STATEN-GENERAAL.
BUITENLAND.
het volgende curieuse voorval plaats. Een jong paar zou
ten huwelijk gaan; de bruidegom geleidde zijne bruid naar
het gereedstaande rijtuig, doch in plaats van met haar
daarin te stappen, sloot hij het portier en liep weg. De
bruid dit ziende, sprong in haar staatsie-gewaad het rijtuig
uit en liep haar vlugtenden bruidegom na. Wat er van
het paar geworden is, heeft men niet te weten kunnen
komen, maar wel kan men mededeelen, dat de koetsier,
die zonder van hetgeen gebeurde iets te merken, was
doorgereden, eerst toen hij aan het stadhuis stil hield,
gewaar werd dat zijn trouwkoets ledig was.
Bij Apeldoorn struikelde vrouw v. O. met haar kindje
op den arm, en viel op het kind, dat bij den val gedood werd.
Naar men verneemt, is een van de Fransche oorlog
schepen, die naar de Eems of de Noordzee bestemd zijn,
voor Harlingen op de zoo beruchte Pollen vastgeraakt en
zal niet gemakkelijk af te brengen zijn. Het moet een
groot schip wezen.
Jl. Donderdag nacht heeft te Ootmarsum een ont
zettend moordtooneel plaats gehad, doordien de schilder
Knoef aldaar zijne vrouw, en een land van ruim 8 jaren
met een mes de keel heeft afgesneden, waarna hij zich
zeiven als dader heeft aangegeven. De redenen, die hem
tot deze vreeselijke daad hebben geleid, zijn nog onbekend,
doch vermoedt men dat gelegen zijn in huiselijke onaan
genaamheden. De justitie heeft zich van Almelo daarheen
begeven, ten einde een onderzoek in te stellen. D.)
Jl. Maandag kwam te Harlingen van den officier van
justitie te Zwolle berigt aan den commissaris van politie,
dat een kantoorbediende uit genoemde stad met de noorder
zon was verdwenen, medenemende p. m. 20,000 aan
zilvergeld, bankpapier en andere geldswaardige papieren,
verzoekende aanhouding. Ten geleide ging het portret van
den vlugteling. Na ijverig snuffelen mogt het der politie
gelukken den gesignaleerde in een winkelhuis in handen te
krijgen. Het was de rijksveldwachter In den Berke, die
de arrestatie bewerkstelligde. De commissaris van politie
wist al spoedig den arrestant tot bekentenis te brengen.
Hij was aldaar gearriveerd met de Kamper stoomboot en
was nog in het bezit van den vermisten schat.
//Vrouwen van Vederland, blijft niet achter!
Wij hebben eene heilige roeping te vervullen. De banier
van i/het roode kruis op het witte veld" wuift ons tegen.
//Zusters, niet getoefdEr is geen tijd te verliezen. Wie
weet, voor dat eene nieuwe week is aangevangen, rijst
reeds het zielverscheurend kermen en kreunen van duizenden
en tienduizenden, slagtoffers der staatkunde, ten hemel
Het is de redactie van vOns Streven" die aldus spreekt
tot de Vrouwen van ATederland.
//Hoort gij het niet?" gaat zij voort: //Wie kan de ooren
stoppen voor de beden van zoovele rampzaligen, zonder u
der vreeselijkste wanhoop en duizend dooden prijsgeven?
De hand aan het werk geslagen!
./Mogten er ook onder ons zijn, die zich gedrongen
gevoelen, en die tevens volle vrijheid hebben, op het oorlogs-
tooneel zelf, als reddende engelen zich te doen vinden
//Wij voor ons twijfelden geen oogenblik, of eene herinnering
aan //het roode kruis", moest het eerste zijn, dat dit ons
nommer bevatte. Wij weten, dat deze oproeping niet
vruchteloos zal zijn. Op de meeste plaatsen zijn reeds lang
commissiën gevestigd, tot welke gij u wenden kunt. Waar
dit nog niet het geval mogt zijn, worde aanstonds eene
afdeeling opgerigt en inmiddels een aanvang met de noodige
werkzaamheden gemaakt.
//Zoo zullen de Nederlandsche vrouwen, geschaard om
het smetteloos veldteeken der menschelijkheid en der
dienende liefde, aan de wereld haar welsprekend protest
doen hooren tegen den krijg en zijne gruwelen. Dat protest
zal niet ijdel zijn. En de reddende hand, door u uitge
stoken, zal door velen worden gezegend!"
Het N. v. d. D. bevat de volgende korte schets van
het roekeloos spel van enkelen, met geld, goed, rust, levens
geluk en leven van evenmenschen, van duizenden even-
menschen. Het schrijft:
//En wat is de oorlog? Neen! De oorlog moet niet meer
alleen beschreven worden van uit de hoogte, waarop de
Vorsten en magtigen staan. Als de opwindende regiments-
muziek is verstomd, de laatste toonen van de Te Deum's
in de hoofdkerken zijn weggestorven en het volk zich heeft
moêgeschreeuwd, laat dan een de Laboulaye en de stichter
van het Koode Kruis verhalen, wat er dan nu werkelijk
op die velden van eer en glorie te zien valt: wat de oorlog
is. Laat hen u verhalen, vaders, moeders, echtgenooten,
bruiden! Laat hen verhalen van u, uw naamlooze angst,
uw eindeloos wachten op uitblijvende tijdingen, uwe marte
lende onzekerheden, uw geknakte hoop. Laat hen verhalen
dat van degenen, die op het veld van eer gesneuveld heeten,
sommigen van vermoeidheid bezweken langs den weg,
anderen van dorst op het slagveld vergaan. Omtrent uwen
zoon, van wien u enkel gemeld werd, dat hij in dit of dat
treffen gebleven was, vertellen zij u, dat hij met een zeker
aantal anderen verscheurd en gevierendeeld werd door een
aansuisend stuk ijzer, op grooten afstand uit eene onzigt-
bare machine geschoten. Toen hadden de officieren gecom
mandeerd: sluit de gelederen! het gat in den muur van
menschelijk vleesch was gestopt, en de soldaten hadden zich
zoo goed het ging tusschen de onkenbare overblijfselen
hunner kameraden geposteerd. Uw man, goede vrouw,
met dat blonde krullekopje in het zwart op den arm, viel
bij een storm, ergens in den vreemde, in een gracht. Men
voerde, men dreef onder wild krijgsgeschreeuw en in vlie
gende draf zoo veel honderden mannen tegen het schroot
der kanonnen en de kogels der geweren in, dat het voor
het materieel onmogelijk was ze allen te dooden, en die
overbleven kwamen boven of werden er heen gestuwd,
zij wisten zeiven niet hoe; of uw man struikelde, dan of
hij gewond werd, weet men niet, maar hij viel op een
moerassige plek, de menschenstroom ging over hem heen
en zijn laatste woord aan u werd in den stinkenden modder
gesmoord. En uw bruidegom, lief kind? Men heeft er
niet veel gewag van gemaakt, maar de Julij-maand was
heet, het water schaars en bedorven, de vreeselijke ziekte
spookte rond.... hij stierf aan cholera op stroo.... Dat is ook de
oorlog. En die oorlog in de hand van eenen, van weinigen?
Hoe lang nog, Heer!"
Men leest in het Dagblad van Zuidholland:
./Er zijn bezorgde lieden, die zich verontrusten over de
hulp, die door Nederlanders verleend is aan het Fransche
oorlogschip 1'Hirondelle, op de gronden van het Vlie
gestrand. (Zie Rott. Cour. van gisteren). Men make zich
toch over dergelijke evenementen niet bekommerd; noch
in het verleenen van hulp aan oorlogvoerende schepen in
geval van schipbreuk of zeeramp, noch zelfs in het binnen-
loopen van een oorlogschip in onze zeegaten of havens ligt,
naar het volkenregt, eenige inbreuk op de neutraliteit.
Deze zou alleen voortvloeijen uit het doen of helpen van
vijandelijkheden op neutraal gebied.
De N. Rott. Crt. geeft de volgende raad:
//Wij kunnen in den tegenwoordigen tijd aan onze koop
lieden niet genoeg voorzigtigheid aanraden in het verzenden
van goederen naar de oorlogvoerende landen. Zij belmoren
naauwlettend toe te zien, dat zij niets vervoeren wat als
oorlogscontrabande kan worden aangemerkt. Door zulk
vervoer stellen zij niet slechts hunne schepen bloot om
opgebragt en hunne goederen om genomen te worden,
maar zij zouden onze neutraliteit in gevaar kunnen brengen.
i/Wel is waar is de staat niet aansprakelijk voor de
handelingen van particulieren, maar alles behoort vermeden
te worden, wat aan de oorlogvoerenden tot voorwendsel
kan strekken om onze neutraliteit te schenden. Daarom
behoort het eigenbelang bij den koopman te zwijgen en
behoort hij te bedenken, dat hij door contrabande te ver
zenden niet slechts zijn eigendom waagt, maar ook zijn
vaderland in gevaar brengt. Wij vleijen ons, dat geen
onzer kooplieden zulke zware verantwoordelijkheid op zich
zal willen laden en voor een wisselvallige winst gevaar zal
willen loopen van oorzaak te zijn der namelooze ellende,
welke een oorlog aan zijn vaderland zoude berokkenen."
Volgens een particulier telegram van het Vaderland
hebben de Pruissen hun hoofdkwartier gevestigd te Kreuznach.
Aan de Dordr. Ct. wordt door een geacht handels
huis berigt, dat het verbod van den uitvoer van steenkolen
uit Duitschland, langs de rivieren naar Holland, is opgeheven.
Aan het Binnenlandsch Overzigt van de Friesche Crt.,
ontleenen wij de volgende regelen:
»De overvloedige regens, in den laatsten tijd gevallen,
en de daarop gevolgde milde zomerwarmte hebben het
aangezigt des aardrijks geheel veranderd en de gansche
natuur als met leven en zegen bedeeld. Frisch en schoon
staan weide en akker, ruim belooft de oogst te worden,
heerlijk zien de vruchtboomen er uit en het is alsof de
stem des Scheppers door tuinen en gaarden ruischt: ./Ziet
en ondervindt, dat ik goed ben voor mijne schepselen."
En terwijl de landman naarstiglijk zijn tijd verdeelt, om
ter regter ure al de vele bezigheden van zijn arbeid te
kunnen verrigten, klinkt in de nabijheid van ons land de
kreet: //Bloed, bloed! wraak oorlog!» Verstomd en verschrikt
hoort de vreedzame veldeling en de nijvere stadbewoner
dien kreet aan en hij bidt, dat die oorlogsroep nog maar
een dreigement zijn en geen waarheid behelzen moge.
Helaas! het is maar al te zeer waarheid! Die kreet, niet
regtstreeks is hij tot ons gerigt; maar toch hij verpligt
ook de Nederlanders tot waakzaamheid. Met het gereedschap
in de eene en het zwaard in de andere hand, of liever,
de sikkel verwisseld met het wapen des oorlogs, is de
Nederlander genoodzaakt den grond zijner geboorte te vrij
waren tegen mogelijk dreigenden oorlogslast.
Menigeen is door den oorlog bij onze naburen uit zijne
betrekking gerukt, menigeen zelfs zonder hoop van zijn
werkkring weder te vinden, wanneer 's lands dienst zijne
persoonlijke hulp niet meer zal vergen. Doch, als buur-
mans leed kan troosten, dan heeft hij althans dezen troost
dat ook de grooten der aarde moeten gehoorzamen aan de
stem van hoogere autoriteiten, zoodra de oorlog roept. De
Prins von Wied, bruidegom van Prinses Maria, is door
zijn chef, den Koning van Pruissen, opgeroepen, om oogen-
blikkelijk zijn beminde te verlaten en zich te voegen bij
zijn regiment. Moge dit menigeen tot bezadiging stemmen,
die noode van zijn beminde afscheid r.eemt, om het land
bij mogelijke ongelegenheid te verdedigen; hoogstwaarschijn
lijk zullen wij Nederlanders niet van leer behoevente trekken
doch de Prins von Wied zal ongetwijfeld een werkzaam
aandeel hebben aan de nadere krijgsgebeurtenissen.»
Men leest in de Constitutionnel»Het gouvernement
van den Keizer kan niet anders dan zich geluk wenschen
met de houding van Nederland, dat door zijn ligging,
zoowel als door zijn leger en zeemagt zulk een belangrijke
plaats inneemt. Er is niemand in Nederland, die niet
weet, hoe de eerzuchtige plannen van Pruissen sedert
eenige jaren tegen de Nederlandsche onafhankelijkheid
gerigt zijn. De heer von Bismarck zou dat kleine, maar
hooghartige en beroemde volk een lot bereid willen hebben,
gelijk aan dat der Deensche hertogdommen en hij legde
het op niets minder toe, dan van Nederland een tweede
admiraliteit (un second état amiral) van den Noordd.
Bond te makenonder het voorwendsel van handelsbetrek
kingen dacht hij er reeds aan de Pruissische douane tot
voor de poorten van Amsterdam te brengen. Men herinnert
zich de vaderlandslievende beweging, die ten tijde van de
Luxemburgsche kwestie in Nederland ontstond; men heeft
er niet vergeten, dat, zonder de vastberaden houding van
Frankrijk, de Pruissische politiek reeds de resultaten zou
verkregen hebben, die zoo noodlottig voor de onafhanke
lijkheid en autonomie van Nederland zouden geweest zijn.
Het kabinet van den Haag, door ondervinding geleerd en
geleid door zijn vaderlandsliefde, zoowel als door het gevoel
van zijn waarachtig belang, is nu op zijne hoede en iedere
Pruissische intrigue, welke dan ook, zou van dien kant op
krachtigen wederstand stuiten.» (U. D.)
Van 1790—1814, zegt de heer Dieyss in zijne
Chronologie universelle, heeft de oorlog aan Frankrijk gekost
vier millioen vijf honderd zes-en-vijftig duizend menschen.
Naar men meldt, zal de diergaarde, te Keulen als
liggende binnen het vestingrayon, worden opgeruimd en
zullen de meeste dieren naar onze inrigtingen van dien
aard verzonden worden, evenals in 1866 het geval is ge
weest. Reeds is voor de vreemde gasten belet gevraagd.
Onder het opschrift: //Herstel der markt," bevat //de
Nederlandsche Financier» van heden een lezenswaardig
artikel, waarin gewezen wordt op de tegenwoordige kalmte,
die gevolgd is op den angst, welke zich aanvankelijk van
de kleine speculanten had meester gemaakt. De fondsen
gingen daardoor spoedig uit de zwakke handen der specu
latie in de sterke van het groote kapitaal over, dat in staat
is aan mogelijke stormen het hoofd te bieden. Men mag
vertrouwen, dat de oorlog gelocaliseerd zal blijven en niet
van langen duur zal zijn. De vrees voor oorlog is voor
de markt meer te duchten dan de oorlog zelf.
Eerste Hamer.
Zitting van Donderdag. 21 Julij. Er is ingekomen
eene missive van den minister van Buitenlandsche Zaken,
ten geleide van een afschrift der verklaringen, afgegeven
door den graaf von Bismarck en den hertog de Gramont,
betrekkelijk de eerbiediging onzer neutraliteit, ter vertrouwe
lijke mededeeling aan de ledenalsmede de vier door de
Tweede Kamer aangenomen wetsontwerpen, welke reeds
heden avond in de afdeelingen zullen worden onderzocht.
Zitting van Vrijdag 22 Julij. De Kamer heeft de 4
met het oog op de handhaving der onzijdigheid ingediende
en door de Tweede Kamer aangenomen wetsontwerpen met
algemeene stemmen aangenomen.
Tweede Kamer.
Zitting van Donderdag 21 Julij. Een gelijke missive
als bij de Eerste Kamer is ook bij deze ingekomen. Nadat
de minister van Oorlog en die van Financiën inlichtingen
hebben gegeven, worden achtereenvolgens met algemeene
(76) stemmen aangenomen de navolgende ontwerpen van
wet1. op het zamenblijven der militie te land, ligtingen
18661869; 2. op het zamenblijven der zeemilie; 3. tot
het toestaan eener som van 4 millioen gulden voor buiten
gewone uitgaven; en 4. tot verbod van den uit- en door
voer van paarden.
Zitting van Vrijdag 22 Julij. Aan de orde is het
wetsontwerp tot verhooging van Hoofdstuk IV der Staats-
begrooting voor 1870 (vermeerdering der rijksveldwacht).
Na eenige inlichtingen, door den minister van Justitie gegeven,
is dit ontwerp met 61 tegen 10 stemmen aangenomen.
De vergadering is daarop verdaagd.
Aan de mobilisatie der Schutterijen wordt, blijkens
de mededeelingen van den minister van Oorlog in de zit
ting van eergisteren, vooreerst nog niet gedacht. De regering
heeft alleen voorloopige maatregelen genomen ten ein
de een behoorlijke organisatie der schutterijen op het
papier te verkrijgen. Daartoe dient de schifting in den
eersten en tweeden banmen moet weten het aantal be
schikbare mannen en de plaatsen, waar zij zich bevinden,
ten einde, mogt onverhoopt een mobilisatie noodig worden
bevonden, daartoe met spoed te kunnen overgaan.
Bij de Kaïner is ingekomen een wetsontwerp betreffende eene
algemeene belasting op de inkomsten, ter voorziening in
buitengewone uitgaven en ter vervanging van het regt van
patent.
Het hoofdbeginsel van dit wetsontwerp is, dat ieder, die
niet in de daarin genoemde uitzonderingen valt, directe
belasting moet betalen over zijn zuiver jaarlijksch inkomen,
en wel voor zoo veel ten honderd als de wet, aanwijzende
de middelen der Staatsbegrooting, jaarlijks zal bepalen.
Vrijgesteld zijn: in gemeenten beneden 5000 zielen, zij wier
jaarlijksch inkomen zuiver geen 400 bedraagt, van 5000
tot 50,000 die van beneden 500, in de andere gemeenten
beneden 600.
De belasting is proportioneel, niet progressief. Voor
kinderen of pupillen beneden 18 jaren en ten laste van
den belasting-schuldige zijnde, wordt voor elk 5 pCt. van
den aanslag gekort.
Het regt van patent wordt afgeschaft met 1 Mei 1871.
Voor 1870 bedraagt de belasting op de inkomsten ten
100 van het zuiver jaarlijksch inkomen, berekend naar de
vaste inkomsten op 1 Oct. 1870 en de wisselvallige over
1869. De belasting van t pCt. wordt in twee termijnen
verschuldigd, in Nov. en Dec. 1870.
België.
Volgens den Parijschen correspondent van le Journal
de Bruxelles, heeft de Russische Czaar gezegd: »Ik zal
nooit de ontwrichting van Pruissen dulden, maar ik mag wel
lijden, dat men er een kleine aderlating op doet.»
Te Brussel heeft de sociëteit le Sport in de galerij Saint-
Hubert een affiche laten aanplakken, waarbij de liefhebbers
worden opgeroepen om weddingschappen over den ver-
moedelijken loop der oorlogskansen te sluiten. Deze
onderneming heeft echter de algemeene verontwaardiging
opgewekt.
F r a n k r ij k.
Het officieel orgaan deelt een dépêche mede van den
minister de Gramont, waarin de kuiperijen van Pruissen
worden uiteengezet, aangewend om de candidatuur van den
Prins von Hohenzollern in het geheim te bevorderen en
Frankrijk tegenover een fait accompli te plaatsen. Reeds
in 1869 had Benedetti het Berlijnsche kabinet medegedeeld,
dat Frankrijk niet zou kunnen toestaan dat een Pruissische