1870. N°. 75. Vrijdag 24 Junij. -4Ê£t JaarSan8* BINNENLAND. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 9 HELDERSCHE if EN NIEUWED1EPER COURANT, .iWjj huldigen het goede." Verschijnt blngsuag-, Donderdag- en Zatdrdag namiddag. bonnementsprijs per kwartaalf 1.80. franco per post - 1.65. Per laatsten trein van den Helder vertrekt Woensdag den 29 Junij over Triest en Donderdag den 30 Junij over Harseille de Mail naar Oost-Indië, China en Japan. Donderdag den 30 Junij vertrekt, per laatsten trein van den Helder, de West-Indische mail over Southampton. HELDER en NIEUWEDIEP, 23 Junij. In het Wetgevend Ligchaam te Parijs zijn jl. Maandag vrij belangrijke discussiën gevoerd ter zake van den aanleg van den St. Gothard-spoortveg. Der regering werd gevraagd naar Frankrijk's regt, om in tijd van oorlog troepen daar langs te zenden. De interpellant, de heer Mony, was ongerust over de politieke gevolgen van deze aangelegen heid. De ministers van Buitenl. Zaken en van Openbare Werken legden evenwel de meest geruststellende verklarin gen af. Volgens die verzekering is Frankrijks belang niet verwaarloosd, Zwitserland's onzijdigheid niet bedreigd. Ein delijk trad nog de minister van Oorlog op, om de beden king, als zou de St. Gothardlijn uit een strategisch oogpunt bezwaar opleveren, te beantwoorden. De discussie, die nog eenmaal zoo warm werd, dat een der sprekers tot de orde geroepen werd, nam een einde, zonder dat evenwel een besluit of een motie aan stemming onderworpen werd. Voor eenigen tijd deelde men eene opgave mede, bevattende een vergelijkenden staat omtrent de kosten van een monar chalen en van een republikeinschen regeringsvorm. Eerst genoemde is ontzaggelijk veel duurder; de laatstgenoemde beval zich dus ook door goedkoopheid aan. Heeft men in den laatsten tijd een poging zien aanwenden om zoo mogelijk eene vereeniging van de drie Scandinavische rijken te bevorderen, in het zuiden van Europa blijft nog altijd de vereeniging van Portugal en Spanje ter sprake. Zouden die beide pogingen ook uitvloeisels zijn van een streven naar bezuiniging door vereenvoudiging? Zou men de kosten van het dure koningschap ook minder bezwarend willen maken voor de deelhebbers? In ernst, er zijn er nog altijd die verzekeren, dat men in Spanje en in Portugal in de hoogste kringen ijverige voorstanders vindt van de min of meer innige gemeenschap der beide rijken onder één hoofd. Zelfs meent men te weten, dat Prim en Saldanha, de hoofden der ministeriën, onder de voorstanders er van moeten geteld worden. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Gisteren zijn aan de kustbatterij Kaaphoofd een vijftal scho ten gedaan met een der stukken van 24 centimeter, welke voor eenigen tijd uit Zweden alhier zijn aangevoerd. Behalve dat de schoten een prachtig effect hadden, zoo vernemen wij, dat de bedding niet noemenswaard door de schokken is verplaatst. Een aantal officieren en belangstellenden was bij deze proeven tegenwoordig. Het stoomfregat Admiraal van Wassenaer is, blijkens de officiële berigten, naar de Caraïbische Zee vertrokken, met het oog op de verwikkelingen, die tusschen de regering van Venezuela en den Nederlandschen zaakgelastigde aldaar zijn ontstaan. Die verwikkelingen vinden hunnen grond in de omstandigheid, dat voor eenigen tijd door onze regering het verblijf op Curayao is ontzegd aan eenige partijgangers, die thans in Venezuela aan het bewind zijn gekomen. Wraak daarover heeft die partij thans aangezet om onzen zaakgelastigde, de heer Rolandus, den voet dwars te zetten en deNederlandsche pakketboot Honfleur en nog een schoener aan te houden. De heer Rolandus heeft zijne betrekkingen met de regering van Venezuela afgebroken, is eerst op zijn togt naar Laguayra aangehouden, later door tusschenkomst van de vertegenwoordigers der vreemde mogendheden vrij gelaten en heeft zich aan boord van het stoomschip Kijkduin begeven. Algemeene instructiën zijn aan het fregat Admiraal van Wassenaer medegegeven ter verzekering en bescherming van Nederlandsche onderdanen en bezittingenterwijl met het oog op de verschuldigde genoegdoening onverwijld nadere instructiën zullen worden gegeven. De handelwijze van den heer Rolandus wordt door de vertegenwoordigers der bevriende mogendheden algemeen goedgekeurd. Een marinier is gisteren avond alhier, terwijl hij aan de haven stond te visschen, neêrgevallen en subiet overleden. Gisteren ontving men aan het postkantoor alhier een brief, met het volgend adres: .Alkmaar den 22sten Junij 1870 in de Kompiestraat woonplaats N°. J. Dien bootschap die gij mede hebt gegeven is niet teregt gekomen want er was niemand te huis." Het adres, waarin door lidmaten der Herv. gemeente alhier wordt gevraagd vrijheid omtrent de doopsformule, Latude was er de man niet naar om zich, in welke gevangenis hij zich ook bevond, stil te houden en lijdelijk af te wachten of zijne vervolgers hem ook te eeniger tijd zijne vrijheid zouden her geven. Hoeveel moeite het hem ook kostte, slaagde hij er in om zich in zijn akelig kerkerhol van pen, inkt en papier te voorzien, en zich zoodoende schriftelijk te wenden tot den heer St. Vigor, dien hij wist dat zijne zaak was toegedaan. Toen zich deze heer echter om informatie naar anderen had begeven, ten einde middelen in 't werk te stellen om zijnen beschermeling zoo mogelijk te be vrijden, vernam hij daar een zóó zware beschuldiging tegen den gevangene, dat hij van diens verdere verdediging ten eenenmale moest afzien. Men verzekerde hem namelijk, dat Latude gedurende den tijd zijner vrijheid, na zijn vertrek uit Charenton, bij eene hoog aanzienlijke vrouw was geweest om haar onder de verschrikkelijkste bedreigingen eene som gelds af te persen. Vol van edele veront waardiging, werpt Latude in zijne Mémoires die beschuldiging van zich en noemt hen, die zoo iets naar zijn hoofd durven slingeren, vuige lasteraars. Hij daagt hen uit hem te bewijzen, hetgeen zij hem toedichten en noemt hen ellendige lafaards, daar zij hem den blaam der eerloosheid niet onthouden, ofschoon wetende dat hij de gelegenheid miste om zich tegen hunne beschuldiging te verdedigen. Lasteraars is de naam die hij hun toeduwt. Was deze nieuwe beschuldiging eene der redenen geweest dat hij achter de kerkerdeuren van Bicêtre werd geplaatst, zijne wraak zucht verdubbelde op het vernemen van eene zoo lasterlijke aan tijging. Nog eenmaal gebruik makende van de gelegenheid om zijne klagten buiten de gevangenis te doen hooren, schreef hij een brief aan den minister de Sartine. Hij betuigde daarin zijne onschuld tegenover den laster, die men bezigde om hem in zijne gevangenschap te doen blijven. Hij smeekte om de gunst om uit Bicêtre naar de Conciergerie te worden overgebragt, dat zijne schuld of zijne onschuld zou bewezen worden en dat hy in het laatste geval op vrije voeten zou gesteld worden. De uitslag van deze poging om zijne vrijheid te verwerven was weder hoogst ongunstig. Een officier, vergezeld van onderscheidene wachters, kwam hem in zijn cachot bezoeken, beroofde hem van zijn kleinen voorraad pennen, inkt en papier en van alle brieven en aanteekeningen, zelfs van die, welke slechts uittreksels waren van vroegere lectuur. Tegenstand baatte niet; de wachters dreigden, dat zij des noods van hunne stokken zouden gebruik maken. Dit was de gewone wijze van behandeling, die men den gevangenen hier in dit kerkerhol deed wedervaren en in zijne gedenkschriften ver haalt de heer Latude gebeurtenissen, die ons met afkeer vervullen jegens de mannen, wier namen daarbij aan de schande worden prijs gegeven. Het was ook in dit verblijf der ellende gewoonte, dat Prijs der Advsrtentiën: Van 1i rogels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsrnimte berekend. welk adres gedurende enkele dagen alhier heeft gecirculeerd, is gisteren, voorzien van 121 handteekeningen, naar de Synode verzonden. In den jl. Donderdag gehouden Schuttersraad alhier is met het oog op de vele militaire hulp welke deze gemeente aanbiedt, besloten het brandpiket der Schutterij van af 1 Julij a. s. tot nader order op te heffen. Gisteren morgen is uit deze gemeente een aantal personen per spoortrein of per stoomboot naar Heilo ver trokken, ter bijwoning van het Zendingsfeest aldaar. Met genoegen vernemen wij dat eene Nederduitsche vertaling van Disraeli's ,/Lothair," bewerkt door mr. A. H. Verster, thans in afleveringen het licht ziet bij de uitgevers Gebroeders Kraay te Amsterdam. Wij vertrouwen dat deze gelegenheid om kennis te maken met dien merkwaardigen en veelbesproken roman van Engelands gewezen Eersten Minister zeer velen welkom zal zijn. Bij besluit van Z. M. is A. Bik, thans ontv, der dir. bel. en acc. te Grootebroek, benoemd tot ontv. derzelfde middelen te Uithuizenopgeheven het ontvangkantoor der dir. bel. en acc. te Grootebroekbevattende de gemeenten Grootebroek, Bovenkarspel en Hoogkarspel. Venhuizen is afgescheiden van het ontvangkantoor der dir. belin- en uitg. regt. en acc. te Enkhuizen en gevoegd bij dat der dir. bel. en acc. te Blokker, onder voortdurend beheer van den tegenwoordigen titularis J. C. Bast; Grootebroek, Bovenkarspel en Hoogkarspel zijn gevoegd bij het ontvang kantoor der dir. bel., in- en uitg. regt. en acc. te Enkhuizen, onder voortdurend beheer van den tegenwoordigen titularis J. Burgerhoudt. Aan den luitenant ter zee 1ste klasse H. van Goens, adjudant van den minister van Marine, is vergunning ver leend tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder 3de klasse van de orde van St. Stanislas, hem door Z. M. den Keizer van Rusland geschonken. De totale opbrengst van den Noordh. Staatsspoorweg HelderUitgeestZaandam is geweest in Maart jongstl. 17,445.77i en in April 18,693.26*. Men verzekert dat het wetsontwerp op de Afschaffing der Tienden in gereedheid is en eerlang aan de Tweede Kamer zal worden ingediend. Aangenomen het beroep naar de Herv. gemeente te Giessen-Nieuwkerk, door ds. R. A. van Deursen, pred. te Purmer. viermaal 's jaars de Luitenant der Policie een bezoek kwam brengen aan de gevangenis, om persoonlijk onderzoek te doen naar den toestand der gevangenen en naar de regtmatigheid hunner klagten. Toen de Sartine en Lenoir dezen post achtereenvolgens bekleedden, werden die bezoeken van lieverlede tot twee en eindelijk tot een verminderd. Ook werd het doel, waarmede zij hun bezoek bragten, hoe langer hoe meer verwaarloosd. De onder hen dienende beambten konden dus vrij willekeurig en onachtzaam te werk gaan in de behandeling der ongelukkigen, aan hunne zorgen toe vertrouwd. Het lust ons niet, al de walgelijke, akelige, hartverscheurende tafereelen te vermelden, van die gevangenis te Bicêtre. 't Was een kerkerhol, waar men in onzen tijd geen denkbeeld van heeft eene ellende werd daar geleden, zoo groot, als met geen moge lijkheid is te beschrijven. In dit hol, waar de onmenschelijkheid als het ware ten troon verheven was, werd de arme gevangene ziek; eene hevige ongesteld heid overviel hem, kennelijk het gevolg der menigvuldige ellenden, die hij te verduren had. Ook omtrent zijn verblijf in de ziekenzalen van deze gevangenis treden wij uit kieschheid niet in bijzonderheden. Deden wij het, gewis zou veler hart bloeden bij 't vernemen van zulke afschuwelijkheden, 't Gezelschap, dat in dit hospitaal aan Latude ten deel viel, bestond uit personen van de laagste, diepstgezonkene leden der maatschappij. In zijne levensbeschrijving noemt Latude een zieke gevangene, onmiddelijk naast hem gelegerd, die, strafschuldig als hij was, zich in der tijd zelve aan een sergeant van policie verraden had voor de som van achttien gulden. Hij was daarop naar Bicêtre gebragt. In dit moordhol scheen het gedeelte voor ziekenverpleging bestemd, wel een verblijf, geschikt om de reeds aanmerkelijke smarten te vermeerderen en den dood des te rasscher te doen naderen. De tafereelen, die de ongelukkige ophangt van de behandeling, die hij als scheurbuiklijder daar heeft ondervonden, zijn afgrijselijk. Bij zijn binnentreden in de gevangenis te Bicêtre had Latude vrijwillig een anderen naam aangenomen, niet willende dat de zijne zou besmet worden door het verblijf in dat eerloos huis. Hij verkoos den naam Jedor, zinspelende op dien van 't beeld van een hond, geplaatst boven den Citadel van een der Fransche steden, houdende een been tusschen zijne pooten, met deze omschrijving: „Ik rust terwijl ik dit been afkluif, en het oogenblik afwacht, dat ik hem zal bijten, die mij gebeten heeft." Die naam Jedor herinnerde den man, zuchtende in zijne gevangenis, bestendig, dat toch wel eenmaal het uur der bevrijding zou aan breken; bet hield zijnen moed levendig, ook te midden van zeer ontmoedigende omstandigheden. Slot volgt.) LATUDE, da geschiedenis cener 35jarige gevangenschap. (Zevende vervolg.) De beschrijving van het verblijf van Latude in de gevangenis te Bicêtre is vreeselijk. De plaatsing van den onschuldige in dit helsch verblijf is een gruwel. In het gemeene pak der eerloozen gestoken, met klompen aan de voeten, werd hij naar een hok gebragt, onder geleide van twee soldaten met stokken gewapend. Hier werd hem zijne portie water en brood voorgezet. Boos wichten, gevaarlijke menschen, die men noodzakelijk uit het verkeer in de maatschappij moest verbannen, waren zijne makkers. Deze spraken niets dan over de door hen verrigte schelmstukken en konden zelfs onmogelijk gelooven, dat hun makker onschuldig zoude zijn. Men vroeg hem, wat hij toch wel had uitgevoerd, hoeveel moorden hij wel had gepleegd, hoevele en hoedanige dief stallen hij verrigt had. Toen Latude aan die menschen zocht te beduiden, dat hij niets dan een onschuldig, eerlijk man was, voegden ze hem toe: „Men heeft u toch zeker om uw kerkgaan niet hier gevangen gezet. Kom, biecht maar op, ge kunt voor ons uw geheele hart uitstorten De meesten onzer hebben reeds tal van processen achter den rug." We zullen niet in alle bijzonderheden treden bij de be schrijving van dit deel van Latnde's ellende. Met walging wenden we ons af van de beschrijving der gruwelen, gepleegd om een man, zóó weinig schuldig, op die wijze te vertrappen. En men bedenke, dat deze man, onder het dragen van een zoo wreed lijden, bij zijne intrede in dit nieuwe kerkerhol reeds den ouderdom van 63 bereikt had, van welke hij er toen 28 in onderscheidene gevangenissen had doorgebragt. Onze lezers hebben wij eenigermate doen kennis maken met de inrigting der gevangenis en de verzorging der gevangenen in de ver blijven, waar men den held van oms verhaal achtereenvolgens goed vond op te sluiten. In geen van die gestichten was echter de behandeling, was de geheele inrigting zóó akelig, zóó vernederend, zóó droevig slecht, als hier in dit rampzalig verblijf. De staatsgevangenen, hier gekerkerd en waaronder Latude behoorde, werden met den naam water- en broodgevangenen bestempelddeze benaming drukt volledig uit op welk een wijze die ongelukkigen werden gevoed en gelaafd. Voegt men hieraan toe, dat het bestuur der gevangenis wreed en willekeurig was, dan heeft men zeker geen zeer aangenaam denk beeld van de wijze, waarop men den ongelukkige thans had gehuisvest.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1