1870. N°. 72.
28 Jaargang.
Vrijdag 17 Junij.
Uitgever
Bureau:
A. A. BAKKER
Cz.
LOTING VOOR DE SCHUTTERIJ.
L A T U D E,
BEKENDMAKING.
VAN MATEN, GEWIGTElf EÏ WEEGWERKTUIGEN.
EN
HELDERSCHE
NIEUWEDIEPER COURANT.
,Wij huldigen het goede.'1
Verscliijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Ronnementsprijs per kwartaalf 1.30.
franco per post - 1.65.
MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertenticn: Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Per laatsten trein van den Helder vertrekt
Woensdag den 99 Junij over Triest en Honderdag
den 30 Junij over Marseille de Mail naar Oost-Indië,
China en Japan.
Honderdag den 30 Junij vertrekt, per laatsten
trein van den Helder, de West-Indische mail over
Southainpton.
Het PLAATSELIJK BESTUUR der gemeente HELDEB maakt
bekend, dat de LOTING voor de in deze gemeente gedurende dit
jaar voor de Schutterij ingeschrevenen is bepaald op VRIJDAG
den 24 JUNIJ 1870, des namiddags ten zes ure.
Dat de loting zal geschieden in het WEESHUIS, in te gaan
door de Oostelijke poort.
Dat men bij de loting moet opgeven de redenen van vrijstelling
van dienst, die men heeft of vermeent te hebben en dat de alpha-
betische naamlijst der ingeschrevenen van heden af, tot den dag
der loting toe, op de gewone kantooruren op de Secretarie ter
inzage is nedergelegd.
Helder, Het Hoofd van het Plaatselijk Bestuur,
den 16 Junij 1870. STAKMAN BOSSE.
de geschiedenis eener 35jarige gevangenschap.
(Vierde vervolg.)
De man, die daar zoo lang en zoo wreed werd gepijnigd,
bezat een rustelooze, werkzame geest, die ook in dit doodsch en akelig
verblijf den tijd niet in ledigheid doorbragt. Nu eens vermaakte hij
zich in de beschouwing der dieren, die in zijn onherbergzaam
kerkerhol hun nest hadden opgeslagen; dan weer vond hij middelen
uit, die strekten tot verbetering van de wapening der krijgslieden.
Eene dezer verbeteringen, ter kennisse der regering gebragt door
de tusschenkomst van den biechtvader der gevangenis, werd terstond
door den minister van oorlog ingevoerd. Ware de man, die zulk
een vinding had gedaan, in hoogen staat geplaatst geweest, onge
twijfeld zou zijn ontwerp zijn toegejuicht en bewonderd. Thans
was de ontwerper een arme gevangene, vertrapt en gepijnigd,
zijn loon bestond in de bestendiging zijner rampen. Endierampeu
waren vele en ze waren zwaar, zeer zwaar. Getuige daarvan een
in zijne gedenkschriften opgenomen verklaring van den geneesheer
Dejean, die daarin het ligchaams- en zielelijden schetst van den
man, vriens lijden zoo vreeselijk wordt genoemd, dat het onmogelijk
is dat langer te dragen.
Aan die verklaring, te uitgebreid om die geheel op te nemen,
ontleenen wij de volgende regelen:
„Die gevangene beklaagt zich, dat zijn gezigt zeer verward is,
en van dag tot dag vermindert; hij is niet meer jong en reeds
over de helft zijner jaren, te weten 42 jaren oud. Hij heeft veel
uitgestaan. Eeeds vijftien jaren dat hij zonder ophouden moet
lijdenzeven jaren dat hij vuur, licht, frissche lucht en zonneschijn moet
missen; hij is sedert 58 maanden opgesloten in een onderaardsch
hol en sedert 40 maanden met ijzers, aan handen en voeten,
liggende op stroo zonder eenig deksel."
Dit getuigenis van den geneesheer, waaraan was toegevoegd eene
aansporing om den gevangene eene betere behandeling te doen
wedervaren, werkte echter niets uit. Men liet hem blijven in het
onderaardsch gewelf en verbeterde zijn toestand niet. Eerst toen
de Seine, buiten hare oevers getreden, haar water in dit naar verblijf
deed vloeijen en de beambten der gevangenis door 't water moesten
waden om den gevangene te bezoeken, eerst toen werd Latude
naar een beter gedeelte der Bastille overgebragt, in een kamer van
den toren en geplaatst onder het dagelijksch toezigt van eenen
Daragon, een man in wiens borst geen vonkje van menschelijkheid
gloorde.
In dit nieuwe verblijf kreeg de gevangene aan zijn venster van
tijd tot tijd bezoeken van duiven, die hij tot zich wist te lok
kenen wier genegenheid hij won. Spoedig waren ze zijne
vrienden geworden en in zijne afzondering van de menschen was
het alöof de omgang met deze dieren hem voor het zoo gevoelig
gemis van gezelligheid schadeloos stelde.
Helaas! ook dit genot werd hem benomen. Daragon, die hem
voor het verlof om die duiven bij zich te houden wekelijks een
flesch wijn afperste, had de onbeschaamdheid er om vier per week
te vragen. Toen Latude hem verzekerde dit offer niet te kunnen
brengen, daar het gebruik van wijn voor zijn gezondheid hoogst
noodig was, verbood de inhalige beambte het houden der duiven.
En toen hij die diertjes kwam dooden, vloog Latude toe en bragt
in vervoering zelve zijne lievelingen om hals.
Hartzeer en verdriet maakten zich daarop van den arme gevangene
meester. In verscheidene dagen weigerde hij voedsel tot zich te nemen.
De komst van een nieuwen gouverneur der Bastille bragt eenigen
tijd later verzachting teweeg in het zoo harde lot van den gevangene.
Door tusschenkomst van deze werd aan Latude toegestaan om dagelijks
gedurende twee uren op het plat der Bastille te wandelen. Dit was
een groot voorregt, want van die wandelplaats kon men een groot
gedeelte van Parijs overzien. Op zekeren dag geraakte Latude in
gesprek met den schildwacht, die hem bewaakte. Al pratende werd
hem door zijnen bewaker medegedeeld, dat deze in der tijd onder
Latude's vader had gediend, die nu reeds overleden was. Ver
pletterend was dit nieuws voor den gevangene; zoo onverwacht
De BUBGEMEESTER der gemeente HELDEB brengt ter voor
koming van ongelukken ter algemeene kennis, dat in den loop der
volgende week met het geschut van Zijner Majesteits Ramschip
„Schorpioen" zal worden aangevangen met Schietproeven met glas
harde puntkogels, uit getrokken kanon van 23 Centimeters,
tegen de gepantserde Schijf op de Hors te Texel, in de rigting langs
de duinen aldaar.
Bij het terugspringen der projectielen, zullen zij dit doen in de
rigting van de Eeede tot op een afstand van p. m. 1500 meters,
en dat gedurende de schietproeven van den voortop van genoemden
bodem eene roode vlag zal waaijen.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 15 Junij 1870.STAKMAN BOSSE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER,
brengen ter kennis van de ingezetenen, dat bij besluit van de
Gedeputeerde Staten dezer provincie van den 5 Mei 11., No. 26,
de Herijk der Maten, Gewigten en Weegwerktuigeu, krachtens de
Wet van 7 April 1869 (Staatsblad No. 57), voor deze gemeente
is bepaald van den 20 tot en met den 29 Junij aanstaande, op
alle werkdagen van des voormiddags 9 tot des namiddags 2, en
's namiddags van 3J tot 6 ure, en op 30 Junij aanstaande alleen
des voormiddags van 812 ure.
den dood eens beminden vaders te moeten vernemen! Zijn vader
had altijd pogingen aangewend om hem te bevrijden; geene
middelen had hij onbeproefd gelaten om den gevangene de vrijheid
te doen hergeven; thans echter bad deze daarop niet langer te
bouwen. Niet minder dan Latudes vader bad ook zijne moeder in
der tijd door hare smeekingen pogingen aangewend tot bevrijding
van haren zoon. Zij schreef zoowel aan de ministers des konings
als aan de markiezin zelve. Met moederlijke teederheid smeekte zij
om vergiffenis voor haar eenig kind, de hoop haars ouderdoms.
Niets mogt baten; het monster van wreedheid was ook door
de tranen eener diepbedroefde moeder niet te bewegen om genade
te schenken.
Ook andere personen, bloedverwanten en vrienden deden pogingen
tot bevrijding, doch alles was te vergeefs. Geen wonder, dat
Latude ook toeu weder een middel beraamde, om, zoo mogelijk,
een straal van hoop ter zijner verlossing te doen schijnen. Het hart
van hen, die uitredding konden schenken bleek verstokt te zijn
voor medelijden; hij wilde nu een poging aanwenden om zijne
vijanden door 't aanjagen van vrees tot zijne invrijheidstelling te
nopen. Niet dan met groote moeite gelukte het hem om, bjj
gebrek aan inkt, pennen en papier, welke zaken hem in het geheel
niet meer werden verstrekt, zich zelve die te verschaffen. Inkt
fabriceerde hij van zwartsel, dat hij wist te vergaren bij 't branden
eener zelfvervaardigde lamp. 't Schrijven geschiedde op randen
van boeken, pennen wist hij mede zelve te vervaardigen. Zijn opstel
bevatte 't verhaal van zijn lijden en een aandrang aan zijn vrienden
om alles in 't werk te stellen om hem te verlossen.
Maar boe nu deze Memorie, tot een pakje zamengevoegd, in
banden der bedoelde personen te brengen? Op zijne wandelingen
had hij, vooral begunstigd door de omstandigheid, dat zijne beide
bewakers hem alleen lieten wandelen, terwijl zij in zijne nabijheid
zich gewoonlijk in drukke, levendige gesprekken verdiepten, den
omtrek bespied en nagegaan of er ook mogelijkheid bestond de
aandacht van een of meer personen op zich te doen vestigen. Dit
was hem gelukt met een paar jeugdige vrouwen, blijkbaar zusters,
die iets van zijne teekens schenen te verstaan. Na eenige dagen
achtereen hun te hebben beduid, dat hij van plan was iets naar
omlaag te werpen, bad hij het geluk op zeker oogenblik het
bewuste pakje naar beneden en aan de voeten van een der beide
vrouwen te werpen. Deze nam het op en bragt het bij hare zuster
in huis. De brief aan de beide zusters werd voorzeker terstond
gelezen, althans de gevangene zag weldra ze beide uitgaan,
stellig om de papieren aan het aangewezen adres te bezorgen; uit
hunne gebaren kon hij dit genoegzaam opmaken. Deze gebeurtenis
had plaats den 21 September 1763 en sedert wachtte Latude te
vergeefs op den uitslag der aan te wenden pogingen. Maanden
later, het was op den 18 April des volgenden jaars, zag hij aan
het venster van het huis, door de beide vrouwen bewoond, een
papier ontrollen, waarop in zeer groote letters geschreven stond:
„De markiezin de Pompadour ia gisteren, 17 April 1764, overleden''
Dit heugelijke berigt deed bij den gevangene de hoop op bevrijding
aanmerkelijk verlevendigen, zelfs meende bij, dat nu wel onmiddelijk
het uur zijner verlossing zou slaan. Hij herinnerde zich het
gezegde van den heer Berryer, dat alleen de dood van dit monster
hem uit den kerker zou doen komen. Zijne goederen, die hij bij
zich had, begon hij reeds te verzamelen en in zijn koffer te pakken,
zoo zeker meende hij te zijn, dat zijn ontslag hem nu terstond zou
worden verleend. Verscheidene dagen echter verliepen er, en te
vergeefs zag hij uit naar den bode, die hem zijne berkregen vrijheid
kwam aankondigen. Gefolterd door deze nieuwe teleurstelling, schreef
hij een brief aan den heer de Sartine, met verzoek om ontslag,
nu de dood van de Markiezin een perk aan bare wraakzucht had
gesteld.
Aan al de officieren en verdere ambtenaren der Bastille was het
uitdrukkelijk bevel gegeven, om den dood der Markiezin geheim
te houden voor de gevangenen. Groot was dus de verwondering
van hunnen chef, toen hij uit den brief van Latude bemerkte, dat
deze met dat overlijden ten volle bekend was. De heer de Sartine
kwam zelve in de gevangenis en deed Latude voor zich komen,
er op aandringende, dat deze hem zonde zeggen, hoe hij dit nieuws
Tot het verrigten dier werkzaamheden is aangewezen het Kantoor
van den Gemeente-Bouwmeester, naast het Weeshuis, op de Kerk-
graoht, Wijk I, No. 307.
De Herijk, die kosteloos geschiedt, zal plaats hebben naar de
volgende verdeeling der gemeente in wijken, als:
Op MAANDAG en DINGSDAG den 20 en 21 JUNIJ e. k.,
voor Wijk A tot en met Wijk H aan bet Westplein, met inbegrip
van Hnisduinen en het Koegras.
Op WOENSDAG en DONDERDAG den 22 en 23 JUNIJ e. k.,
voor Wijk I, van het Westplein tot de Viersprong, voor-en achterom
ter wederzijden van het Helderscbe Kanaal en de Wijken P en Q.
Op VRIJDAG, ZATURDAG en MAANDAG den 24, 25 en
27 JUNIJ e. k.,
voor Wijk K, benoorden de berastering van 's Rijks werf, voor- en
achterom, Wijk L, bewesten de berastering van 's Rijks werf, be
westen het Kanaal en Wijk M, bezuiden de berastering van 's Rijks
werf voor- en achterom.
Op DINGSDAG, WOENSDAG en DONDERDAG den 28,
29 en 30 JUNIJ e. k.,
voor Wijk N, langs de Koopvaarders-Binnenhaven voor- en achterom
en Wijk O of de Nieuwstad.
(Op Donderdag den 30 Junij alleen des voormiddags van acht
tot twaalf ure.)
De belanghebbenden worden aangemaand stiptelijk aan hunne
verpligting te voldoen.
Voorts wordt indachtig gemaakt, dat, hoezeer de Herijk kosteloos
geschiedt, ten bate van het Rijk een regt of loon wordt geheven
was te weten gekomen. Hij kreeg echter een ontwijkend antwoord
de gevangene verzekerde hem, dat men eerder hem wreedaardig ter
dood brengen, dan het geheim ontdekken kon. De heer de Sartine
drong echter des te sterker op de mededeeling daarvan aan, en had
zelfs de laagheid te zeggen: „Spreek! gij kunt tot dien prijs uwe
vrijheid berkrijgen." Vol van verontwaardiging voegde de onge
lukkige -hem toe: „Ik verbeeld mij voor mij te zien den Sultan
Mohammed II, twaalf zijner pages den buik doende openen, om
te weten te komen, wie hunner den gemist wordenden meloen had
opgegeten." Zulk een gloed van verachting van dit voorstel deed
den heer de Sartine heengaanbij zijn vertrek beloofde hij, dat hij
zich het lot van den gevangene zou aantrekken.
Na dien tijd zond Latude herhaaldelijk verzoekschriften aan den
man, die hem eene zoo goede belofte gedaan had; een officier
kwam hem daarop mondeling de verzekering geven, dat de beer
de Sartine zijne beschermeling niet vergat, maar dat hij met nadruk
voor hem werkte.
Op het vernemen van die verzekering, gaf Latude schriftelijk aan
zijnen beschermer te kennen, dat, zoo hij een zekere belooning voor
nog eenige dagen gevangen zitten moest koopen, hij daarvan plegtig
afzag en dat, zoo hij zeker was van na zes maanden honderd duizend
kroonen te ontvangen, hij het blijven van dien tijd in de Bastille
al te duur zou betalendat de eenige gunst, die hij afsmeekte was,
dat men hem regt zou laten wedervaren; dat hij afzag van alle
wraakneming, mits men hem slechts terstond op vrije voeten stelde.
Ook aan deze smeekingen werd geen gehoor verleend en eindelijk
dat wachten moede, en vol verbittering en woede, vatte Latude op
nieuw de pen ter band om al zijn gramschap in een nieuwen brief
uit te storten. Hij dacht: is het onmogelijk mijne tegenstanders
van schaamte te doen blozen, welnu ik zffl hun noodzaken mij het
leven te benemen, en zoo een einde aan mijn jammeren maken.
Het antwoord op dit schrijven bestond in het bevel om den schrijver
van dien brief in een onderaardscli hol te werpen. Daar bleef hij
bijna ééne maand, toen men hem, gebonden als een roofdier, over-
bragt naar de gevangenis van Vincennes. Dit bad plaats in den
nacht tusseben 14 en 15 Augustus 1764.
Aanvankelijk ook in dit gevangenbuis in een onderaardsch bol
geplaatst, werd Latude door de goede zorg van den gouverneur
Guyonet in een kamer geplaatst, waar hij goed werd verzorgd,
terwijl hem .werd toegestaan dagelijks twee uren in den tuin van
het kasteel te wandelen. Die wandelingen deden op nieuw de
gedachte bij hem oprijzen om een poging tot onlvlugting te beproeven.
Op den 23 November 1765 bragt hij zulks, en ook thans weer
met goeden uitslag, ten uitvoer. Ér heerschte een dikke mist en
deze begunstigde zeer de volvoering. Oschoon omringd door wachters,
wist hij hun plotseling te verschalken. Hij stiet de beide schild
wachten op zij en als een vogel zoo snel vlugtte hij weg. Van
alle kanten schreeuwde men: „hou vast! hou vast!" Latude zelf
schreeuwde meê, uit alle magt; verscheidene personen werden door die
list misleid, de laatste schildwacht, dien de vlugteling passeren moest,
was verzekerd, dat hij de vooropgaande moest aanhouden. Deze
sprong echter op hem toe, greep zijn geweer, ontwrong hem dat,
vlugtte, bet geweer eeu eind weg werpende en was spoedig ver
dwenen, zich schuil houdende in het park.
Hier hield hij zich verscholen tot dat hij, begunstigd door de
duisternis van den naeht, te Parijs wist te komen. Hij begaf zich
terstond naar het huis der beide zusters, met wie hij in verstand
houding had gestaan tijdens zijn verblijf in de Bastille. Zij ont
vingen hem met blijdschap, en verhaalden hem wat er gebeurd
was met het pakket, dat hij hun had toegeworpen. Hij bemerkte echter
weldra, dat zij in de behartiging dier zaak meer ijver dan overleg
hadden betoond. Twee der heeren, aan wie zij zich met zijne
papieren hadden te wenden, waren buiten 's lands en de derde,
die pas gehuwd was, had, door zijn vrouw daartoe overgehaald,
van zijn plan afgezien om zich de zaak aan te trekken, uit
vrees voor eigen gevaar. Zij hadden echter door geheimhouding
een goede dienst bewezen en toonden zich, inzonderheid nu, goede
verzorgsters van den ongelukkigen vlugteling. Zij bragten hem
in kennis met hunnen vader, wiens kleederen zij hem deden
aantrekken. (Wordt vervolgd.)