1870. N°. 68. 28 Jaargang. Woensdag 8 Junij. Uitgever A. A. BAKKÉR PROVINCIAAL BLAD. NOORD HOLLAND. 1870. fN° 1 Besluit van den 25sten Mei 1870, V n°. 26, betreffende den herijk der maten, LATUDE, HELDERSCHE JVIEVWEDEEPER COURANT, „Wij huldigen het goede." Ua Versohijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zatubdag namiddag. bonneinentsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. '02, j Prijs dér AdvértentiënVan 1—4 regeli 00 éeni, i elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten w.orden naar plaatsruimte berekend Per laatsten trein van den Helder vertrekt Woensdag den 8 Junij over Harseille de mail naar Oost-Indië, China en Japan. VAN gewigten ejn weegwerktuigen. de geschiedenis eener 35jarige gevangenschap. In het laatst der vorige eeuw werd in een geschrift de levens geschiedenis medegedeeld van den man, wiens naam wij aan het hoofd dezer regelen, plaatsen. Met groote belangstelling werd die beschrijving begrpet, en geen wonder: 't verhaal der jammeren, door dien man uitgestaan, gedurende de reeks van jaren, die hij in eene ellendige gevangenschap doorbragt, vervult den lezer met innige deelneming. De belangwekkende tafereelen, die ih 's mans levensgeschiedenis Voorkomen, hebben aanleiding gegeven, dat eenigen daarvan voor het todneel bewéfkt en herhaaldelijk met grooten bijval zijn opgevoerd. Ook hier ter plaatse werd voor een paar jaren het tooneelstuk „Latude," door den heer J. W. v. d. Haar voor rederijkers bewerkt, ten tooneele gebragt en daardoor zijn dan ook enkele 4er voornaamste gebeurtenissenuit het veelbewogen leven van den beroemden staatsgevangene meer algemeen bekend geworden. Dit vermindert echter niet4e waarde van eene historische beschrijving, die wij zullen trachten te zamente.brengen, teneinde die in eenige achtereenvolgende nommers dezer Courant kunnen worden opgenomen. Wij twijfelen niet of deze beschrijving van een persoon, zoo belangrijk door zijne rampen en ontberingen, zal door het publiek wel met diezelfde belangstelling worden ontvangen, als waarmede steller dezes vervuld was bjj 't samenstellen der navolgende regelen. Henry Masers de Latude werd den 23sten Maart 1725 op het kasteel te Craiseih, nab(j Montagnac, in Languedoc, geboren, üyn vadèr, markies de Latude, was ridder van de koninklijke en krijgs- orde van St. Louis, luitenant-kolonel van het regiment dragonders van Orleans en luiteuapt des Kouings. Opgevoed als een edelman van die dagen, was de jonge Latude bestemd om zijn vaderland en zjjnen Koning te dienen. Hij beloonde al vroeg grooten lust voor de beoefening der wiskunde, en ontving van zijnen vader den raad om het wapen der genie voor zich te kiezen. Hij had den ouderdom van 22 jaren bereikt, toen hij door zijn vader werd aan bevolen aan den heer Dumai, een goeden vriend, die in dien tijd opperbevelhebber der ingenieurs te Bergen-op-Zoom was. Deze nam den jongen Latude als surnumerair aau en deed hem de uniform aantrekken. Juist toen hij echter gereed stond om in werkelijke dienst op te treden, kwam in zijne garnizoensplaats de tijding aan, dat de vrede van Aken (1748) .gesloten was. Van dat oogenblik' af begaf Latude zich, mede op raad zijns vaders, naar Darijs, ten einde aldaar, gedurende den tijd van rust, hem vergund, zijne wiskundige studiën voort te zetten. Nog jong en vol levens lust, werd hij bestendig geprikkeld door het verlangen naar roem en fortuin in de wereld. Hij wilde een groote rol spelen op het schouwtooneel der wereld en niets kwam hem te moeijelijk voor om naar dat doel te streven. Bedenkende echter, dat men, om tot hoogen staat te geraken, begunstigers noodig heeft, en wel begun stigers, die zelve tot de hoogstgeplaatste personen behooren, streefde hij, slechts door zijn vurige verbeelding geleid, onophoudelijk naar kennismaking met hen, die magt en aanzien genoten en hem in zijne pogingen om beroemd te worden konden steunen. In die dagen had de markiezin de Pompadour den grootsten invloed op de regering in Frankrijk. Zij was blootgesteld aan den algemeenen haat des volks, en door hare intrigues, door hare onmetelijke wraakzucht, had zij zelve veroorzaakt, dat haar naam niet dan met afschuw werd genoemd door het volk, dat haar verachtte. Het was in de maand April van het jaar 1749 dat Latude zich op de Tuileriën bevond, waar hij een paar lieden aantrof, die zich met hevige verontwaardiging uitlieten over de markiezin. Terwijl zich beide mannen heftige woorden over die vrouw veroorloofden, vormde zich in de gedachten van den jeugdigen Latude een ontwerp tot bevordering van zijn geluk. Dat ontwerp moest, naar zijn oordeel, onfeilbaar tot het gewensehte doel leiden. De markiezin te onderrigten van de ongunstige uitspraak der publieke opinie over haar dit was overbodig, daar zij zelve wel wist hoe laag zij bij het publiek stond aangeschreven. Maar indieD hij verder ging, en door zijn ijver in haar belang hare dankbaarheid en zijne eigene bevordering kon verwerven, dan zou hij zeker slagen. Hij zond haar een brief, sloot daarin een onschadelijk poeder, zond dien aan de Gedeputeerde Staten der Provincie NOORD HOLLAND, Gelet op art. 15 der wet van 7 April 1869 (Staatsblad n°. 57), op het Koninklijk besluit van den 9den Januarij 1870, n°. 5, en op een brief van den Minister van Binnen- landsche Zaken, houdende mededeeling dat bij Koninklijk besluit van 7 dezer, n°. 16, de termijn voor den herijk der maten, gewigten en weegwerktuigen voor dit jaar is verlengd tot 1°. Ootober e. k.; Hebben goedgevonden: I. te bepalen dat de herijk in de hierna te vermelden gemeenten zal plaats hebben als volgt: in de gemeente Bussum op 25 Julij van. des middags 12 tot des nam. 6 ure; in de gemeente Naarden op 26, 27 en 28 Julij, van des voorm. 9 tot des nam. 3 ure; in de gemeente Buizen op 29 en 30 Julij van des voorm. 9 tot des nam. 3 ure; in de gemeente Bloemendaal (mede voor de ingezetenen van Zandvoort, welke gemeente met Bloemendaal voor den markiezin, ging daarna zelve tot haar en verhaalde haar wat hij op de Tuileriën had gehoord. Hij verzekerde, dat die mannen zich de eer' betwistten om madame de Pompadour uit den weg te ruimen; deelde mede, dat hij ze naar het postkantoor was gevolgd, waar ze een pakje hadden gebragt, hetwelk, naar hun gesprek te oordeelen, een doordringend vergif moest bevatten. De markiezin betuigde al aanstonds haren dank aan Latude en bood hem zelfs een goudbeurs aan. Hij weigerde die aan te nemen, met de opmerking, dat zij, na kennis te hebben genomen van zijn stand en begeerte naar fortuin, hem welligt eene belooning kon doen ten deel vallen, meer overeenkomstig de waarde harer hooge positie en van zijnen rang. De markiezin was, het verwondert ons in zulk' eene vrouw niet, hoogst achterdochtig en wantrouwend; zij ver langde dus, dat Latude haar eenig geschrift van zijn eigene hand zoude geven. Zij gaf voor er op gesteld te zijn, om zijn adres te hebben en te bewaren en beval hem aan hare schrijftafel te gaan zitten en zulks te schrijven. V'ol vreugde over dén goeden afloop zijner onderneming, nam hij plaats en schreef' zijn adres, dat hem (hij bemerkte op dit oogenblik den strik niet, dien hem werd gespannen), als bedrieger zou doen kennen. Immers, de hand die schreef was dezelfde, die dat van 't bewuste pakje had terneêr- gesteld. Voorzeker kau meu de daad, door Latude bedreven, niet dan zeer strafwaardig noemen, al merkt men haar ook aan als een gevolg van jeugdige, onbezonnen drift) naar aardsche grootheid maar toch wordt daardoor niet geregtvaardigd de jarenlange folte ringen, die den man werden aangedaan door de Wraakzucht van 's IConings gunstelinge, gesteund door de ministers van den Staat: De markiezin ontving het pakje, nam proeven met .het. daarin aanwezige poeder op onderscheidene dieren en overtuigde zich, dat het volstrekt geene, kwade uitwerking had. Spoedigviel haar oog op de overeenkomst der beide adressen. De misdaad des jonge- lings, zijn bedrog, merkte zij als eene bloedige beleediging aan en de strengste bevelen ten zijnen opzigle werden door haar'gegeven. Op den lsten Mei van genoemd jaar begaf zich een sergeant van de slads-regering te Pfefrijs, gevolgd door eenige geregtsdienaars naar den held van ons verhaal, om hem in verzekerde bewaring te nemen. Zij kwamen hem storen in zijne zoete droomen van eene gelukkige toekomst, deden hem plaats nemen in een huur koets, en bragten hem naar de Bastille, waar hij des avonds ten acht ure aankwam. In eene benedenzaal dier beruchte staatsgevangenis, ingerigt tot raadkamer, waren alle officieren van het kasteel bijeen, wachtende op de aankomst van den nieuwen gevangene. Daar werd hij gevi siteerd, ontdaan van zijne kleederengeld, kleinodiën en papieren, die hij bij zich had, werden hém ontnomen; hij werd gekleed in een lompenpak, welligt reeds meer dan eens doorweekt met de tranen van andere rampzaligen. De intrede van den gevangene was verder met zijne opschrijving in het register voltooid. In eene kamer van den toren, genaamd den hoek-toren, werd hij vervolgeus opgesloten. Twee dikke deuren gingen achter hem toe en lieten hem aan de eenzaamheid over. Geen woord had hij vernomen over zijne misdaad en over het lot, dat hem te wachten stond. Den dag na zijne gevangenneming kreeg Latude in zijne gevan genis een bezoek van den heer Berryer, luitenant der stads-regering. De openhartigheid, waarmede de gevangene hem zijn daad en de oogmerken, die hij er mede had, mededeelde, schenen den magistraats persoon belang in te boezemen voor deu man, die meer onbezonnen dan slecht was. De'voorspraak van den lieer Berryer bij mevrouw de Pómpadour bragt echter geen gunstige uitkomst te weeg. .De markiezin was onverbiddelijk. Akelig was intussohen het lot en het vooruitzigt van den onge lukkige, die zieh nu het slagtoffer begon te gevoelen eener wraak zuchtige vrouw. Wel was de luitenant Berryer gezind om zooveel te doen als in zijn vermogen Was om het leed van den jeugdigen man te verligten, maar de duisternis der toekomst kon door zijne hulp niet worden verhelderd. Door eene gunstige beschikking van dezen chef der staats-gevangenis, kreeg Latude een anderen onge- lukkigen man tot gezelschap. Deze was genaamd Josepli Abuzaglo, een Israëliet, die te Parijs geheim agent van den koning van Eugeland geweest en als zoodanig ontdekt was, en wien men nu een plaats in de Bastille had aangewezen, 't Was een man niet souder talenten, en zeker zou zijn gezelschap in betere omstandig heden ivoor Latude zeer aangenaam zij u geweest, de ongerust heid over deu toestand, waarin men zich bevond, scheen ongeschikt herijk wordt samengevoegd) op 20 Junij, des voorm. van 912 en des nam. van 14 ure; in de gemeente Beemstede op 21 Junij, des voorm. van 912 en des nam. van 13 ure; in de gemeente Bennebroek op 22 Junij, des voorm. van 912 en des nam. van 13 ure; in de gemeente Baarlemmermeer op 23, 24 en 25 Junij, des voorm, van 912 en des nam. van 14 ure; in de gemeente Zaandam van 18 tot en met 28 Julij op alle werkdagen, des voorm, van 912 en des nam. van van 14 ure; de drie laatste dagen speciaal voor de olie maten, bestemd voor den groothandel in de gemeente Oostzaan op 29 én 30 Julij des voorm. vaü 9—12 en dés nam. van 14 ure; in de gemeente Beider van 20 trot en iiet 29 Junij op alle werkdagen, vari des voorm. 9 tot des nam. 2 en 's nam. van 3)6 ure en op 30 Jilnij alleen des voórm. van 81'2 ure; voor de marine-etablissementen op 1 en 2 Julij; te Cocksdorp (gemeente Texel) op 4 Julij des voorm. van 9^12 ure; voor het genot van gezelligheid en van vriendschap. Abuzaglo was gehuwd en vader van eenige kinderende onmenschelijke wreedheid der regering belette hem om de brieven, die zijne betrekkingen hem toezonden, te ontvangbn. Intüsschen flikkerde voor dezen iflan nog een sttaal van hoop, door zijne bekendheid met een hooggeplaatst persoon, die zonder twijfel bij den koning- om zijne bevrijding; zou vragen. De beide gevangenen beloofden elkander hulp eu wederzijdsche redding, bijaldien een hunner uit de gevangenis mogt worden verlost. Zulke gesprekken en ont boezemingen echter werden in dit kerkerhol afgeluisterd door de handlangers van den cipier; de beide vrienden werden gescheiden. Latude werd haar de gevangenis van Vincennes overgebragt en Abuzaglo, in den waan gebragt dat zijn makker op vrije voeten werd gesteld op 't oogenblik dat hij dé Bastille verliet, beproefde na zijne bévrijdin'g dus geën enkel middèl om het'slagtoffier v&n madame Pompadour's wraakzucht te bevrijden'. De teleurstelling van den ongelukkigen Latude, dien men eerst de vrijheid aangekondigd en toen in een anderen kerker opgesloten had, is niet te beschrijven. Geen wonder, dat er een ziekte op volgde. Wel werd ook nu weder het lijden van den verdrukte iets verzacht door de bemoeijingen van den heer Berryer, maar déze was, ondanks zijn invloed, niet in staat om het hard en wreed bestier in die staatsgevangenis te verzachten, en evenzoonrin o'm de vrees voor levenslange gevangenschap weg te némen. Onze gevangene verloor echter den moed niet, maar, tén allen tijde de hoop levendig houdende op het wederverkrijgen zijner vrijheid, peinsde hij op middelen om zich te eeniger tijd die te verschaffen. In die dagen bevond zieh onder de gevangenen te Vincennes ook een geestelijke, aldaar opgesloten, omdat hij <le gevoelens van Janseuius had omhelsd. Dagelijks wandelde deze man in den tuin der gevangenis eu kreeg hij daar dikwijls bezoek vau eenen abt, die vrijheid had verkregen met den veroordeelde te komen spreken. Daar deze vèrobrdeèlde de taak had op zich genomen om aan de kinderen van beambten in het gevangenhuis onderwijs te geven, geüoot hij eene groote mate van vrijheid en gaf mén op zijne bewegingen al zeer weinig aeht. Het uur der bijeenkomst van de beide geestelijken in den tuin viel bijna zamen met dén tijd, bestemd tot eene wandeling van Latude in een ander deel van den besloten omtrek van het kasteel. Deze- werd steeds door twee bedienden der gevangenis afgehaald en geleidsomtijds wachtte de oudste der bedienden hem op in den tuin, terwijl de jongste de deur zijner gevangenis opende. Deze laatste werd het gedurende eenigen tijd gewoon, dat de gevangene veel sneller naar béneden ging dan hij zelve, en zelfs vooruitging om 'zieh te vervoegèn' bij den anderen bewaker, die zich in den tuin bevond. Deze gewoonte nu nam Latude op zekeren dag 4e baat om zijne bewakers te verschalken en zich het genot der vrjjheid weder te versohaffen. Naauwelijks had de eene bediende de deur der kamer geopend, of Latude vloog de trappen af naar omlaag; daar schoof hij de grendels op de deur, die beneden aan de trappen was, om te beletten, dat de knecht zich bij zijn makker kon voegen, terwijl het ontwerp der bevrijding werd volvoerd. Die bevrijding was echter niet gemakkelijk; vier schildwachten moesten gepasseerd en misleid worden. De eerste dezer gewapende mannen stond aan de deur, door welke men dit deel der gevangenis verliet en die altijd gesloten was. Onze gevangene klopte ferm aan en de schildwacht opende. Nu deed Latude hem op driftige wijze de vraag naar den abt, die gewoonlijk op dit uur in den tuin kwam spreken met dén gevangen geestelijke. lteeds twee uur zoo verzekerde Lattidé wordt op dien abt gewacht, maar men zal hem wel vindenDit zeggendfe, liep Latude met spoed voort, tot bij den tweeden schild wacht, wien hij vroeg, hoe lang het geleden was sedert de abt vertrokken was. Deze wist daar niét van, doch liet den gewaanden zoeker voorbijgaan en zoo ook de derde, die bepaald verzekerde, dat hij geen abt gezien had. „Ik zal hem weldra vinden!" schreeuwde Latude, en ging ijlings verder tot voorbij deu vierden schildwacht, die, zónder te vermoeden, dat hij een gevangene voor zich had, geen beletsel in den weg legde voor Latude's pogingen om den abt te zoeken. De gevangene vloog de voorpoort uit, verwijderde zieh met den grootsten spoed uit de oogen der schild wachten en bevond zieh op vrije voeten. De blijdschap, die zich van den man, in dit uur der vrijheid, meester maakte, is niet te beschrijven. Na negen maanden op het kasteel van Vincennes gevangen gezeten te hebben, was hij gelukkig geslaagd in zijne poging om zichzelve te bevrijden. (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1