1870. N°. 96. 28 Jaargang. Vrijdag 12 Augustus. Uitgever A. A. BAKKER Cz. GEMEENTERAAD. ONZE KEUZE. W. J. K N O O P, BINNENLAND. KV HELDERSCHE i\IEUWEDIEPER COURANT, ,,Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiëa: Ven iregels 60 eent elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden neer plaatsruimte berekend. Hlaandag den 15 dezer vertrekt, per laatster, trein van den Helder, de West-Indische inail over Southampton. Per laatsten trein van den Helder vertrekt Woensdag den 17 Augustus over Harseille de inail naar Oost-Indië, China en Japan. Zitting van Dingsdag den 9 Augustus 1870. Voorzitter, de heer Burgemeester. Tegenwoordig 12 leden; afwezig de HH. Janzen, Hidde Bok, van Kelckhoven, de Breuk en Zur Mühlen, de laatstgenoemde drie leden met kennisgeving van ver hindering. De aanteekeningen van het verhandelde in de vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat de heer Boomsma de benoeming tot Wethouder heeft aangenomen en stelt thans aan de orde de keuze van een Ambtenaar van den Burger lijken Stand. Met 11 stemmen wordt de heer Boomsma daartoe gekozen; ééne stem was op den heer Braaksma uitgebragt. Vervolgens wordt overgegaan tot de benoeming van drie hulponderwijzers aan de gemeente-scholen. De navolgende voordragten worden daartoe ter tafel gebragt: Voor de eerste vacature: lste candidaat H. Roukens, te Heilo. 2de v W. C. Matser, u Helder. 3de u H. Schipper, u Haarlem. Voor de tweede vacature lste candidaat W. van Twisk, te Alkmaar. 2de i J. Kuilman, u Haarlem. 3de H. Dieho, Helder. Voor de derde vacature: lste candidaat A. W. Swart, te 2de u H. Slothouwer, u Zaandam. 3de u J. J. Verweij, a Overschie. De uitslag der stemming is dezeGekozen zijn de hulp onderwijzers Roukens, van Twisk en Swart, de eerste met 8, de tweede met 11 en laatstgenoemde met 10 stemmen. De hulponderwijzer Matser verkreeg 3 stemmen, Dieho 2, Schipper en Slothouwer ieder 1 stem. Ter zake van het in de afdeelingen plaats gehad hebbend onderzoek van de Rekeningen en Verantwoordingen van het Gemeentebestuur, van het Algemeen Weeshuis en van het Burgerlijk Armbestuur over 1869, wordt door den algemeenen rapporteur, den heer Braaksma, verslag uit gebragt. Dat verslag luidt gunstig; het bevat de verzekering dat die stukkeu volkomen in orde zijn, dat de ontvangsten en uitgaven door de bijgevoegde bescheiden behoorlijk worden gestaafd en eindigt met het voorstel om die stukken goed te keuren en de besluiten tot goedkeuring vast te stellen. De Raad vereenigt zich met algemeene stemmen met de conclusie van het rapport en keurt de genoemde rekeningen goed, sluitende als volgt: Rekening van de Ontvangsten en Uitgaven der Gemeente Ontvangsten 172213.87 Uitgaven - 150620.53| Goed slot 21593.331 Rekening van het Algemeen Weeshuis: Ontvangsten 14116.39 Uitgaven- 12931.52 Goed slot 1184.87 Rekening van het Burgerlijk Armbestuur: Ontvangsten 13722.03| Uitgaven- 13626.46 Goed slot 95.57^ Gedurende de vaststelling der rekening van het Algemeen Weeshuis verwijdert zich de heer de Lange, regent van dat gesticht, uit de vergadering. De Voorzitter herinnert, dat de wet van 5 April 1870 (Staatsblad N°. 63) bepaalt, dat voor gemeenten boven de 10,000 zielen het collegie van zetters voor de directe belas tingen des Rijks uit 7 leden bestaatdat de Burgemeester of diens plaatsvervanger, ambtshalve voorzitter is van dat collegie en dat de overige leden gekozen worden door den Commissaris des Konings in de provincie uit dubbeltallen, door den gemeenteraad op te maken. De Voorzitter doet opmerken, dat het voor den Raad moeijelijk is voetstoots tot de keuze van een 12tal personen, die daarvoor geschikt zijn, over te gaan en verklaart zich, ter tegemoetkoming daaraan, bereid eene naamlijst mede te deelen, door het Dagelijksch Bestuur opgemaakt, het aan de leden overlatende om daarvan al dan niet gebruik te maken. De vergadering vereenigt zich met deze aanbevelingslijst van B. en W., waarop de namen zyn vermeld van de HH. D. de Lange, W. J. Maalsteed, J. Borst, C. Abbenes, L. Jelgersma, mr. D. P. H. Aberson, C. Berghuis, W. C. M. van Bruggen, C. Giltjes, H. J. Janzen, G. Korf en Chr. van Veen. De Voorzitter deelt mede, dat op 18 Julij 11. eene veri ficatie van de boeken en de kas van den gemeente-ontvanger heeft plaats gehad. Een en ander werd in orde bevonden. De in kas zijnde gelden bedroegen/29551.54. Aangenomen voor kennisgeving. Op voorstel van HH. Commissarissen van het Gemeente- Ziekenhuis wordt besloten aan den bewaarder van die inrigting, M. Koorn, eene gratificatie toe te staan, groot 25, ter tegemoetkoming voor het houden eener dienstbode, die in de dienst van het Ziekenhuis noodig is. De Voorzittter deelt mede, dat er is ingekomen een adres van het bestuur van het Artillerie-Vrijkorps alhier, houdende verzoek om subsidiedat door B. en W. aan genoemd bestuur eenige inlichting is gevraagd, ter zake van het doel waarvoor zulk eene subsidie benoodigd is doch dat op die aanvrage op dit oogenblik nog geen ant woord is ingekomen. Het voorstel des Voorzitters, om in afwachting daarvan de behandeling van het adres te ver dagen tot eene volgende zitting, wordt met eenparige stemmen goedgekeurd. Tot plaatsvervangende leden van het stembureau bij de op Dingsdag den 16 dezer te houden verkiezing van een lid der Staten-Generaal worden benoemd de HH. Groen met 10 en Jelgersma met 9 stemmen. De heeren Hugenholtz en Berghuijs verkregen ieder 2 stemmen, de heer Maalsteed 1 stem. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een missive van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, den heer Steyn Parvé, inhoudende de uitdrukking van den wensch naar eenige wijziging in het Middelbaar Onderwijs alhier. Dit stuk is in handen gesteld van de Commissie voor dat deel van het Onderwijs alhier, en nu stelt de Voorzitter voor om eene Commissie uit den Raad te benoemen, die gezamenlijk met B. en W. de missive van den Inspecteur en het Rapport der Commissie onderzoeken en ter voor lichting der vergadering een nader rapport uitbrengen zal. Overeenkomstig het voorstel des Voorzitters wordt besloten en tot leden der bedoelde Commissie worden benoemd de HH. de Breuk, Braaksma, Maalsteed en Jelgersma. De in de vergadering aanwezige leden dier Commissie nemen die taak op zich. De Vergadering hecht hare goedkeuring aan den door B. en W. gedanen aankoop van de opzigters-keet, gediend hebbende bij den aanbouw van het Koninklijk Instituut voor de Marine alhier. Die aankoop is geschied met het oog op de behoefte aan een lokaal, geschikt voor het onderwijs aan het kader der Schutterij en voor andere dus danige diensten, waarop door HH. officieren van dat corps herhaaldelijk is gewezen. Het gebouw zal geplaatst worden achter de keet, welke dient tot bureau voor de gemeente werken. De kosten bedragen ruim 400 en zullen uit den post van Onvoorziene Uitgaven worden voldaan Met het oog op de tijdsomstandigheden wordt besloten om den verkoop der perceelen in de Nieuwstad, waartoe in eene vorige zitting is besloten, nog eenigen tijd uit te stellen. De Voorzitter herinnert, dat op de begrooting voor dit jaar o. a. is uitgetrokken de som van 4000 voor het maken van een bazalt-kaai aan den oever van het Heldersch kanaal bij het Molenplein. Bij nadere opnemingen van den gemeente-bouwmeester is het gebleken, dat die raming nog aanmerkelijk zal. moeten worden verhoogd, daar de toe stand van den grond het noodig maakt om er eerst te heijen. De raming zou daardoor wel tot 7000 stijgen. B. en W. stellen, ook met het oog op de onmogelijkheid om, zoo lang de oorlog duurt, bazaltsteen te verkrijgen, voor, om den aanleg van den bazalt-kaai, nog een jaar uit te stellen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De Voorzitter merkt op, dat de tijd nadert waarop het noodig is den minister van Binnenlandsche Zaken uit te noodigen tot het indienen bij de Vertegenwoordiging van een wetsontwerp, waarbij aan deze gemeente de voortdurende heffing der verbruiksbelastingen gedurende een zeker tijds verloop wordt toegestaan. De Raad magtigt daarop het Dagel. Bestuur, om uit zijnen naam daartoe de noodige stappen te doen. Bij de gewone rondvraag bekomt de heer Braaksma het woord. Spreker wijst op het onlangs plaats gehad hebbend geruchtmakende feit van het beklimmen van het kruidschip in onze haven en zou, ter geruststelling van het publiek, gaarne daaromtrent eenige inlichtingen ontvangen van den Voorzitter, die, als hoofd der politie, daarmede bekend kan zijn. De Voorzitter antwoordt, dat de nasporingen tot nogtoe vruchteloos zijn gebleven. Dat, zoo hier als te Wieringen (men had de sloep die rigting zien kiezen), geen persoon wordt vermist; dat op dat oogenblik niet een Fransch schip in onze haven aanwezig was; dat het gevaar zoo groot niet was als men vermoedde, want dat er geen kruid op dat schip geborgen was, maar alleen projectielen, die, met vuur in verbinding gebragt, zeker het allereerst den vermetelen ondernemer zouden hebben gedood; dat men vermoedt, dat de gewaande aanvallers verdwaalde matrozen van een of ander vaartuig zijn geweest, of anders personen, die belust waren op den koperen huid van het vaartuig. De toegebragte wond, denkt men, is niet van ernstigen aard geweest en daardoor verborgen gehouden. De heer Braaksma dankt den Voorzitter voor de gedane mededeeling. Vervolgens klaagt de heer Jelgersma over den tragen afvoer van het water bij hevige regenbuijen, gelijk in de jongste dagen, tengevolge waarvan in de huizen aan den Dijkweg het water binnenstroomde. Hij beveelt aan, dat bij zulke gelegenheden de schuiven der riolen, in het Heldersch kanaal uitkomende, zoo spoedig mogelijk worden opengezet. De Voorzitter antwoordt, dat daarop toezigt zal gehouden worden, terwijl het evenwel aan ieder vrijstaat om in zulk een geval zelve zoodanige schuif te openen. Niemand der leden vraagt meer het woordde vergadering wordt door den Voorzitter voor gesloten verklaard. Het is den kiezers in dit district bekend, welke de reden is, dat zij op Dingsdag 16 dezer weder aan de stembus worden geroepen ter verkiezing van een lid der Tweede Kamer van de Staten-Generaal. De Heer KNOOP, onze afgevaardigde, aarzelde geen oogenblik om, in de dagen waarin hij op andere wijze dienst aan het Vaderland kon bewijzen, zich ter beschikking van Z. M. den Koning te stellen, door in actieve dienst op te treden. Dit had echter tengevolge, dat hij zijn mandaat als Volksvertegenwoordiger moest nederleggen. De Centrale Kiesvereeniging heeft, in hare te Schagen gehouden vergadering, na wisseling van gedachten, besloten om den Heer KNOOP weder tot haren Candidaat te benoemen. Bezwaar daartegen bestaat er niet. Het is te verwachten, dat de oorlog niet zoo heel lang zal duren, en terstond nadat de krijg ophoudt, kan de Heer KNOOP weder in non-activiteit treden en zijn mandaat als Volksvertegenwoordiger weder aanvaarden, 's Lands belang zal dus door deze keuze niet zoo zeer schaden en men stelt er prijs op den Vertegenwoordiger van dit district te behouden, die in tijden van rust en vrede de volksbelangen in 's Lands Raadzal behartigt, op eene wijze, waardoor hij aanspraak maakt op de sympathie van ieder die de liberale rigting voorstaat. Zijn uitgebreide kennis omtrent alles was met de landsverdediging in betrekking staat, maakt zijne keuze almede hoogst wenschelijk en daarom, kiezers! op a. s. Dingsdag een blijk van hulde gebragt aan den Heer Luitenant-Generaal van liet Nederlandsche leger. HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Augustus. Men moet erkennen, dat de Pruissen in den aanvang der krijgsbedrijven al zeer gelukkig zijn geweest. Van Fransche zijde wordt het overwigt der Pruissen uitsluitend toege schreven aan de omstandigheid, dat er telkens een veel kleinere magt der Franschen tegenover hen stond. Maar waarom werd dan door den Franschen opperbevelhebber niet gezorgd, dat, met den vereiscliten spoed, een nieuwe legerafdeeling ter plaatse werd heengezonden, waar de strijd plaats vond? De Pruissen hebben, dit is duidelijk, met eene vrij groote krijgsmagt hunne vijanden aangevallen op een plek waar deze niet zoo talrijk waren en daaraan hebben de Franschen de zware verliezen te danken, die zij geleden hebben. Op het leger en de bevolking van Frankrijk heeft het gebeurde een zeer diepen indruk te weeg gebragt. Het is moeijelijk, uit de vaak tegenstrijdige berigten de waarheid te weten te komen. In sommige tijdingen straalt de vrees door, dat de oorlogsgebeurtenissen zeer ontmoe digend werken op den geest der bevolking en als men daar verneemt, dat Parijs in staat van beleg is verklaard, dan is er voor ieder gewoon mensch geen twijfel aan, of de regering des lands is beducht voor den volksgeest. Reeds verneemt men, dat die zich hier en daar in ongunstigen zin jegens de regering begint te openbaren. Andere berigten daarentegen hangen een aangenaam en treffend tafereel op van de geestdrift, die in 't leger heerscht en t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1870 | | pagina 1