Verslag van de verwachtingen omtrent den oogst in de provincie Zeeland over 1870: De berigten omtrent de tarwe zijn over het algemeen gunstig. Men vleit zich met eene opbrengst van 30 hectol. per hectare. Alleen in Schouwen en Duiveland is het uit- zigt minder gunstig. De rogge heeft zich door het koude voorjaarsweder op vele plaatsen niet voldoende kunnen ontwikkelen; men ziet echter eene gemiddelde opbrengst te gemoet. Van wintergerst zijn enkele partijtjes door de vorst bena deeld, en dientengevolge uitgeploegd: Het overgeblevene zal waarschijnlijk een ruim beschot opleveren. Het drooge voorjaar heeft een krachtige uitstoeling van de zomergerst belet. De opbrengst zal het gemiddelde waar schijnlijk niet bereiken. De haver is veelal niet goed uitgegroeid, zoo dat het stroo kort is gebleven. Er wordt des niet te min op eene meer dan middelmatige opbrengst gerekend. De paardenboonen zijn veelal slecht opgegroeid en hebben hier en daar ook door de laat ingevallen nachtvorst geleden, zoodat, over het algemeen, slechts een middelmatige oogst te verwachten is. Aan het koolzaad is door de strenge winterkoude veel nadeel toegebragt, zoodat veel daarvan is uitgeploegd. Van het overige is, op enkele uitzonderingen na, slechts eene geringe opbrengst te wachten. De koude en droogte hebben zeer nadeelig op het vlas gewerkt, zoo dat het ten deele als mislukt is te beschouwen. De aardappelen staan bijna overal uitmuntend te velde. Van de bekende ziekte heeft zich nog geen spoor vertoond. De vroegere soorten zijn tamelijk goed van smaak. Van de latere soorten wordt een ruime oogst verwacht. De berigten omtrent de meekrap luiden over het algemeen gunstig. De eilanden Schouwen en Duiveland maken hierop eene uitzondering, alwaar dat voortbrengsel wordt gezegd veel van het sneeuwwater en de vorst te hebben geleden, zoodat de 2jarige ziek is. De jonge plant begon na den gevallen regen aldaar te groeijen. De hooilanden staan zeer schraal, terwijl vele veehouders bovendien verpligt zijn geweest ze te laten afweiden, daar de gewone weilanden, tot voor korten tijd geleden, weinig voeder opleverden; sedert is door den gevallen regen in den toestand der weilanden eenige verandering ten goede gekomen. De toestand der voedergewassen is over het algemeen gunstig. Eene ruime opbrengst wordt daarvan verwacht. Het Utrechtsch Dagblad bevat een brief uit Duitsch- land, waarin onder meer andere politieke beschouwingen omtrent den oorlog, ook eene voorkomt betreffende den uitslag. Is Pruissen overwinnaar, dan zal het leger volgens den schrijver naar Parijs rukken, daar een eind maken aan de dynastie van Napoleon en de Orleansen op den troon plaatsen, en Thiers en Daru als ministers, maar hoogst waarschijnlijk geen aanspaak maken op den linker Rijn oever, dien het toch niet in bezit zal kunnen houden. Overwint Frankrijk, dan zou het de abdicatie vorderen van den Koning en de troonsbestijging van zijn zoon, wien als eerste pligt zou worden gesteld ontslag te geven aan von Bismarck. Bovendien zou Frankrijk de kolendistricten aan de Saar voor zich verlangen. Generaal Douay, die in het gevecht bij Weissenburg is gesneuveld, was een der jongste divisie-generaals van het Fransche leger, daar hij slechts 52 jaren oud was. Hij was een legeroverste van groote verdiensten en bij den soldaat zeer bemind. Evenals maarschalk Bazaine, heeft Felix Douay als gewoon soldaat zijne militaire loopbaan aangevangen. Bij de belegering van Bome in 1849 was hij reeds kapitein en stond hij bekend als een kundig on dapper officier. In de Krim was hij luitenant-kolonel bij het 20ste regiment van linie, en woonde hij de bestorming van den Malakoff bij. Spoedig daarop kolonel geworden van een garde-regiment, vond Douay gelegenheid zich op het slagveld van Magenta te onderscheiden. Dadelijk na het gevecht verkreeg hij den rang van brigade-generaal. In Mexico werd hij benoemd tot divisie-generaal en waar schijnlijk zou de maarschalksstaf hem na het einde van den tegenwoordigen oorlog niet zijn ontgaan, ware hij niet den eervollen soldatendood gestorven. Douay was in het geheele leger bekend door de sterkte van zijn stem en kon in dit opzigt vergeleken worden bij Emanuel Arago, wiens stem in het Wetgevend Ligchaam door niets wordt overschreeuwd. Als een bijzonderheid wordt van Douay, die zelf een uitstekend schutter was, verhaald, dat hij niet de gewoonte had //den kogel te groeten", met andere woorden, dat die onwillekeurige en zenuwachtige beweging hem onbekend was, die, naar het schijnt, zelfs de dappersten niet kunnen bedwingen, als de kogels hen om de ooren fluiten. Pélissier groette den kogel door te knikken, Bugeaud door het hoofd te schudden. Een koopman in haring te Parijs stond dezer dagen onophoudelijk zijn waar aan te prijzen maar het mogt hem niet baten: hij verkocht er niet een. Daar kwam hem een idee in het hoofdhij zou zijn haringen //Pruissen" noemen. Wie wil een Pruis voor een stuiver? wie verslindt een Pruis voor een sous? Twee Pruissen voor twee sous! riep hij. En in een oogwenk was hij zijn //Pruissen" kwijt; ieder kocht er een en sommigen betaalden een halven franc voor een gezouten Pruis. De koopman had uitmuntende zaken gedaan. Op een der Pruissische grensdorpen verlangden dezer dagen twee Fransche soldaten eenige ververschingen. Daar de grensbewoners echter geen woord Fransch verstonden, werden de beide soldaten zóó verwoed, dat ze herhaalde lijk op dreigenden toon het woord vfoudre» uitspraken. De zoon van den Pruissischen boer liep daarop naar den stal, bragt er stroo, haver en hooi, maar verwonderde zich dat er geene paarden opdaagden. //Ik begrijp er niets van," sprak daarop de vernuftige zoon tot zijn niet minder ver wonderden vader, //die Fransche snoeshanen hebben stellig wel tienmaal voeder geëischt, en nu ik het gebragt heb zijn de uilskuikens nog niet te vredenWeetje wat! Ik zal Bismarck laten komen. Die verslindt ze met huid en haar -In het Pruissische leger veroorzaakte de werking der mitrailleuses grooten schrik. Men zag in het vijandelijke leger duidelijk de openingen ontstaan, nadat onder een donderend geweld de schoten waren gelost. Dass ist eine donnerwetters Erjindungriep een Pruis doodel ijk verbleekt, terwijl hij van positie veranderde: bin besser hier neben als dort. Ook noemen de Fransche soldaten de mitrailleuses: koffiemolensomdat zij, even als dat voorwerp voor huisselijk gebruik, "worden rondgedraaid. li l11 E 1/ A I). België. De regering heeft in het officieel dagblad het publiek herinnerd, dat zij, krachtens 's lands wetgeving en de internationale verdragen, het regt heeft om de overseining te beletten van die telegrammen, welke haar voorkomen gevaarlijk voor 's rijks veiligheid of strijdig met 's lands wetten, inet de openbare orde en zedelijkheid te zijn. Deze herinnering moet strekken tot antwoord aan Belgische dagbladen, die klagen dat de particuliere telegrammen in Belgie tegenwoordig door de regering worden onderzocht. Volgens den Parijsclien correspondent van de Indép. Beige, hebben er in het kamp te Chalons, dat thans aan de hoede van de mobiele garde is toevertrouwd, eenige ongeregeldheden plaats gehad. Men schijnt er namelijk niet voldoende voor levensmiddelen gezorgd te hebben, zoodat het 3de bataillon, waarin vooral de manschappen van de Parijsclie wijk du Temple opgenomen zijn, bij zijne aankomst nagenoeg aan alles gebrek leed. Intusschen hadden eenige officieren in hunne tent zich eenige levens middelen verschaft, en dit maakte de verbittering der man schappen gaande, zoodat er oproerige tooneelen ontstonden en eenige officieren mishandeld werden, terwijl één hunner zelfs vrij ernstig is gewond. Hierop schoten het 1ste en 2de bataillon toe, om de orde te herstellen; ook werden eenige troepen, die onder den maarschalk Canrobert stonden en in de nabijheid waren, ontboden. De orde is daarna hersteld. De leiders van het oproertje zijn in verzekerde bewaring gesteld. Intusschen heeft de regering bevel gegeven om voorshands het zenden van bataillons der mobiele garde naar het kamp van Chalons te staken. Aan hetzelfde blad wordt geschreven, dat er sprake is van het plan om twee geretrancheerde kampen in den Elzas op te rigten. F r a n k r ij k. De Keizer heeft de volgende particuliere dépêche aan de Keizerin gezonden: //Louis heeft den vuurdoop ontvangen; hij was bewon derenswaardig in koelbloedigheid en was volstrekt niet aangedaan. Eene divisie van generaal Froissard heeft de hoogten genomen, die den linkeroever van Saarbrücken bestrijken. De Pruissen hebben een korten tegenstand geboden. Wij waren in het eerste gelid, maar de kogels vielen aan onze voeten. Louis heeft een geweerkogel bewaard, die digt bij hem is gevallen. Er waren soldaten, die weenden, toen zij hem zoo kalm zagen. Aan onze zijde zijn slechts een officier en tien man gedood. Napoleon.» Dit telegram, zegt het Noorden, niemand zal het ont kennen, is veelbeteekenend. De Keizerlijke Prins is een 14jarige knaap, nog een kind, die voor de eerste maal het bloedig gewoel van een slagveld aanschouwt, maar die ook, in plaats van de aandoeningen van een aankomenden jon geling, de verharding ten toon spreidt van een grijzen soldaat. Geen spoor van ontzetting, verwondering, angst en andere dergelijke hoogst natuurlijke gewaarwordingen meer, kan het oog des vaders bij hem ontdekken. En toch staat hij in het eerste gelid, ziet dus de verschrikkingen des oorlogs van nabij, de kogels fluiten en gieren, de mitrailleuses maaijen gansche gelederen weg. Saarbrücken staat in brand.... Niets is in staat den Keizerlijken Prins te ontroeren. Hij heeft genot, het kruid bedwelmt hem niet, hij zal een kogel bewaren, die vlak bij hem is neergevallen, als een bewijs van zijne koelbloedigheid. En dat vertelt de vader met hoogmoed aan het leger? aan zijne officieren? Neen aan de moeder van zijn zoon, als het liefelijkst berigt, dat hij haar brengen kan. De 14jarige knaap belooft veel. Als hij later eens een //coup d'état» noodig heeft, dan zal de gedachte, dat hij bloed moet vergieten hem niet afschrikken. Thans schreijen de soldaten over zijne onversaagdheid, wie weet of niet eenmaal Frankrijk andere tranen zal storten, wanneer hij op den troon zal zijn gezeten. Hij heeft zich, heet het in een ander berigt, den naam dien hij draagt waardig betoond, dit zegt genoeg. De tijding van het eerste behaalde voordeel heeft te Parijs een levendigen indruk gemaakt. Le Siècle besluit de mededeeling van het berigt der overwinning, met den kreet //Leve Frankrijk!» Dat blad acht evenwel het feit, dat de Franschen aanvallenderwijs te werk gegaan ziju en de grenzen overschreden hebben, gewigtiger dan de inneming van Saarbrücken, eene open stad, die niet in staat was om ernstigen tegenweer te bieden. //De offensieve beweging (zegt le Siècle), de eenige, die zich met het gemoedsgestel onzer soldaten laat overeenbrengen, heeft tot dadelijk gevolg gehad, dat het tooneel des oorlogs van ons verwijderd is; en wij twijfelen niet, of dit zal allerwege in het land een gevoel van verligting aanbrengen. Saarbrücken is, gelijk men weet, de eerste stad waar men aankomt, wanneer men Rijn-Pruissen door het Saardal betreedt. Denzelfden weg volgende, bereikt men Saarlouis, eene oude Fransche, door Lodewijk XIV gestichte en door Yauban versterkte stad. Zullen de Franschen thans tegen die vesting optrekken; of zullen zij, gelijk sommigen verwachten, haar links laten liggen om regelregt op Mainz af te gaan? Dit zullen de eerstvolgende gebeurtenissen ons leeren.» De Gaulois verhaalt, dat de Fransche generaal Trochu de order om zich' spoedig naar het ministerie van oorlog te begeven, ontving terwijl hij aan tafel zat en juist aan zijn diner zou beginnen. Het was in zijne woning te Contrexéville. Zijne vrouw, de dépêche openende, werd zeer bleek. //Ik had u toch gewaarschuwd», zei eenvoudig de generaal, en zonder verder een woord te zeggen, liet hij terstond zijne vrouw, zijn kind en zijn diner in den steek en ging op een postchais zitten. Jl. Maandag ochtend is in het oude Nijverheids-paleis in de Champs-Elysées te Parijs, waar de Maatschappij tot het verleenen van bijstand aan zieke en gekwetste militairen haren hoofdzetel heefteene revue gehouden over de manschappen en het materieel van de eerste vrijwillige ambulance der genoemde maatschappij, welke naar het leger vertrekt. Het personeel daarvan bestaat uit een eersten chirurgijn, vier chirurgijns, tien adsistent-chirurgijns, internes der Parijsche gasthuizen en twaalf onder-adsistent-chirurgijns, medische studenten, die gezamenlijk een corps van twee- en-vijftig ziekenverplegers onder hunne bevelen hebben, waartoe twee onderofficieren en vier korporaals bebooren. Aan dit personeel is toegevoegd een R. K. aalmoezenier, een Protestantsch predikant en drie beambten of schrijvers. Bovendien behoort bij elke ambulance een heelkundig reserve-corps. De uniform der officieren bestaat uit eene blaauwe korte jas en broek en eene witte of blaauwe kepi met het internationale roode kruis. Elke ambulance beschikt over veertig paarden, waarvan twaalf trekpaarden, bestemd voor het transport van het materieel, over acht rijtuigen, zeventien groote tenten met hare bedden, vijftig kleine tenten, en een overgroot aantal kisten met linnen en ver banden. De groote tenten, welke elk vier-en-twintig bedden bevatten en gemiddeld een omvang van zes ellen in breedte en acht ellen in lengte hebben, kunnen binnen een tijds verloop van tien minuten opgezet en nog spoediger uit elkander genomen worden. Tot het transporteren van gekwetsten beschikt elke ambulance over 300 van hand- Eoomen voorziene bedden en over 100 draagbaren. Naar men berekent, kunnen in eiken veldslag 1500 a 2000 gekwetsten door elke ambulance worden verpleegd. Het plan bestaat om door de administratie van elke ambulance te velde dagelijks bulletins aan de verschillende Parijsche dagbladen te doen toekomen. De Parijsche geneesheer Nelaton, lijfarts des Keizers, is jl. Dingsdag naar het hoofdkwartier van het Rijnleger vertrokken, om het oppertoezigt over de inrigting en wer king der ambulances van de Maatschappij voor de gekwetsten op zich te nemen. De Heer Edmond Rotschild, zoon van baron James Rotschild, is als lid der mobiele garde met de Parijsche bataillons naar het kamp van Chalons vertrokken. Hij is bevorderd tot korporaal. De beambten van den Ooster spoorweg zagen vreemd op, toen zij den heer Edmond Rotschild, honderdmaal milionair en administrateur van dien spoorweg, in een waggon derde klasse zagen plaats nemen. Met denzelfdeu trein is ook vertrokken de heer Victor De Lesseps, zoon van den ontwerper der door graving van de landengte van Suez. Victor is nog geen twintig jaren oud en was vóór de oorlogsverklaring attaché bij het Fransche gezantschap te Berlijn. Victor heeft ook een graad bij de mobiele garde: hij is sergeant. De Figaro meldt: 260 Pauselijke vrijwilligers zijn jl. Zondag Parijs doorgereisd, zich begevende naar Civita- Vecchia. Sedert het bekend geworden is, dat Frankrijk zijn bezettingsleger terugtrekt, houden de Pauselijke comités in Frankrijk, België, Nederland en Ierland zich met koorts- achtigen ijver met aanwervingen bezig. Een bijzonder fraaije luchtspiegel is jl. Vrijdag te Saint-Gildas, op de kusten van Bretagne, waargenomen. Men zag eensklaps een geheele stad ondersteboven op de zee staan, geheel door bergen omringd. De zee was schit terend wit als gepolijsd zilver; regts waren de golven blaauw en links rood. De horizon werd purper en violetkleurig, doch binnen weinig tijds was de begoocheling verdwenen. De stad, welke men weêrkaatst had gezien, was Belle-Isle; deze ligt ongeveer 5 uren van Saint-Gildas verwijderd. De eerste Fransche soldaat die voor den vijand ge vallen is, heet Goudard, van het 5de regeinent jagers. Den 21 Julij werd hij, tusschen Forbach en Saarbrücken, door een Pruissischen kogel neergeveld. Engeland. Lord Russell heeft in het Hoogerhuis op energische wijze den pligt van Engeland verdedigd, om België tot het uiterste te verdedigen. Het vuur waarmede de 78jarige staatsman sprak, bragt zijne hoorders in verrukking. Nadat hij de verpligtingen had nagegaan, die Engeland ten opzigte zijner verdragen had te vervullen, sprak hij over het ontwerp- tractaat. Hieromtrent zeide hij: //Wat mij betreft, ik heb een gevoel alsof een geheim politie-agent bij mij gekomen was en mij verhaald had, dat hij een gesprek had afge luisterd, waarin over een mijner vrienden, wien ik beloofd had, zoo veel als in mijn magt was, te zullen waken tegen alle mogelijke diefstal en inbraak, gesproken werd en dat twee andere personen, eveneens mijne vrienden, in dat gesprek, naar middelen hadden gezocht om het huis van inijn anderen vriend binnen te komen en hem van al zijn eigen dom te berooven. Ik zou dan antwoorden dat ik zeer verwonderd was het te hooren, en dat ik, in de toekomst, geen van beide partijen, die aan het gesprek deelgenomen hadden, zou vertrouwen.» Verder zeide de grijze staatsman //dat het hier niet de vraag was, welke weg gevolgd moest worden. Er is slechts één weg en één pad. De weg van eer en het pad van eer. Wij zijn verpligt België te verdedigen.»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 2