1870. N°. 62. Woensdag' 25 Mei. 28 Jaargang. BEKENDMAKING. SCHUTTERIJ. Uitgever A. A. BAKKER Cz. B 11IEILA I D. HELDERSCHE EI IIEUWEDIEPER „Wij huldigen het goede," MMggBjBBBBBaSaBMBBSHaEBMBBWHaBBBBMgS^BBBBM8BBflll!aB3B5BSBBMe^SB^BSgSSB3aaEaatBlWBBBaEilS Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatusdag namiddag. bonnementsprijs per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Dingsdag den 31 dezer vertrekt, per laatsten trein van den Helder, de West-Indische inail over Southampton. Per laatsten trein van den Helder vertrekt, Woensdag den 1 Junij over Triest en Donderdag den t Junij over Harseille de Hall naar Oost-Indië, China en Japan. Het GEMEENTEBESTUUR van den HELDER vestigt de bijzondere aandacht der Ingezetenen op de wijzigingen, welke in de twee eerste paragraphen van artikel 27 der Wet van 29 Maart 1833 (Staatsblad No. 4), bij artikel 7 der Wet van 8 April 1869 (Staatsblad No. 59), betreffende de Personele Belasting zijn gebragt, luidende aldus 1. «Die na den 16den Mei een perceel in gebruik neemt, is voor dit perceel de belasting naar de vier eerste grondslagen voor den tijd des dienstjaars, die dan nog over is, verschuldigd. 2. „Aan den belastingpligtige, die in den loop des dienst jaars een perceel verlaat, zonder daarin eenige roerende goederen of iemand in zijne dienst achter te laten, wordt ontheffing ver leend van zijn aanslag naar de vier eerste grondslagen, voor den tijd des dienstjaars, die dan nog over is, indien door hem, binnen den tijd van ééne maand, volgende op die waarin hij het perceel verliet, tegen bewijs, schriftelijk aangifte is gedaan ten kantore des Ontvangers, op een aldaar kosteloos verkrijg baar biljet. „De ontheffing wordt ook verleend voor het driemaandelijksch tijdvak, waarin het perceel werd verlaten, indien de belasting pligtige daarna, doch in den loop van datzelfde tijdvak, een ander perceel, waarvoor hij belastingpligtig is, in gebruik neemt. „Bij overlijden van den belastingpligtige treden zijne erf genamen in dezelfde regten en verpligtingen. „De aangiften, volgens het eerste en derde lid ingediend worden als gewone bezwaarschriften aangemerkt en behandeld." Het Gemeentebestuur voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester, den 21 Mei 1870. L. VERHEY, Secretaris. Weinigen zullen ontkennen, dat de schutterijen, zooals zij thans zijn georganiseerd, in tijden van oorlog en gevaar voor de landsverdediging van weinig beduiding zullen zijn. Onvoldoende gewapend, zeer weinig geoefend, moge de schutterij bij brand en volksoploopen, mits deze geen ernstig karakter dragen, goede diensten bewijzen en dus ongeveer beantwoorden aan de eene helft barer roeping: bet behoud der inwendige rust; voor de wederhelft: de verdediging des vaderlands, zijn, met zeer enkele uitzonderingen, officieren en manschappen geheel ongeschikt. De officieren, brave burgers, knappe kooplieden of jeugdige regtsgeleerden, zouden uit een militair oogpunt eerst dan iets beduiden, als 't „kleêren maken den man» letterlijk waar ware. En indien er eenige zamenhang, eenige discipline onder den troep bestoud; indien goede wil die bier en daar nog wel eens ontbreekt gebrek aan oefening kon aanvullen, dan eerst zoude de schutterij in oorlogstijd tot iets kunnen dienen. De dagen toch zijn onherroepelijk voorbij, toen de strijdende partijen na het uitbreken van den oorlog nog weken, ja maanden tijd hadden tot oefening harer troepen thans geldt in tegendeel de regel, dat troepen, die niet beschikbaar zijn bij 't uitbreken van den krijg hoogstens binnen acht of tien dagen, van geenerlei waarde zijn bij het berekenen van het defensief vermogen van ons land. Eenige van de in 't oog vallende gebreken onzer schut terijen zullen wel nimmer zijn weg te nemen. Ze zijn inhérent aan het karakter van plaatselijke wapenmagt, dat de grondwet hun toekent. Vandaar, dat een man als de generaal Knoop zie voorloopig verslag comm. van Rapporteurs, nota van den gen. K. die het militair belang op den voorgrond zet, zoodanig omspringt met den geest en de letter der grondwet, dat, jeugdige juristen mogen dan slechte schutterij-officieren zijn, deze bejaarde en verdienstelijke infanterie-officier daarentegen den naam van een bijzonder slecht jurist te zijn door zijne nota eerlijk heeft verdiend. Het organisatieplan van den generaal Knoop moet, als bepaald ongrondwettig, buiten aanmerking blijven. Zijn echter de schutterijen plaatselijke wapenmagten, dan zal die vreemde verhouding tusschen officieren en man schappen, die thans in kleinere plaatsen vooral, bestaat, wel nooit zijn weg te nemen. Eene familiariteit, die niet dan natuurlijk is bij het feit, dat officieren en manschappen als zoodanig gemiddeld slechts twee of drie uur in de maand tegenover elkander staan en de rest van den tijd als burgers op gelijken voet verkeeren, soms in de maat schappij juist den omgekeerden rang bekleedende, dan in het legertje van één uur, maakt alle ernstige discipline illusoir. De weinige ernst, waarmede de taak door officiereu en manschappen wordt opgenomen, is mede een gevolg van de grondwettige bepaling. Eene plaatselijke wapenmagt, is in negen en negentig van de honderd gevallen eene wapenmagt van te onbeduidende sterkte om zich behoorlijk te oefenen; buitendien ontbreekt terrein om te schieten, zoowel als voor manoeuvres op eenigzins voldoenden schaal; in den troep zijn te weinig oud-gedienden van het leger, bekwame instructeurs ontbreken en het onvermijdelijke muziekkorps maakt eene zoodanige bres in de voor de schutterij bestemde gemeentelijke finantiën, dat de ernstigste wil om te verbeteren afstuit op het ontmoedigende: geen geldNoch voor instructeurs, noch voor schietbanen, noch voor.... in een woord, alles wat gij wilt. En zoo vergenoegt zich de plaatselijke schutterij haast noodzakelijk met een minimum, d. i. marcheren, zoodat het voorste deel van den troep niet al te erg door elkaar loopt en het geweer presenteren en schouderen zonder het te laten vallen. Wij vreezen, dat onze grondwettig ingerigte schutterijen, met uitzondering misschien van die te Amsterdam, Rotter dam en den Haag, wel nimmer tegen den vijand bruik baar zullen zijnanders dan in vestingen en dan nog alleen in vereeniging met linie-troepen en stellig door officieren van het leger gecommandeerd. De beste elementen, de jongste, de krachtigste en meest vaderlands lievende schutters mogen in tijden van gevaar als vrij willigers intreden bij het leger en zich daar eerder thuis gevoelen, omdat zij toch altijd iets van de „krijgskunst hebben geleerd, maar de schutterij als zoodanig zal het wel nooit verder brengen, dan„brandpiket en serenade.» Het hier gezegde heeft meer bepaald betrekking tot de infanterie-schutterijdoch ook op de artillerie-schutterij is het aangevoerde in vele opzigten van toepassing, 't Is waar, deze verheugt zich in het bezit van kundige instructeurs van 't wapen der artillerie bij het leger en van een muziek korps is bij dit deel der schutterij geen sprake; maar deze onmogelijkheid om, in den geringen oefeningstijd, van de schutters iets meer te maken dan handlangers der artilleristen zal wel niet worden ontkend. Het is eene zeer juiste opmerking van de Arnhemsche Courant, dat al de voorstellen tot verbetering van onze schutterijen, in den laatsten tijd gedaan, eigenlijk hierop neêr komen, dat men den naam „schutter» behoudt om toch inderdaad een „soldaat» van den dienstpligtige te maken. Voorstellen tot vereeniging van schutterijen uit verschillende kleinere gemeenten tot een corps, voorstellen tot jaarlijksche vereeniging der schutterijen in een kamp, voorstellen, zooals van den generaal Knoop, om de ont slagene miliciens onder den naam van schutters nog vijf jaar in dienst te houden bij het regiment, waarbij zij hebben gediend, alle deze plannen miskennen den grondwettigen aard onzer schutterij. Wij voor ons deelen geheel het gevoelen van de Arnh. Courant, als ze voorstelt de zaken te noemen bij haren waren naam, en in eene verzwariug der militicdienst of wel in eene algemeene weerpligtigheid die verdediging te zoeken, die de schutterijen ons niet kunnen geven. In de algemeene weerpligt ligt onze toekomst. Een stelsel, reeds in beginsel door de grondwet gehuldigd „het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den staatblijft een der eerste pligten van alle ingezetenen;» een stelsel, dat, verbonden met hetgeen in Pruissen geschiedt, de localisering der militie, en daarmede van elke afdeeling des legers, volstrekt niet onuitvoerbaar acht en geenszins op de natie te zware lasten liggen zal, mits maar de verpligting om te dienen zoo gemak kelijk mogelijk worde gemaakt, door den dienstpligtige de keuze te laten, waar, wanneer en bij welk wapen hij wil dienen, door op Zwitsersche wijze reeds op alle scholen, de oefening in den wapenhandel verpligtend te maken, door ook voor den burger-militair, die bewijzen geeft van voldoende bekwaamheid, den toegang tot den officiersrang te verleenen, door eene oordeelkundige ver binding in één woord, van het Zwitsersche en Pruissische stelsel in den geest, als dat door Rüstow o. a. is aan gegeven. Deskundigen moeten beslissen wat noodig is voor de verdediging. Wij wenschen niets meer dan het strikt noodzakelijke. Maar dat dan ook bestaande uit serieuse manschappen, aangevoerd door serieuse officieren, en geene veranderingen in eene schutterij wet, die, zal de wet grondwettig blijven, slechts „papieren" soldaten schept. HELDER en NIEUWEDIEP, 24 Mei. Gelijk wij in een vorig nommer mededeelden, wordt de regering in Spanje, hoe lang er nu ook mede gewacht is, telkens meer gedrongen tot het doen eener keuze van een Koning. Niet eenstemmig denken de leden van het Kabinet i over die keuze en over de wijze hoe die te doen plaats hebben. Prim, die men al eens verdacht, als zoude hij gezind zijn zich met het vorstelijk purper te wiilen tooijen, heeft nu onlangs onbewimpeld verklaard, dat hij ongezind is om in den rij der candidaten plaats te nemen. Topete ijvert nog steeds voor de keuze van den Hertog de Mont- pensier en vindt steun bij de hoogere en de gegoede burgerklasse. De volksklasse is echter met 's fiertogs keuze weinig ingenomen. De maarschalk Espartero heeft van de candidatuur afgezien met het oog op zijn hoogen ouderdom. Sedert verscheidene jaren heeft hij zich reeds van het staatstooneel teruggetrokken. Ook heeft hij reden gevonden om zich niet te doen verkiezen, omdat hij geene nakomelingschap heeft en men dus spoedig weder in de ongelegenheid zoude komen van naar eenen Koning te moeten uitzien. In dezen nood en bij de dringende nood zakelijkheid om den tegenwoordigen voorloopigen toestand ten spoedigste door een definitiven te doen vervangen, heeft, naar men uit Madrid verzekert, de ministerraad besloten, om, indien men eerlang niet gereed komt met de keuze van een candidaat, de koninklijke waardigheid aan den Regent Serrano op te dragen. In vroeger tijd zijn er wel eens langdurige en hevige oorlogen gevoerd om het bezit van een troon, thans is er nagenoeg niemand te vinden, gezind om een vacanten troon te beklimmen. De omstandigheden zijn sedert de vroegere erfopvolgingsoorlogen al vrij wat veranderd en het is er voor de potentaten niet beter op geworden. Althans'het blijkt, dat zulke bedieningen lang niet meer zoo in trek zijn als vroeger, niet eens meer zoo als de gewone postjes der alledaagsche raenschen. Voor een paar vacante burgerlijke betrekkingen van 800 's jaars zijn niet minder dan 108 sollicitanten! Volgens eene der laatste berigten uit Parijs, heeft generaal Prim er bij de meerderheid in de Cortes reeds op aangedrongen, dat de koninklijke waardigheid aan Serrano zal worden opgedragen. Ook wordt van daar berigt, dat er eene bijeenkomst heeft plaats gehad tusschen den Regent Serrano, den Hertog de Moutpensier en diens oudsteu zoon. Nog wordt er medegedeeld, dat vanwege eenige leden der vertegenwoordiging het voorstel zal worden gedaan om de beide takken der Bourbons uit te sluiten van den troon. Noemt men de eeuw, waarin wij leven, niet ten onregte, in vergelijking met vroegere tijden, een eeuw van beschaving en verlichting, niet het minst doet zij zich kennen door een streven der verschillende volken tot uitbreiding van het onderling verkeer en tot opsporing van nieuwe bronnen der welvaart. Inzonderheid onderscheiden zich de Ameri kanen, de Engelschen, de Russen en de Franschen door het ontginnen van woeste streken in Azië en Australië. De reisjournalen der in den Kaukasus rondzwervende Russen wijzen op groote rijkdommen, die daar in die streken slechts op ontginning wachten. Niet minder is zulks ook het geval in Perzië en Indië. Uit Canton berigt men, dat de expeditie der Chinezen naar Californië met den dag toeneemt. Queensland, in Australië, eene nog maar voor enkele jaren gestichte kolonie, is in korten tijd tot eene groote mate van bloei gekomen. De uitvoer bedraagt reeds een zeer aanzienlijke som, de bevolking neemt toe en de kolonie gaat met rassche schreden in welvaart vooruit. Sedert dat Columbus in 1492 Amerika ontdekte, is de menschheid in het leeren kennen en gebruiken van de haar tot woonplaats geschonken aardbol aanmerkelijk ge vorderd. Vroeger ongekende en onherbergzame streken zijn thans benijdbare oorden, waar welvaart en vrijheid wonen. Zou Nederland ook niet eens eindelijk ontwaken, en, in navolging van andere meer ondernemende volken, er naar streven om te woekeren met den rijkdom van den grond in de koloniën, die haar in eigendom toebehooren? Een buitenlandsch blad verhaalt, dat op Celebes, een dei- schiereilanden, met name de Menahasse, tot de schoonste landen der wereld behoort. Slechts 550 Europeanen wonen hier. Zou men van zoo schoone en vruchtbare streken niet meer partij kunnen trekken, ten voordeele van het moederland en zijne bewoners Zeker zijn er zulke streken meer in onze Oost-Indische bezittingen en ongetwijfeld zoude eene emigratie derwaarts de beste resultaten kunnen opleveren voor den bloei van gewesten, die nog lang niet genoeg gekend en gewaardeerd worden. De krachtige ontwikkeling, die in dezen tijd bij andere volken valt op te merken, is onzes inziens wèl geschikt om toch eindelijk de oogen van onze volksvertegenwoordigers te openen voor hetgeen er zou kunnen gedaan wórden, om van onze rijke koloniën die voordeden te trekken, die er bij andere maat regelen wèl van te wachten zonden zijn. Portugal heeft in de jongste dagen eene revolutie beleefd. De maarschalk Saldanha heeft zijnen Koning met de wapens in de vuist gedwongen tot liet besluit om het ministerie Soulé te ontslaan en een ander bewind te benoemen, waar van dan eerstgenoemde president zal zijn. Terwijl in Nederland de doodstraf is afgeschaft is zjj in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1