1870. N°. 64. Zondag 29 Mei. 28 Jaargang. Uitgever Bnreau: A. A. BAKKER Cz. BINNENLAND. Zaak van dr. F. S. Elders. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT, ,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. hoimementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. MOLENPLEIN, N°. 163. Prija der AdvertentiëaVan 11 regels CO cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Dingsiag den 31 dezer vertrekt, per laatsten trein van den Helder, de West-Indische mail over Southampton. Per laatsten trein van den Helder vertrekt Woensdag den 1 Junij over Trlëst en Donderdag den 3 Junij over Harseille de Mail naar Oost-Indië, China en Japan. HELDER en NIEUWEDIEP, 28 Mei. Berigten uit Madrid doen doorschemeren, dat de Regent Serrano verreweg de meeste kans heeft om tot Koning te worden gekozen. Hij schijnt op 't oogenblik de meest gewenschte kandidaat der meerderheid te zijn. De om- Jl. Dingsdag diende voor het Prov. Geregtshof van Noordholland de zaak van den heer Felix Septimus Elders, med. doctor en practi- serend geneesheer te Haarlem. Volgens de acte van beschuldiging zou hij op 17 Febr. jl. een certificaat hebben afgegeven, in den vorm bedoeld bij art. 12 der wet van 29 Mei 1841, houdende bepalingen omtrent de gestichten voor krankzinnigen en de wijze hunner opneming in en ontslag uit die gestichten, bij welk certificaat hij valschelijk zou hebben verklaard, dat de heer mr. S. G.' Wiersma te Haarlem, in een toestand van krankzinnigheid verkeerde, die zijne voorloopige op neming in het krankzinnigengesticht Meerenberg bij Bloemendaal noodzakelijk maakte. Hij zou dat (volgens gemelde acte) hebben gedaan, omdat gemelde heer hem had verboden verdere bezoeken bij zijne echtgenoot af te leggen en wel om door de verwijdering des heeren Wiersma een ongeoorloofde betrekking met diens vrouw te kunnen onderhouden. Hij zou dat verder hebben gedaan, ofschoon hij over gemelden heer niet had gepractiseerd en zijn gezondheidstoestand niet kon beoordeelen, omdat hij hem in den laatsten tijd niet had ontmoet. Gemelde heer Wiersma zou, ofschoon hij vroeger eens in gemeld gesticht was verpleegd, op het oogenblik van het afgeven van het certificaat, volstrekt niet in bovengemelden toestand hebben verkeerd, gelijk dat ook nu niet het geval is, en verder in geen geval eenige vrees voor persoonlijke ongelukken hebben ingeboezemd. Dr. Elders zou dat certificaat, op verzoek van mevrouw Wiersma, aau den procureur mr. H. Gerlings te Haarlem hebben overgegeven, ten einde op een mede op zijne aanwijzing door dien procureur in te dienen request de onmiddelijke plaatsing van den heer Wiersma in het genoemde gesticht van de arrond.-regtbank te Haarlem te verwerven. Hij zou, den op gemelden 17 Februarij volgenden dag, zich bij den substituut-officier van justitie aldaar hebben vervoegd, ten einde op spoedige behandeling der zaak aan te dringen, onder bedreiging van zich anders onverwijld deswege tot den Min. van Justitie te wenden. Nadat de beschuldigde ter audiëntie was binnengeleid en de gebruikelijke vragen betreffende ouderdom, woonplaats, enz. door hem waren beantwoord, werd een aanvang gemaakt met de voor- I lezing der acte van beschuldiging. De beschuldigde, een man in de kracht des levens, vertoont gedurende de zitting een kalm gelaat, slechts nu en dan geeft hij door teekenen zijne toestemming of afkeuring te kennen over hetgeen in de acte van beschuldiging vermeld staat. Vooral bij het voorlezen van de passages, waarin de ongeoorloofde verhouding tusschen hem en) mevrouw Wiersma vermeld staat, bespeurt men duidelijk blijken van afkeuring en ontkenning op het gelaat van den besch., terwijl hij bij de mededeeling van den zachten omgang van den heer Wiersma met zijne vrouw een glimlach niet schijnt te kunnen bedwingen. Er waren door bet O. M. 26 getuigen opgeroepen; bovendien waren 11 getuigen a décharge gedagvaard. Onder de eersten noemen wij onder anderen behalve den heer S. G. Wiersma, nog den president, officier en subst.-officier tan Justitie te Haarlem, dr. Everts, directeur van het Krankzinnigengesticht te Meerenberg, de medicinae doctoren van der Willigen en van Reysen, beide te Haarlem, onder de laatsten noemen wij in de eerste plaats (le echtgenoote van den heer Wiersma en verder J. F. F. van der Litz, professor aan het Krankzinnigengesticht te Utrecht, dr. Huët J te Amsterdam en dr. J. H. Ramaer, oud-directeur in het Krank zinnigengesticht te Delft. Nopens de verklaringen van den beschuldigde, leest men in het Nieuws van den Dag: „De beschuldigde erkent het certificaat te hebben geschreven en geteekend, waarbij hij als medicus verklaart, dat, „om ongelukken te voorkomen," de plaatsing in het krankzinnigen-gesticht nood zakelijk was; hij ontkent echter den procureur Gerlings, wien was opgedragen het request in te dienen, tot spoed te hebben aangezet, hetgeen veeleer door mevr. W. geschied is; wel heeft beschuldigde met den substituut-officier te Haarlem de quaestie besproken, in hoeverre de officier mag dralen met het nemen van zijn requisitoir, wanneer de medicus in het certificaat op spoed heeft aangedrongen. De beschuldigde zegt verder, dat zijn verklaring gedeeltelijk gegrond was op hetgeen hij van de echtgenoot en dienstboden gehoord had, hetgeen in dergelijke gevallen wel steeds noodzakelijk zal zijn, evenals bij ziekten van kinderen, doeh dat beschuldigde zelf gedurende geruimen tijd den heer W. had gadegeslagen en uit verschillende omstandigheden voorzag, dat een „mauia furibunda" (aanval van woestheid) iederen dag te verwachten was. De verklaring vond verder steun in tallooze omstandigheden, die de beschuldigde mededeelt, en waarbij hij vooral wijst op de standigheid dat Serrano een geboren Spanjaard is, is sterk in zijn voordeel boven den Hertog de Montpensier, die als vreemdeling gewantrouwd wordt. Men vreest dat, beklom de laatstgenoemde kandidaat den troon, er onverwijld een nieuwe opstand zou uitbarsten. Een hoogst gewigtig besluit is in de jongste dagen door de Spaansche Cortes genomen; namelijk de invoering van het burgerlijk huwelijk. Dat is een stap en een goede stap ook, voorwaarts op den weg van het liberalisme. Het schijnt, dat graaf Potocki, eerste minister in een deel der Oostenrijksche erflanden, er niet in slagen zal om de verschillende volken met zijne verzoenings-politiek te verzoenen. Het blijkt, dat de Keizer geen gelukkige keuze heeft gedaan toen hij die hoogst gewigtige taak, om de partijen tot eenstemmigheid te brengen, aan Potocki opdroeg. Het gezag is zelfs niet in staat om de openbaring van hoogmoedige ideeën, die hem steeds eigen wsrenzoo zoude hij zich v. Velsen Wiersma noemen, hoewel geenszins tot de familie v. Yelsen behoorende. Onze ruimte laat niet toe het zeer belangrijke verhoor van den beschuldigde nader uiteen te zetten; alleen zij hier nog opgemerkt dat aan het einde gekomen, de beschuldigde de bepaalde verklaring aflegde, dat nooit eenige bijoogmerken hem tot afgifte van het certificaat hadden gebragt." Omtrent de getuigenis van den heer mr. C. Wiersma, uit Leeuwarden, leest men in het Handelsb'ad „De eerste getuige verklaarde, dat bij zijn zoon van tijd tot tijd te Haarlem had bezocht en in den laatsten tijd geen reden had hem voor krankzinnig te houden. Wel wist hij, dat. zijn zoon lang sliep, doch schreef diens minder aangenamen toestand toe aan de omstandigheid, dat het leven hem in huis onaangenaam gemaakt Werd. Wat de verstandhouding tusschen mevr. W. en den besch. betreft, had hij slechts vermoedens. Hij had den besch. slechts zelden ontmoet en dan maar weinige woorden met hem gewisseld, maar het was hem opgevallen, dat hij den beschuldigde zoo dikwijls in het huis van zijn schoondochter aantrof, zonder dat er iemand ongesteld wasdaar mevr. W. zich 'had verwijderd, had hij hem, meer om iets te zeggen dan omdat hij het ernstig meende, gevraagd hoe dr. E. over zijn zoon dacht. De beschuldigde had toen geant woord, dat er geen verschijnselen waren van krankzinnigheid, maar dat de heer W. Jr. leed aan „hoogmoed," met een bijvoeging, welke hem getuige zeer onaangenaam had getroffen. Getuige had eenigen tijd geleden een brief ontvangen, waarin hem werd mede gedeeld, dat zijn zoon voor f 3000 aan boeken zou hebben gekocht en waarom hij gemeend had, dat het welligt wenschelijk zou zijn hem onder curatele te stellen. Bij onderzoek echter bleek, dat het slechts f 30 bedragen bad. Na het begin der vervolging tegen den besch. had hij herhaaldelijk zijn schoondochter aangeraden naar Friesland bij hem te komen, doeh deze had steeds geweigerd, zonder geldige reden, naar hij meende." Het Hbl. vervolgt daarop zijn verslag „Na. de pauze werd als tweede get. gehoord mr. S. G. Wiersma, zich noepnende „van Velsen Wiersma." Hij verklaarde, dat in het eerst de bezoeken van den besch. geen achterdocht bij hem hadden verwekt, daar hij zijn vrouw vertrouwde. Laten had hij echter die bezoeken stuitend gevonden, daar zij steeds plaats hadden in den voormiddag, als hij zelf nog te bed lag, omdat hij des nachts niet slapen kon. Ook wandelde dikwijls mevr. W. des avonds en kwam dan laat thuis. Zijn verhouding tot haar was sedert dien tijd koeler dan te voren geworden, en hij wilde haar het uitgaan des avonds beletten en vermaande haar van tijd tot tijd. Eens was mevr. W. waarschijnlijk uit het raam geklommen om uit te kunnen gaan, daar het huis gesloten was. Hij liet toen het huis bewaken door Clemens Slurink in den avond van 16 Februarij, en daardoor den besch. beletten in huis te komen. Deze wandelde tot middernacht voor liet huis, eu zond den volgenden ochtend een briefje aan den getuige, waarin hij zich beklaagde over de hem aangedane beleediging. De getuige antwoordde daarop met het verzoek, dat de besch. zich noch met mevr. W., noch met iemand in getuige's huis zou inlaten. Den besch. zeiven had hij sedert ruim een jaar niet gesproken en hem nooit als geneesheer gebruikt; getuige beschouwde zijne vrouw als zenuwachtig eu krank van zinnen en achtte het wenschelijk dat zij in Meerenberg, als een „maison de santé" werd verpleegd. Hem was het niet bekend, dat zijn vrouw, gelijk de besch. had opgegeven, wel eens teekende en de teekenkunst met den besch. beoefende. De besch. merkt op, dat hij de getuigenis van den heer W. niet als waar kan aannemen, en dat hij over hem had gepractiseerd, omdat de familie, namelijk mevr. W. en anderen, hem daarover hadden gesproken." Aangaande het verhoor van Cornelia Nieuwenhuis, vroeger dienst bode bij den heer en mevr. Wiersma, vinden wij het volgende vermeldZij heeft verklaart, dat aanvankelijk hare meesteres in liefde leefde met haar man, doch dat sedert de komst van den beschuldigde in hare woning die verhouding zeer afgekoeld is. Dat op aanmerking der getuige mevrouw geantwoord had: „men kan geen twee liefhebben;" dat, als de heer Wiersma opstond (betgeen gemeenlijk ten 12 ure plaats had) de beschuldigde zijn morgenbezoek ten einde bragt, dat zij mede ging toeren met mevrouw W., haar kind en den beschuldigde en dat er steeds eene betrekking bestond tusschen beiden als tusschen twee geliefdendat zij eenmaal in de kamer binnenkwam en dat beiden zeer ontsteld waren, toen zij binnentrad. Anna de Roos, dienstbode bij den heer en mevr. Wiersma, ver klaart o. a., dat de heer Wiersma dikwijls vreeselijk opgewonden en driftig was, doch niemand kwaad deed; zij beschouwde hem het misnoegen door straattumulten in voortgang te stuiten. Op onderscheidene plaatsen hebben van tijd tot tijd demon- stratiën plaats, die wel eens van onrustbarenden aard zijn te achten. Zoo heeft men te Agram het ruiterstandbeeld van den Croatischen hanus Jellachich met tropheën versierd, waarbij het onder de onafzienbare schare niet ontbrak aan Slavonische oproerkreten. Verscheidene arrestatiën zijn er gedaan en de gewapende magt heeft met de bajonet de oproerlingen uiteen gejaagd. In eenige provinciën heeft men versterking van het leger moeten aanvragen, ten einde de orde te kunnen blijven handhaven. Sommigen schrijven aan den minister Potocki het voornemen toe om 2 nieuwe koningrijken te stichten: Gallicië en Bohemen. Of hij daardoor de wenschen van de bewoners dier erflanden vol komen bevredigen zou, wordt door velen betwijfeld. Men zal zich herinneren, dat ten vorigen jare de Onder- geenszins als krankzinnig. De heer Wiersma heeft mevrouw dikwijls bevolen om op hare kamer te blijven, ja haar zelfs eens feitelijk verhinderd uit te gaan. De getuige verklaart verder, dat de heer Wiersma in 1867 na zijn terugkeer uit Meerenberg veel zilverwerk gekpcht heeft, dat mevrouw later heeft afbesteld; ook dat mevrouw gedwongen werd des zomers tegen den avond met een wintermantel uit te gaan bij mevrouw's ziekte liet mijnheer er zich niet aan gelegen liggen; menschen wilde mijnheer Wiersma niet ontvangen; in de keuken kon getuige mijnheer W. hooren schaterlagchénde heer W. ver schoonde zich in 9 maanden niet Getuige verklaarde verder, dat de deur der kamer, waarin mevrouw met den beschuldigde zat, nu eens open, dan eens digt was. Zij klopte altijd aan, als zij binnen moest komen, ofschoon mevrouw dat nooit bevolen had. Eens had zij mevrouw op den schoot van dr. Elders zien zitten. Clemens Slurink, slagter te Haarlem, vrijer van Cornelia Nieu wenhuis, verklaarde meermalen 's avonds den doctor bij het huis van defi heer Wiersma te hebben gezien; ook op den avond van 16 Febr., toen de heer W. het uitgaan zijner vrouw bemerkte en het belette; dat de doctor zich later beklaagde aan getuige oyer het gedrag van den heer W. en tot getuige zeide: „Hij is gek, doch het kost mij maar twee regels en dan zit hij op Meerenbergdat hij op 17 Febr. een gesprek tusschen mevrouw en den doctor ge hoord heeft, waarbij deze laatste zeide„van avond is hij (W.) op Meerenberg", hetgeen mevrouw W. deed vragen: „is bij van avond weg?" waarop de doctor antwoordde: „ik zal wel zorgen, dat bij van avond weg komt"dat zij dienzelfden avond met een rijtuig naar de stad zijn gereden. De beschuldigde verklaart, dat mevrouw W. dien avond gevraagd heeft: „komt er nu niet haast een einde aan?" en dat hij toen gezegd heeft: „zoo spoedig de dispositie van den president der regtbank komt, misschien van avond nog." Getuige blijft persisteren, en door den heer van Meerbeke wordt opgemerkt, dat eerst na dien avond door den doctor het rekest was ingeleverd. J. van Zonneveld, wonende naast bet huis van den heer Wiersma en G. van den Berg, kasteleins te Haarlem, verklaren, dat de doctor meermalen in die buurt kwam, dat bij daar vele patiënten bad. Getuige van den Berg zegt, dat mevrouw W. met den doctor dikwijls zamen 's avonds gearmd wandelden. Op den avond van 17 Febr. beeft hij getuige gesproken, die hem toen zeide: „Het is weer mis, hij zal nu wel naar Meerenberg moeten, nu begint hij met feitelijkheden, hij sluit mevrouw en zijn kind op." De getuige daarna: „Nu, dat gaat nog zoo gemakkelijk niet." De doctor: „Dat kost maar twee woorden." De getuige: „Zelfs met geen 200 woorden." Van den Berg meende daarmede, dat Wiersma niet krankzinnig was. H. Molenkamp, knecht bij van den Berg, verklaart gezien te hebben, dat de doctor aan mevrouw W. onder het wandelen een kus gaf. 8 Maart wilde jhr. Salvador, dat getuige hem aandiende bij den heer Wiersma; de heer W. wilde hem echter niet ontvangen, waarop de heer S. aan het hek is blijven staan en mevr. W. uit het wetboek voorgelezen heeft over onregtmatige gevangenzetting, en haar zijn hulp en bijstand heeft toegezegd. J. Veen, stalknecht bij van den Berg, verklaart gehoord te hebben, toen zijn baas sprak met den doctor op den avond van 17 Febr., dat deze laatste zeide: „het behoeft me maar twee regels te kosten of hij zit op Meerenberg", waarop hij, getuige, binnens monds gezegd heeft: „Dan zou het jou schuld zijn." Hij verklaarde overigens, evenals Molenkamp, te hebben gezien, dat doctor E. en mevrouw W. dikwijls wandelden. Onder de volgende getuigen kwam o. a. voor de heer Haakman, subst.-officier van Justitie te Haarlem, die o. a. eene uitvoerige verklaring gaf van de door den beer Salvador beweerde sequestratie van mevrouw Wiersma en omtrent het rumoer, hetwelk daarover door gemelden heer op het parket en tot zelfs op en bij het buiten van den heer Wiersma was gemaakt, waar de heer Salvador na de vroeger reeds vermelde scène tusschen de uit het raam liggende mevrouw W. en hem, een tafel had laten aanrigten, met den zaak waarnemer Laurens en zijn bediende vauLoenen had zitten déjeuneren, terwijl een aantal papieren op de tafel lagen en deze door een nieuwsgierig publiek was omringd; hetwelk hij nu en dan op eenige artikelen uit het wetboek onthaalde. In de zitting van het hof van gisteren is o. a. voorgelezen een brief van jhr. Salvador aan mr. Wiersma, waarvan de lectuur nu en dan zulk eene hilariteit teweeg bragt, dat de griffier soms zelfs moeite bad met lezen voort te gaan. De beschuldigde verklaarde, dat al hetgeen jhr. Salvador in deze gedaan heeft, geschied is buiten zyn toedoen en zonder zijne goedkeuring.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1