatiën plaats. De eerste interpellatie werd gedaan door den heer Viruly, ter zake van de uit voering van het handels-tractaat met België, meer bepaald ten aanzien van den invoer van gedistilleerd. De minister van Buitenl. Zaken verzekerde, dat de aandacht der regering genschap heeft bloot gestaan aan laster en beleediging, hoe de politieke drijvers partij trachtten te trekken van het gebeurde men is op den beschuldigde aangevallen, niet zoo als staatkundige tegenstanders, hartstogtelijke vijanden zulks zouden gedaan hebben, maar als een verwoede bende, die er steeds op uit is haar prooi te verscheuren. Welnu, wij die den Prins beschuldigen, die zijne veroordeeling komen vragen, wij bezweren u, Mijne Heeren! ortl op het oogenblik van uwe uitspraak, u los te maken van de reactie die dit gedrag der beschuldigers in u heeft opgewekt, niet te denken aan de verach ting en walging welke gij gevoelt hebt bij het zien der onedele pogingen om den naam van den beschuldigde in de openbare raeening te vernietigen. Vergeet, bid ik u, al wat niet direct tot de zaak behoort, handel naar uw geweten. Vervolgens gaat hij het beloop der zaak na en komt tot de conclusie, dat zoo min de beschuldigde als de getuige de Fonvielle de volle waarheid heeft gesproken. //Het is", zeide hij, „zeker niet de geringste vernedering welke de Prins ondergaat om aldus openlijk zijn woord in twijfel te zien getrokken." Alsnu gaat hij den loop van het regtsgeding na en komt tot de conclusie, dat hier wel van uittarting, maar van geen wettige zelfverdediging sprake kan zijn, want de Prins heeft geschoten om zich over den klap te wreken, alsvorens door den heer de Fon vielle bedreigd te zijn. Hij verzoekt den jury de beschuldigde niet vrij te spreken. Alsnu was het woord aan den verdediger van den beschuldigde, die protesteerden tegen den laster, waaraan de Prins bloot heeft gestaan en vraagt, op grond van gebleken wettige zelfverdeding, vrijspraak. Zitting van Zondag 27 Maart. De laatste zitting van het Hoog-geregtshof is heden geopend ten 12 ure 10 miu. De beschuldigde protesteerde tegen de laste ringen, welke ten zijnen aanzien in de Marseillaise voorkomen, en verzekerde steeds in zijne antwoorden de waarheid te hebben gezegd. De voorzitter gaf een overzigt van de debatten en ten 1 ure 40 m. verwijderde de jury zich om te beraadslagen. Ten 2 ure terug gekeerd, verklaarde het hoofd van den jury, dat op alle gestelde vragen een ontkennend antwoord is gegeven en de beschuldigde alzoo niet schuldig is. Dientengevolge werd Prins Pierre Napoleon Bonaparte door het Hof vrijgesproken. De advocaat Laurier stelde namens Louis Noir den eisch, dat het Hof den Prin9 mogt ver- oordeelen in de kosten van het proces, en de procureur Bernheim nam conclusiën, strekkende om den Prins te doeu veroordeelen tot het betalen van honderd duizend francs schadevergoeding aan den vader van Victor Noir. De zitting werd geschorst en het Hof ging in raadkamer. Kort daarna verscheen het Hof weder en veroordeelde Prins Pierre Bonaparte tot het betalen der proceskosten en tot uitkeering van vijf-en-twintig duizend francs aan de familie Noir ah schadevergoeding.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2