1870. N". 47.
Woensdag 20 April.
Cz.
PROVINCIALE WATERSTAAT VAN NOORDHOLLAND.
AANBESTEDING.
Madeleines Geheim.
xvr.
HELDERSCHE
EN IVIEVWEDIEPER COURANT,
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Diwgsdag-, Donderdag- en Zatubdag namiddag.
bonnementsprijs per kwartaal1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever
Bureau:
A. A. BAKKER
MOLENPLEIN, N°. 163.
Pnjs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Donderdag den 91 dezer vertrekt, per laatsten
trein van den Helder, de Mail over Marseille
naar Oost-Indië, China, Japan en Australië.
Op Donderdag den 28 April 1870, des namiddags ten half drie
ure, zal aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur van Noord
holland, te Haarlem, bij enkele inschrijving worden aanbesteed:
a. Het verbeteren van het beslag vóór het paalscherm
der Pettemer Zeewering.
b. Het doen van eenige uitvoeringen bij de Provin
ciale zeedijken tusschen Naarden en Muiderberg
en beoosten Haarden.
Van het sub a gemelde werk zal de aanwijzing in loco worden
gedaan op Zaturdag voor de besteding.
De bestekken zijn, tegen betaling van 20 cents per exemplaar,
verkrij gbaar aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur voornoemd
en aan het bureau voor buitenlandsche paspoorten op den Dam
te Amtterdam.
Nadere inlichtingen kunnen worden verkregen bij den Hoofd
ingenieur van den Waterstaat te Haarlem, en wat betreft het werk
vermeld sub a bij den Ingenieur J. M. F. WELLAN te Alkmaar,
en sub b bij den Ingenieur L. .1DU CELLIÉE MULLER te
Amsterdam.
Het is twee uur in den morgenhet regent. Ik heb mij ont
kleed en heb trachten te slapen, maar de slaap is niet gekomen.
Ik heb trachten te lezen, maar mijn geest- weigerde te vatten
hetgeen ik las. Toen ben ik opgestaan, heb mijn venster
geopend en in de straat gezien. Lodewijk is zooals gisteren,
zooals altijd, uitgegaan; het rijtuig is alleen terug gekomen, zooals
iederen dag. Mijnheer de Haut-Val is nog niet thuis gekomen.
Zijn vaste tred is nog niet onder mijn vensters voorbijgegaan, geen
rijtuig beeft voor het huis stilgehouden, ik waak drie nachten en sints
drie nachten is het hetzelfde. Zijn kamerknecht weet beter dan ik,
zijne vrouw, waarom zijn meester zoo dikwijls zijn woning verlaat. En
dat is de man, dien ik heb aangebeden! in wien ik vertrouwen
heb gehad, in wien ik alle verwachting van mijn leven heb gesteld
Ik wil weten, alles weten, alles begrijpen; om zoo voort te gaan
en niets te weten zou een lafheid wezen.
Ik heb licht genomen, mijn hand beeft, want de kristallen bollen
aan den kandelaar slingeren tegen elkaar.
Wel aan, moed en wilskracht, ik wil niet beven Hier op de
tweede verdieping, ter linkerzij, is de kamer van Lodewijk, de deur
is open, het bed is opgemaakt. Een lamp brandt op den schoorsteen.
Achter zijn slaapkamer, is zijn studeervertrek. Daar is een groot
ebbenhouten bureel, beladen met couranten, papieren, brieven, enz.
wachtende op de komst van den eigenaar. Aan de wanden van
de kamer hangen prachtige schilderijen en boven het bareel hangt
het dierbare portret!
Een sleutel steekt in het bureel, ik open gretig de laden. Wat
zoek ik dan toch? Lodewijk zal toch niet aan het papier het
schandelijk geheim toevertrouwd hebben en toch zoek ik het. De
sleutel past voor alle laden. Bekeningen, onbeteekenende brieven
bevatten zij. Mijnheer de Haut-Val kan ieder oogenblik binnen
komen, maar het scheelt mij niet! tien malen en nog eens tien
malen open ik, doorsnuifel ik en sluit ik alle laden.
Eensklaps bemerk ik dat de middelste lade wel diep moet zijn,
want niet dan met groote moeite kan ik haar naar mij toetrekken,
en evenwel bevat zij maar weinig ruimte. Een dubbele bodem!
Ik schud met al mijn kracht en een tweede lade vertoont zich,
een zeer klein slot sluit haar.
De sleutel! waar is de sleutel?
Ik beproef iederen kleinen sleutel dien ik kan vinden; ik keer terug
naar mijn kamer, ik neem alle mogelijke sleutels, die bij kleine
voorwerpen behooren. Geen enkele past in het slot. En daar,
daar moet het toch wezen 1 riep ik uit in woedeEn het niet te
vermogenMijn voorgevoel zegt mij dat die lade brieven bevat,
waarin door mijnheer de Haut-Val een plan ontworpen is.
De klok slaat vier en mijn kaars is bijna uitgebrand.
Niets te wetenniets te weten
Neen, goddank; daar zie ik in een hoekje van het bureel een
klein sleuteltje! Eindelijk! Het past in het slot. Er bevinden zich
in de geheime lade pakken brieven en rekeningen van mijnheer de
Haut-Val, voor en na ons huwelijk. Ik zoek alles na, maar niets
van hetgeen ik noodig heb. Een klein pak blijft mij overik
herken het schrift van mijnheer Bernard, mijn eersten weldoener.
Daarop volgden anderen, die onderteekend waren door Paul d'Yves,
en eindelijk nog een groote enveloppe met brieven
Ik lees eenige regelen en een gevoel, dat gelijkt op dat van den
dood, overvalt mij. Zonder twijfel is het mijn hart dat sterft! Ik
sluit den dubbelen bodem en bedek het met de lade; den kleinen
sleutel leg ik op haar plaats en op nieuw doorloop ik de kamer
BINNENLAND.
te
HELDER en NIEUWEDIEP, 19 April.
't Is waar, in de dagen, die het jongst gevierde Paasch-
feest voorafgingen, was er op staatkundig gebied rust en
kalmte te bespeuren; het was alsof de stille tijd zich ook
op dat gebied deed gelden. Toch was in wezenlijkheid de
staatkundige toestand der natiën zoo bevredigend niet; de
kalmte, die er heerschte, was in vele opzigten een rust,
die aan storm voorafgaat. Onderscheidene verschijnselen
doen blijken, dat er inderdaad onrnst en spanning heerscht
in verschillende rijken van ons werelddeel. In Oostenrijk
is een strijd tusschen de nationaliteiten ontstaan, die van
de regering de meest mogelijke inspanning vordertom de
partijen te bevredigen en het staatsschip wel te besturen.
In Frankrijk werd in den jongsten lijd ernstig getwist
over de vraag, of de herziening der constitutie, zonder
voorafgaand debat in het Wetgevend Ligchaam, door eene
volksstemming zal worden heslist. Van de methode des
keizers, om in de eerste plaats de volksstem te raadplegen,
wordt ook ditmaal, niettegenstaande de tegenstand der
wetgevers, niet afgeweken.
Ondanks de flinke behandeling, die de heer Schneider
zijne werklieden te Creuzot doet ondervinden, zijn weder
ongeregeldheden voorgevallen onder de werklieden aldaar.
In stoffelijk opzigt laat de toestand daar ter plaatse weinig
te wenschen over, maar de kameraadschappelijke geest
schijnt daar te ontbreken.
In socialen zoowel als in politieken zin blijft in Frank
rijk dus eene bedenkelijke gisting heerschen. Ollivier heeft
van mijn echtgenoot; ik bereik de mijne, open het pak brieven en
begin te lezen.
De eerste brieven waren die van den ouden heer de Haut-Val
aan zijn neef, die groote genegenheid aderaden, maar tevens waarin
hij Lodewijk waarschuwde voor zekeren vriend Paul d'Yves en hem
vooral vermaande geen schulden te maken. Die toon bleef niet
dezelfde; door zijn vele schulden en slecht gedrag had Lodewijk
zich den toorn van zijn oom op den hals gehaald en in den laatsten
brief weigerde mijnheer de Haut-Val zijn neef ooit weer te zien
en onterfde hem geheel en al. Nu volgden eenige brieven van Paul
d'Yves aan zijn vriend Lodewijk. Hierin werd druk geschreven
over den dood van den ouden heer de Haut-Val, diens erfmaking
aan een jong meisje en Lodewijk's plan om dat meisje te huwen,
daar hij wist dat die oude heer al zijn geld in het huis had gelaten.
De laatste brief luidde aldus:
Baden.
Waarde vriend!
Op uw laatsten brief heb ik bijna geen tijd te antwoorden.
Mijnheer de Bbeeft goedgevonden mij uit te dagen, omdat
ik zijn vrouw te veel aankeek. Morgen te negen ure zullen wij
duelleerenhij heeft het pistool gekozende ongelukkige, hij heeft
nog nooit geraaktIk zal hem zes maanden het bed doen honden
en in dien tijd zal hij niet in den weg staan.
Adieu,
t. t.
Paul.
Verder niet meer dan een klein billet, dat de mededeeling
bevatte
Mijnheer en mevrouw d'Yves hebben de eer u kennis te geven
van het droevig verlies, dat zij ondergaan hebben, door den dood
van hunnen zoon Paul d'Yves, overleden den 13den Junij in den
ouderdom van zeven en twintig jaren.
Den dertienden Junij bad dus de ontmoeting plaats gehad, waar
over de ongelukkige zoo ligtzinnig schreef. Alles had dus Lodewijk
begunstigd, zelfs de dood! Een duel had Paul d'Yves, zijn eenigen
vertrouwde, belet om ooit over de zaak te spreken; het billet was
een weinig gekreukt en ik dacht dat, zonder twijfel met vreugde,
mijnheer de Haut-Val het bij de brieven van zijn vriend gevoegd bad.
Alles was gedaan; ik bad alles willen weten en begrijpen, nu
wist ik alles en begreep alles.
Wat zou er met mij gebeuren?
Ik bleef daar in gedachten verzonkende morgen breekt allengskens
aan en het daglicht vervangt het gasalles en allen rondom, mij
staan op; de bedienden loopen rond, rijtuigen gaan voorbij door
de straten, de klok slaat negen uur.... het geluid hiervan heeft op
mij de uitwerking van een elektrieken schok.... ik ga naar de tafel
en neem de over de tafel verspreidde papieren bijéén.
Het is aan den avond van dezen dag, dat mijnheer de Haut-Val
feest viert, dacht ik.
XVII.
Inderdaad, een week was voorbijgegaan sints het bezoek van
Antoiuette en volgens de bevelen van mijnen echtgenoot waren de
zalen van het hotel gereed gemaakt voor het bal dat hij wilde
geven. Zijn smaak had zich doen kennen in allesals men rondom
zich zag dan scheen het als had kunst zieh aan bevalligheid ge
paard om die wonderen te scheppen.
Mevrouw Chefdebois was niet vergeten onder de genoodigden
ik zie haar nog, lief en koket, in haar gazen toilet met parelen.
Haar echtgenoot, trotsch er op, toegelaten te zijn bij mijnheer de
Haut-Val, vergezelde haar. Ik had hem niet weer ontmoet sints
den dag van zijn bezoek bij mevrouw Dalbris en het zien van hem
eene niet gemakkelijke taak om het roer van staat,
midden der staatkundige beroeringen, te besturen.
In Engeland heerscht in dezen tijd eene groote ver
deeldheid ter zake van de wet, regelende het lager onder
wijs. Even als bij ons, wordt de strijd gevoerd over het
godsdienstig beginsel bij het onderwijs. Onderscheidene
petitiën, doorgaans voorzien van duizende handteekeningeu,
komen te dier zake bij het Parlement in. De berigten
uit Engeland zijn als opgevuld met de vermelding van
meetings, adressen, petitiën vóór en tegen het godsdienstig
onderrigt op de voorgestelde staatsscholen.
In Spanje heerscht almede geen zoete rust. De minis
teriële zetels zijn daar zeer wankel en dreigen ieder
oogenblik de bezitters te doen tuimelen. Het vraagstuk
der scheiding van kerk en staat en de loting voor de
nationale militie waren in den laatsten tijd aangelegenheden,
die de meest ernstige zorg der regering vereischten.
Toen voor eenige jaren een krachtige stem weerklonk
om de slavernij op te heffen, die nog hier en daar in de
buitenlandsche bezittingen van onderscheidene Europesche
staten heerschte, werd het nemen van dien maatregel als
een eisch uitsluitend van dezen tijd, van deze eeuw,
beschouwd. Het was alsof er in vroeger eeuwen nooit
aan werd gedacht om slaven tot vrije menschen te ver
klaren. En toch, ook in dit opzigt geldt de spreuk van
den wijzen koning der oudheid: »Er is niets nieuws
onder de zon.» Zonder nog te spreken van de opheffing
der lijfeigenschap in den tijd der kruistogten, in de 12de
en 13de eeuw onzer jaartelling, wijst de geschiedenis ons
nog op eene veel, veel oudere emancipatie van slaven,
namelijk die van het Israëlitische volk, ten dage van
maakte op mij een pijnlijken indruk. Het was niet zijn nietige
persoon die mij verdrietig maakte, maar de herinnering aan dien
avond, toen mijnheer Bernard naast mij gezeten mijne lippen gedwongen
had mijn gedachten te verraden; toen had ik met de opgewonden
heid, met het dwaze vertrouwen van de jeugd, uitgeroepen:
Belaster de liefde niet!
En wat had mij de liefde gegeven, in ruil voor de dwaze over
drijving waarmee ik haar vereerd had?
De avond viel en toen de partij begon vroeg ik mij zelve af,
of mijn krachten voldoende zouden zijn om ten einde toe mijn
rol van meesteresse van het huis vol te houden, maar de koorts
was reeds in aantogt. Mijn pols klopte hevig, mijn hoofd brandde
en bet bloed joeg onstuimig doormijn aderen; die opgewondenheid
zou mij eenige veerkracht geven en dan.... daarna....; maar dat
daarna zal niet komen, ik zal sterven.... Mijne gedachten werden mee
gesleept door den dans.
Het was twee uren in den morgen, Lodewijk sprak met eenige
heeren, toen hij z,e plotseling verliet en den leuningstoel naderde
waarop ik zat.
Ik heb geen uitnoodiging gezonden aan doctor Dauvray, zei hij
tot mij op ruwen toon, hoe komt hij hier?
Ik sloeg de oogen op, de doctor kwam werkelijk de zaal binnen.
Ik heb hem een uitnoodiging gezonden, antwoordde ik koel.
Gijgij
Een uitdrukking van groote verbazing kwam op Lodewijks
gelaat, die van den meester, als bij ziet dat de slaaf, die altijd
aan zijn voeten gekropen heeft, zich verzet; hij werd bleek en
balde den vuist.
Hij boog zich naar mijn oor.
Neem n in acht! ik zal u dooden! ik zweer het, dat ik u
dooden zal!
Niet in deze zaal ten minste! hernam ik, zonder mijn stem te
verheffen, maar ik zal mij in acht nemen, want gij hebt gezegd
Ik zweer het u en een edelman weet woord te houden!
Rondom ons vermaakte men zich inet den dans; wie zou hebben
kunnen denken als hij ons beiden zag, mij achteloos gezeten, getooid
met kant en juweelen en hem, miju echtgenoot, geleund op mijn
stoel en zacht tot mij sprekende, dat er van doodsbedreigingen
tusschen ons sprake was?
De wals was geëindigd, ik stond op en ging naar mijnheer
Dauvray toe, hem de hand toestekende.
Wat zijt gij gped, gekomen te zijn, gij die het zoo druk hebt,
die zoo vermoeid zijt!
Uw brief zou mij wel genoopt hebben meer te doen, mijn kind!
maar wat verlangt ge van mij
Ik heb maar een oogenblik noodig, zei ik, hem bij den arm
nemende en een klein vertrek binnengaande waar niemand was;
mijn vriend, zie hier brieven die ik u toevertrouw. Als ik morgen
ten twaalf ure precies niet aan uw deur schel, open dan dat billet
en doe naauwgezet wat het bevat. In geval ik komen mogt, hetgeen
niet te denken is
Madeleine, ge jaagt mij vrees aan!
In dat geval zult ge mij de brieven terugzenden zonder ze te openen.
Mijn kinder gebeurt hier iets dat mij schrik inboezemt, hernam
de doctor, mijne beide handen grijpende.
Ge hebt de koorts, de koorts der wanhoop! Madeleine, stel
vertrouwen in mij, zeg mij
Ik kan op u rekenen, mijn vriend, ik kan rustig gaan slapen,
niet waar?
Ik reikte hem op nieuw mijne handen, hij drukte ze met kracht,
ziende dat het te vergeefs was verder aan te dringen en wij
scheidden.
Een oogenblik later had hij de zaal verlaten. (Slot volgt.)